Door: Lars Cornelissen

Voltaire geloofde zonder meer in God. Zijn God was echter niet de God van de christelijke kerk, noch die van de moslims, noch die van de joden. Volgens hem heeft God weliswaar de wereld geschapen en deze onderhevig gemaakt aan natuurwetten, maar Hij is niet constant ‘mee aan het kijken’ met de mensen en Hij grijpt ook niet in Zijn schepping in. Een dergelijk godsbeeld wordt ook wel deïstisch genoemd.

Een gevolg van het deïsme, evenzeer als van het atheïsme dat vandaag de dag in zwang is (maar dat in de Verlichting al bestond), is dat de geloofsovertuigingen van de gevestigde religies resoluut worden verworpen. Dogma’s, bovennatuurlijkheden en openbaringen (en daarmee ieder ‘heilig’ schrift) worden als louter door mensen verzonnen nonsens gekarakteriseerd. Op zichzelf genomen zijn deze verkeerde geloofsovertuigingen volgens Voltaire niet schadelijk of problematisch; een probleem ontstaat pas wanneer mensen uit naam van hun zelfverzonnen, illusoire waanbeelden elkaar uit gaan roeien of vervolgen. Dit is onverdraagzaamheid, en onverdraagzaamheid is, aldus Voltaire, volstrekt onredelijk.

Naast dat het onredelijk is, is het ook nog eens regelrecht in strijd met de centrale stelregel van nagenoeg iedere religie: houdt van uw buurman zoals u van uzelf houdt. Met andere woorden: naastenliefde maakt de kern uit van iedere religieuze ethiek. Het uitmoorden van andersdenkenden uit naam van de eigen godheid is daarom naast onredelijk ook nog eens volstrekt niet te verantwoorden binnen de eigen religieuze overtuigingen.

Vandaag de dag is er niet veel strijd meer tussen verschillende religieuze belijdenissen – zeker niet gewelddadige strijd. De Verlichtingsmoraal lijkt zijn taak te hebben volbracht; het Westen heeft het wetenschappelijke tijdperk bereikt waarin religie een privé-affaire is geworden, áls mensen al bezig zijn met religie. Verdraagzaamheid, waar Voltaire zo hard voor heeft gestreden, is in nagenoeg iedere Westerse grondwet te vinden. Auguste Comte zou trots zijn.

Zou Voltaire ook trots zijn? Ik betwijfel het. Zolang we leven te midden van politieke partijen die op grond van religieuze of politieke voorkeuren discrimineren, atheïsten die – in fanatisme de gemiddelde kruisvaarder evenarend – de kerk koste wat het kost willen vernietigen of vluchtelingen die de grens worden gewezen omdat ons land ‘vol’ is, zal Voltaire niet tevreden zijn. Het Westen kan zichzelf dan wel karakteriseren als een verlichte utopie – de morele avant-garde der planeet aarde – maar zolang dit meta-religieuze humanisme niet iedere dag in de praktijk gebracht wordt, is er werk aan de winkel. Immers, een zelfbenoemde humanistische maatschappij die niet verdraagzaam is, schaadt daarmee inherent het kernprincipe van het humanisme en neemt zichzelf daarmee volstrekt niet serieus.

Gelukkig begint verdraagzaamheid bij het individu zelf. Ieder mens kan een betere wereld creëren door bij zichzelf te beginnen. Dat hoeft niet te betekenen dat het deïstische godsbeeld van Voltaire meteen aangenomen dient te worden. Het betekent vooral de acceptatie van de mogelijkheid dat jij zelf fout zit en het vasthouden aan de kerngedachte van het verlichte, Westerse humanisme. Wie zichzelf ruimdenkend en redelijk, of, in één woord, verlicht vindt, moet ook verdraagzaam zijn. Laten we onszelf serieus nemen als erfgenamen van de Verlichting; laten we de kernprincipes van de democratie en het humanisme uitdragen. Laten we Voltaire trots maken.

Lars Cornelissen is masterstudent Filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij specialiseert zich in hedendaagse politieke filosofie.

Nog geen reactie — begin het gesprek.