“Wellicht leest hij zelfs mee, tussen het bandenplakken en rommelmarkten afstruinen door”, schrijft Benzakour. Want, zoals zijn vader hem ooit vertelde: “Bij Allah is alles mogelijk.”
Wanneer zijn eveneens ongeletterde moeder in 2010 half verlamd raakt en haar spraakvermogen verliest, voelt Benzakour de urgentie om de herinneringen van zijn vader te vereeuwigen met een bandrecorder en een notitieblokje. De schrijver voorkomt hiermee dat een andere toegangspoort tot ‘Het Benzakour Archief’ en een kennisbron van een uitstervende taal, het Berbers, definitief afgesloten raakt.
Hoewel het in eerste instantie een persoonlijk verhaal betreft, tekent Benzakour met dit boek niet alleen de herinneringen van zijn vader en die van zichzelf op, maar ook die van een migrantengeschiedenis, van ruim een halve eeuw, waar vele Nederlanders zich in zullen herkennen.
Dit boek hoort wat mij betreft dan ook in een Nationaal Archief. Het schetst onder meer een beeld van de komst van migranten eind jaren zestig, de gezinshereniging in de jaren zeventig, de omgang met het cultuurverschil toen en het huidige politieke klimaat.
Verlies is een belangrijk thema in dit boek. De weg naar migratie is er namelijk niet een van louter winst. Zoals Benzakour in zijn boek heel simpel en treffend zegt: “Vooruitgang is niet altijd vooruitgang” (p.94). Hoewel hij in dit specifieke citaat vooral doelde op oudere en nieuwere vormen van sanitair in zijn geboortedorp Ouled Ali, zou je het metaforisch kunnen doortrekken naar het leven in het algemeen en het migrantenbestaan in het bijzonder: het verlangen om je ziel op je ‘eigen aardige’ manier uit te drukken en te ontlasten is en blijft existentieel. Vooruitgang in dit boek, gaat dus niet alleen over moderniteit, maar ook over het verstrijken van de tijd en de afbraak van lichaam, geest, dromen, verwachtingen, normen en waarden die daar bij komt kijken.
Als Zouliga, na vijfenzestig jaar huwelijk en een ziekte-parcours van negen jaar komt te overlijden, blijft M’hamed nog een klein aantal jaren doorschuifelen met zijn rollator in hun flat op negen hoog. Een van de weinige geneugten die hij nog heeft is de satellietschotel, waar het wereldnieuws ongefilterd uitgezonden wordt. Ook het opkomend populisme in Nederland is hem niet ontgaan:
“Op een avond zei hij tegen me: ‘Zoon, deze wereld tuimelt langzaam in de afgrond. Gedenk Allah.’ (…). Gelukkig heeft hij niet hoeven meemaken dat Geert Wilders met zijn PVV de grootste werd van het land, en gelukkig heb ik hem ook niet hoeven vertellen dat uitgerekend dit ooit zo beminnelijke landje, het landje dat over de hele wereld zijn vingertje heft over mensenrechten, dat dit land tot twee keer toe tijdens de VN-stemming naliet om zich te bekommeren over een van de gruwelijkste massaslachtingen van na de Tweede Wereldoorlog, die in Gaza. Die horror is hem goddank bespaard gebleven.” (p. 166, 1e druk).
Benzakour weet wederom een gewichtig thema, met gevoel voor humor en poëzie aan de lezer te brengen en te ontroeren.
Dit boek heeft mijn heimwee naar de jaren zeventig en tachtig, waarin de geborgenheid die je als kind kon voelen en waarin de kracht en bestaan van ouders eeuwig leek aangewakkerd en verstofte herinneringen weer opgefrist.
De reus van de Rif heeft onder meer met zijn vraag, zijn herinneringen, en zijn spraak een grote voetafdruk achtergelaten. In Marokko gebruikt men veelvuldig de uitdrukking: “Wie kinderen heeft, sterft niet.” Dat geldt wat mij betreft ook voor schrijvers van mooie relevante boeken, zoals deze.
Mohammed Benzakour. De Reus uit de Rif. Herinneringen aan mijn vader. 176 pagina’s. ISBN 9789026367441. Ambo|Anthos, juni 2024.