Wreedheid
In de geschiedenis van het westerse christendom hebben velen gepoogd om het bestaan van God te bewijzen op rationele gronden. Evenzoveel pogingen echter zijn ondernomen om het tegendeel aan te tonen. Hoewel de eerste beweging mij uiteraard sympathiek is, ben ik geneigd de laatste de sterkste papieren toe te dichten.
Alles afwegend lijkt de werkelijkheid van alledag te pleiten tegen het bestaan van God. En dan heb ik het over de christelijke, persoonlijke God van liefde. De grote boosdoener daarin is wat mij betreft: het bittere raadsel van het lijden.
Waar orde en harmonie nog van het bestaan van een scheppergod zouden kunnen getuigen, wordt dat teniet gedaan door de grimmige keerzijde van deze schepping: de onvoorstelbare wreedheid. In de natuur, maar ook van mensen.
Het gelijk van Ivan Karamazov
Dit probleem, de theodicee, is het hoofdthema in Dostojevki’s De gebroeders Karamazov. Een van de broers, Ivan, legt de gelovige Aljosha het vuur na aan de schenen:
“Waarom moeten onschuldige kinderen lijden? Voor de eeuwige harmonie? Dat weegt voor mij te zwaar, […] al was het maar één gemarteld kind, één kindertraan die in Gods voorzienigheid nodig was voor de totale harmonie.”
Aljosha komt er niet uit. En ik ook niet. Ik wil er ook niet uitkomen. Daarom presenteer ik mij bij dezen als voer voor atheïsten. Een hapklare brok. Vreet mij maar op. Ik hoop oprecht dat dit een band schept.
Verleid
Telkens doe ik aldus mijn best om God af te zweren, maar het probleem is dat ik steeds weer verleid word. Ik hoef maar het zilveren zomerlicht te zien tussen de wolken en ik ben verkocht. Ik kan het niet helpen. Er ontspringt iets aan mijn geest dat ik maar moeilijk anders dan als lofprijzing kan omschrijven. En zie, daar ontsnapt mij ook het woord ‘God’.
Ik hoef maar in de ogen van onze kleinkinderen te kijken en God heeft mij alweer overtuigd van haar aanwezigheid.
In de liturgie heb ik het ook. Een man die zichzelf omschreef als een geloofsscepticus kwam tijdens een wandeling per toeval in een klooster, maakte een getijde mee en verzuchtte: “Hier moet je wel heel erg je best doen om niet in God te geloven.”
Geen keuze
Zelf zou ik het omdraaien. Ik ervaar een mij te boven gaande stilte die ik alleen als goddelijk kan duiden. Zo gezien is God geen wezen waarvan je eerst het bestaan moet erkennen of bewijzen, maar een metafoorwoord voor een ontroering, die over de rand loopt, die niet anders kan dan transcenderen in woorden als ‘goddelijk’ en ‘heilig’.
Deze bovenrationele Godbeleving is sterker dan alle rationele argumenten. Het is geen keuze. Wie het kent, kan niet anders. Zoals in de beroemde woorden van Abel Herzberg over mensen die zingen: niet omdat zij willen, maar omdat er een stem in hen oprijst.
Tegelijk verklaart het niets en lost het de klemmende vraag van Ivan niet op. Dat moet ook niet. Laat die vraag maar de open wond blijven in alle Godervaring.
Goddelijke fragiliteit
Het meest onderga ik God in de ultieme teerheid. Niet in almacht of verpletterende grootheid. Het is juist in de meest broze kwetsbaarheid dat ik het goddelijke ontwaar. Een kwetsbaarheid die liefde oproept en genereert.
En liefde geneest. Geneest alles.
Dat is het enige wat ik weet.
Het woord ‘God’ drukt voor mij een werkelijkheid uit die ons overstijgt in fragiliteit – en daarmee in liefde.
Onze oudste kleinzoon heeft een chromosomenafwijking die bekend staat onder de naam Fragiele X.
In zijn dromerige ogen lees ik God.
God
Een ree die uit een bomenrand
teder tevoorschijn treedt.
Een vlinder van fluweelpapier,
ragfijn getekend en gekleurd.
Een tortelmeisje zachtjes koerend,
het hoofse buigen van haar doffer.
En de fragiele chromosomen
van onze kleinzoon met Fragiele X.
Mooi en bondig verwoorde ervaring van de immer ondoorgrondelijke kracht van de liefde die in een gebroken wereld ons een andere kant op leert kijken.
Mooi en zo herkenbaar verwoord, ik zeg er amen op.
…niet omdat zij willen zingen, maar omdat er een stem in hen oprijst…. amen
Het is bijna vertederend hoe theïsten (christenen, niet-geseculariseerden) contact proberen te leggen met atheïsten/seculieren.
Elders op NieuwWij Gerard Westendorp en nu Wim Jansen.
Hij “wil [zich] dan ook verbinden met principiële atheïsten”. Wat het onderscheid is tussen principiële en niet-principiéle atheïsten, weet ik niet. Mogelijk ontkennen de principiële atheïsten het bestaan van God, zoals in de inleiding van dit artikel staat; terwijl de niet-principiëlen eenvoudig het CONCEPT GOD NIET-RELEVANT vinden
“Daarom presenteer ik mij bij dezen als voer voor atheïsten. Een hapklare brok. Vreet mij maar op. Ik hoop oprecht dat dit een band schept.”
In het geheel niet; ik heb tenminste helemaal geen behoefte wie dan ook (metaforisch) op te vreten. En een band is ook niet ontstaan door de hier beschreven geloofstwijfel.
Nog minder door het betoog daarna over fragiliteit waar de atheïst (toch het onderwerp van dit artikel) uit het zicht is geraakt.
Wijlen professor Henri van Praag merkte ooit snedig op: Humanisten voeren eerst God op om hem daarna te kunnen ontkennen. Mogelijk geldt zoiets ook voor atheïsten? En, dichter en theoloog Willem Barnard zei desgevraagd: ‘Van God weet ik niks, ik lees de Schriften’.
Als je de bijbel leest, word ik niet echt overtuigd in het bestaan van een God.
Maar om hem totaal te ontkennen, dat gaat mij iets te ver. Daar hebben we ook geen bewijs voor. In de tussentijd mogen wij hem gezamenlijk uitbeelden.
.