Het atheïsme is van deze theïstische god de ontkenning. Veel van mijn generatiegenoten die rond hun twintigste God hebben afgezworen, volharden het liefst in die karikatuur, teneinde er hun pijlen op af te kunnen blijven vuren – zonder oog te hebben voor de nuances en de dynamiek van de laatste decennia. Maar ook vele gelovigen zijn blijven steken in deze gemakkelijke versie van God.
Er is, als het over God gaat, vaak sprake van een enorme denkluiheid. Wat is de overeenkomst tussen God en het Nederlands elftal? Iedereen praat erover mee, ook wie nooit tegen een bal heeft getrapt.
Crux
Ziezo, dat is van mijn lever. Tegelijk, zo simpel als ik het hier voorstel, ligt het niet. Het theïstische godsbeeld lijkt me meer een theologische constructie dan ervaren werkelijkheid.
Je zou, bijvoorbeeld, zeggen dat de protestants-christelijke boerenwereld waarin mijn vader leefde door dat beeld werd bepaald, maar hij beleefde God zeker niet dualistisch theïstisch, veeleer in de hem omringende werkelijkheid. In het wonder van ontkiemend zaad, de zon van het vroege voorjaar, de geboorte van een kalf, en vooral: als troostende nabijheid, innerlijke rust en kracht.
Ook de Vlaamse schrijver/dichter Felix Timmermans ontstijgt het theïstische godsbeeld van zijn rooms-katholieke overtuiging, vooral in zijn mystieke gedichten (Adagio):
“De kern van alle dingen
is stil en eindeloos…”
Je kunt maar moeilijk beweren dat deze ‘kern van alle dingen’ wijst op een van ons gescheiden God in een bovennatuur. Integendeel, het is een poëtische duiding van het mysterie om ons heen en in ons. Een, in theologenjargon, immanente God.
En daarmee zijn we bij de crux beland: God is ‘van ervaring’, en daarmee een innerlijke aangelegenheid. Een geestelijke werkelijkheid.
Zoals Meister Eckhart zegt: “Het eigenlijke leeft in het binnenste van de ziel. Daar zijn alle dingen voor jou tegenwoordig […] in hun zuiverste vorm.’
Bewustwording, meer dan geloven
In de christelijke traditie is dat besef altijd aanwezig geweest. Lang geleden, voor God, geloof en religie werden opgevreten door de ratio en uitgepoept als‘feitelijke waarheid’, benadrukten de Cappadociërs – onder anderen Dionysius de Areopagiet – het onkenbare en onzegbare van God.
Zij mediteerden tot in het oneindige op de ontkenning van hun godsbeelden: God is NIET dit of dat, maar God is ook NIET-NIET dit of dat, en ook NIET-NIET-NIET…
Zo geraakten zij tot bewustwording van het niet-weten, de innerlijke leegte, de ‘kern van alle dingen, die stil is en eindeloos…’ De diepte van de menselijke geest spiegelt het duizelingwekkend uitdijende universum. Evenals het universum is ook ons brein een mysterie, waarvan wij ons slechts een paar procent bewust zijn. Een mysterie, vele malen dieper en rijker dan het woord ‘God’ kan uitdrukken.
Het gaat om die bewustwording, meer dan geloven.
De toekomst van geloven?
Wat we bedoelen met het woord ‘God’ ligt dus ver voorbij dat woord. In het besef daarvan kunnen we het onbekommerd gebruiken. Of niet. Zoals de benedictijn en zenmeester Willigis Jäger in zijn boek Voorbij God dat woord liever vervangt door ‘HET’.
Het doet er niet toe.
Indien religie getypeerd kan worden als ‘een vinger naar de maan’, dan zijn de woorden ‘God’ of ‘HET’ of welk ander woord ook, een vinger naar het peilloze universum, zowel het innerlijke als het uitwendige.
Wat zich van daaruit destilleert naar ons toe als ‘kern van alle dingen’ blijkt de liefde te zijn. Dat betekent dat het daarom gaat. God, geloof en religie zijn geen doel in zichzelf, maar bestemd om zichzelf overbodig te maken. In de liefde.
De toekomst van geloven ligt voorbij zichzelf. Marketing van de kerk, derhalve, schiet zijn doel voorbij.
Kan het mogelijk zijn: Het ervaren van een mysterie in mijn diepste binnenste dat niet helemaal van mij is en waar ik toch deel van uitmaak. Het geeft mij een sereniteit die ik vroeger niet kende. Het geeft mij het warm gevoel dat het leven geen individuele zaak is.
Dankbaarheid.