De nota begint met de behandeling van een aantal reacties; dan komt een positiebepaling, die als uitgangspunt voor de toekomst dient en ten slotte worden inhoudelijke reacties op de oorspronkelijke nota weergegeven, zodat we enigszins weten welke kritiek destijds geuit is, voor zover die kritiek de opstellers bereikt heeft, want er was veel meer dan in de nota in kaart gebracht is.
In grote lijnen kan gezegd worden dat de opstellers van dit rapport een aantal reacties gehonoreerd hebben, bijvoorbeeld van de kant van moslims en van de Raad van Kerken. Maar verder stelt de nieuwe nota vaak teleur. In 2.1. wordt gehandhaafd dat de verschillen tussen moslims en christenen eerst geëtaleerd mogen worden voordat we concluderen wat we gemeenschappelijk hebben. In 2.2. heerst weer de theologie met de beperkte visie over de praktijk. In 3.2. wordt gelukkig wel beleden dat men te weinig oog had voor de diversiteit van de islam. Ook in 3.5. trekken de opstellers soms het boetekleed aan, bijvoorbeeld als het gaat over de weergave van jihad of de bewering uit de nota dat moslims Jezus slechts erkennen als profeet. In 4, als het gaat over de vraag of we het hebben over dezelfde God, wordt gematigder en genuanceerder gesproken dan in de eerste nota; dit heeft geleid tot een goede aanbeveling, zie hieronder. In 4.1. gaat het over het samen mogen bidden; het mag nog steeds niet, maar de toon is gematigder; overigens: in de praktijk van het samen bidden zullen zowel moslims als christenen zoeken naar teksten die ze beiden voor hun rekening kunnen nemen zonder de eigen identiteit geweld aan te doen; wat dat betreft zouden beide nota’s veel minder angstig en betuttelend moeten zijn! Onder 4.3. gaat het over de dialoog. Een openingszin is: ‘Juist vanwege de missionaire opdracht is de dialoog legitiem en noodzakelijk’. Zo’n zin zal bij een vriendelijke lezing welwillend overwogen worden, maar kan zeer veel misverstand wekken. Het wekt de indruk dat de dialoog nog valt onder de missiologie, maar de dialoog bepaalt de missiologie! De problematiek van de ene mensheid bepaalt de aandacht voor en de inhoud van de interreligieuze dialoog. Zowel de oecumenische als de interreligieuze dialoog staan in het ene perspectief van het eschaton van het gemeenschappelijk verzoende menszijn. Grung definieert dialoog als ‘… a mutual encounter between equal parties, without hidden agendas, not aiming at transforming the other but at taking part in a mutual transformation that may happen through the encounter.’ ‘Recht doen’ aan moslims betekent daarom ook dat we moslims zo vertrouwen dat we met hen samen op zoek gaan naar een nieuwe, gemeenschappelijke ruimte, taal, en werkelijkheid zonder onrecht aan onszelf te doen. Die insteek hebben de opstellers van de nota en de vervolgnota zelfs niet overwogen.
Het beste van de nota is misschien hoofdstuk 6, de positiebepaling, die uitdrukkelijk gepresenteerd wordt als basis en uitgangspunt voor de ontmoeting van christenen en moslims in ons land, het ‘kader voor verder beleid’ van nu af aan [p. 21]. Ook in deze positiebepaling is de kerk nog erg met zichzelf bezig, met de eigen identiteit en met de eigen belijdenis. Nergens wordt die positiebepaling echt concreet [bij punt 1 had bijvoorbeeld verteld kunnen worden waar de kerk in de dialoog met moslims de plank heeft misgeslagen; bij andere punten wordt over het profeetschap van Mohammed, de Koran, de positie van de vrouw etc. gezwegen]. Na het lezen van deze positiebepaling zullen weinigen zo enthousiast worden dat ze de dialoog met moslims metterdaad willen zoeken. Toch blijkt in deze positiebepaling wel dat de opstellers zich iets hebben aangetrokken van alle kritiek, bijvoorbeeld in aanbeveling drie, waar staat dat de vraag of we in dezelfde God geloven niet de belangrijkste vraag is, want volgens de christelijke en islamitische traditie is er één God, de God die Abraham geroepen heeft. Dit ademt althans iets gemeenschappelijks! Bij aanbeveling 5 wordt de bereidheid van de kerk onder woorden gebracht om fundamentele vragen opnieuw onder ogen te zien [genadiglijk wordt maar geen voorbeeld gegeven welke vragen dat zouden kunnen zijn, maar toch]. Kortom: Deze positiebepaling, hoewel nog steeds defensief, ademt toch een opener sfeer dan de nota zelf. Ook al omdat gezegd wordt in aanbeveling 4 dat moslims God oprecht zoeken [er had bij kunnen staan: En veel van Hem begrepen hebben!] én omdat de nadruk op getuigen onder moslims in de aanbevelingen ontbreekt, terwijl we uit de discussie weten dat éen van de dingen die in de oorspronkelijke nota benadrukt zou moeten worden juist dat getuigen is: dienstbetoon op zich is niet voldoende, zo maakte Overeem duidelijk, zie p. 28 van de vervolgnota.
Kort samengevat: De toon van het kader voor verder beleid is gelukkig een stap in de goede richting vanwege de goede toon en een voorzichtiger benadering; er wordt minder hard geoordeeld dan in de oorspronkelijke nota en geloven in dezelfde God lijkt zelfs mogelijk. Wie overigens op dit punt een goed boek wil lezen, leze van Miroslav Volf het boek Allah. Het antwoord van een christen, uitgeverij Van Wijnen, 2012.
Tot slot wordt gezegd dat de kerk blijvend aandacht moet besteden aan de toerusting van gemeenten voor de ontmoeting met moslims. De kerk had jaren geleden dr. J. Slomp en mw. dr. G. Speelman als gekwalificeerde islamologen in volledige dienst. Beiden zijn wegbezuinigd en er is momenteel niet één fulltime islamoloog in dienst van de kerk. Een loze kreet tot slot dus.
Kraan is al met al best positief en dat vind ik opmerkelijk.
Alle initiatieven komen vanuit de kerk. Een paar voorbeelden: Moskee bezoek, dialogen met Moslims etc.
Waar kom ik tegen dat Imams Moslims aansporen om ook eens een kerk te bezoeken? Misschien sla ik de plank helemaal mis maar dan hoor ik het wel. Dat Jezus de Zoon van God is en de enige weg die leidt tot de Vader vergeet dat niet tijdens de dialoog.
Nou dan komen we een eind in de dialoog als we zelf de waarheid in pacht hebben. Belangrijker lijkt mij de wederzijdse ontmoeting, oprechte nieuwsgierigheid en de bereidheid van elkaar te leren. Als het goed is komt er in elke dialoog een transformatie tot stand. De Amerikaanse theologe nelle morton, sprak van: hearing each other into speech. Dat lijkt me voor elk goed gesprek een uitstekende tip!
Het blijft jammer dat de PKN nooit probeert een voorloper te zijn, maar achter de troepen aan marcheert. Meer moed en fantasie, dat hebben we nodig in een tijd waarin religieuze diversiteit voor alle godsdiensten de uitdaging bij uitstek is!
*eva
Het is jammer dat je niet ingaat op de tweede alinea.
Wat betreft de laatste , daar kom je als christen niet
onderuit. In een ding heb je gelijk , een dialoog die er op
uit is bv om gezamelijke diensten te organiseren is bij voorbaat
mislukt. Wat dat aangaat moet de christenheid eerst op
eigen terrein eenheid bereiken.
Kan een Christen (de Christelijke Kerk) in een ander een absolute vijand zien? Mag zoiets Christelijk gedacht (niet)?
Hoe dachten de eerste Christenen over om iemand te noemen Keizer Nero? Zouden ze – als dat praktisch had gekund -een dialoog met hem hebben willen aangaan? Om hem te bekeren? Of gingen Christenen dan liever de arena in om zich door hongerige beesten te laten verscheuren?
Neem WO II. Moest je gewapenderhand in het Verzet gaan, of persoonlijk veiliger Christelijk blijven hameren op een dialoog met Hitler (cf. Nero)?
Kortom, wil de PKN zich door de Islam laten op eten om Zalig te worden, of verzet bieden? Of denkt de PKN de Islamieten te kunnen bekeren?
Ik geloof in Christus en herhaal mijn vraag aan de PKN en aan wie het maar wil horen: kent = herkent de PKN een vijand?
Als Jezus spreekt van het liefhebben van je vijand, van het zegenen die je vervolgen, van het de andere wang toekeren … Dan erkent Hij impliciet dat er dus een vijand kan zijn.
De vraag hier is of je moslims ziet als vijand. Is het niet altijd zo geweest dat aanhangers van een religie (traditie-aanhangers daargelaten) vanzelfsprekend overtuigd zijn dat dat het “ware geloof is” en dat elke koerswijziging daarin als afvallig gezien wordt en een schuldgevoel oplevert. Dat is bij moslims niet anders. Met elk systeem dat het denken stil zet (en in religies is dat niet ongebruikelijk) is de dialoog lastig. Eva (zie eerder) noemde het “de waarheid in pacht”. Aan kerkleer vastgeroeste kerkgangers hebben daar vaak last van. Ik zie de moslim niet als vijand, maar als slachtoffer van de Islam, zeker de moslima wiens huid het zonlicht niet mag zien en tenslotte eindigt met een vitamine-D tekort. Om met een woord van Jezus te eindigen : Aan de vruchten kent men de boom.