Rechtsfilosoof Paul Cliteur schrijft in zijn Monotheïstisch dilemma dat het probleem van islam, christendom en jodendom is dat zij Gods wil hoger achten dan de wet. Cliteur heeft half gelijk: religieuze mensen onderwerpen zich niet zonder meer aan de wet, ook niet als die democratisch tot stand gekomen is. De wet staat voor hen onder het oordeel van een hogere instantie. Deze basisovertuiging geldt niet alleen voor joden, christenen en moslims, maar voor ook boeddhisten en sikhs. En voor veel mensen die niet religieus zijn. Cliteur heeft echter ongelijk als hij dit een probleem noemt. Het is de kracht van onze samenleving.
Het is precies hierom dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging beschermd moet worden. Voor de moderne staat is het moeilijk te accepteren dat mensen zich niet zonder voorbehoud aan haar onderwerpen. Moderne staten moeten uiteindelijk over de levens van hun burgers kunnen beschikken. Als het nodig is moet hij hen de oorlog in kunnen sturen en teneinde zich te willen opofferen, moeten burgers heilig in de staat geloven. Daarom wil de overheid graag zeggenschap hebben over wat religies doen en verkondigen, daarom probeert zij met eigen rituelen en symbolen te beïnvloeden wat mensen ten diepste geloven en daarom is zij geneigd vrije religie als per definitie gevaarlijk te beschouwen.
Het recht op godsdienstvrijheid is een breuk met deze logica. Het stelt vast dat de staat niet onvoorwaardelijk zeggenschap heeft over burgers. Ook de democratische staat gaat niet over wat mensen ten diepste geloven en als heilig beschouwen, wat zij om dat heilige te eren menen te moeten zeggen – ook tegen buitenstaanders: het recht op het geloof te verkondigen hoort bij de vrijheid van godsdienst – en te doen. In principe gaat de staat hier niet over, want natuurlijk moet de overheid optreden wanneer er in naam van een religieuze overtuiging mensenoffers worden gebracht, of wanneer mensen met een beroep op een God of de afwezigheid ervan wetten niet gehoorzamen. Maar erkenning van het recht op godsdienstvrijheid legt vast dat dit de volgorde is: vrijheid is het uitgangspunt en moet worden beschermd, tenzij dat onmogelijk is.
De discussie over de godsdienstvrijheid laat zien, hoe revolutionair het idee van de mensenrechten nog altijd is. Zij poneren dat de staat of de wil van het volk niet de grondslag van de wet is, niet per definitie absoluut en heilig. Het is de taak van de wet iets te beschermen wat aan haar is voorgegeven, wat om respect vraagt en autoriteit heeft. In dit licht zijn fundamentele levensovertuigingen van mensen van belang als pogingen deze autoriteit te eren en dit respect vorm te geven. Daarbij botsen ze onderling en hebben de neiging zichzelf als absoluut te poneren in plaats van zich in dienst te stellen van het absolute, en dat maakt dat hen soms grenzen moeten worden gesteld. Maar ze moeten eveneens beschermd worden tegen de staat die hun vrijheid in naam van het volk voorwaardelijk wil maken en de neiging heeft niets als absoluut te erkennen omdat het zichzelf als het enige absolute beschouwt.
Hoe fundamenteel en daarmee ook ongemakkelijk het vrijheidsidee is dat onder de mensenrechten ligt, maakt het recht op godsdienstvrijheid duidelijk. De rommelige discussies van het moment zou aanleiding moeten zijn dit opnieuw duidelijk te maken.
Heel mooi artikel. Dank je wel.
Borgman weet als geen ander aan te geven wat er misgaat in de discussie over vrijheid van godsdienst.
Erik Borgman heeft maar ten dele gelijk.
Hij stelt: ” De wet staat voor hen onder het oordeel van een hogere instantie. Deze basisovertuiging geldt niet alleen voor joden, christenen en moslims, maar voor ook boeddhisten.” Dat laatste klopt niet: boeddhisten kennen geen hogere instantie. ; wel zijn ze wat anarchistisch van aard, trekken zich liever niet teveel van autoriteiten aan. (Ik ben boeddhist en zeg dit dus van binnenuit.)
Verder negeert hij het feit dat staat en religie altijd met elkaar in wisselwerking hebben gestaan en ook nu staan. Concreter: iemand vanuit zijn of haar religie (of een religieuze organisatie) mag zich ook met de staat bemoeien, en bv zeggen dat die staat het niet goed doet.
Tenslotte is er het probleem dat (georganiseerde) religies zich soms of vaak afhankelijk maken van de staat, namelijk financiële middelen willen ontvangen, bv voor scholen of omroepen.
Wie godsdienstvrijheid wil in de mate zoals Borgman voorstaat, is voorstander van bijna absolute scheiding van kerk en staat, dus dan ook geen subsidie of andere gunsten van de overheid willen hebben.
Ik ben niet voor zo’n absolute scheiding.
Joop
‘Maar erkenning van het recht op godsdienstvrijheid legt vast dat dit de volgorde is: vrijheid is het uitgangspunt en moet worden beschermd, tenzij dat onmogelijk is.’
Wat een geklets: ‘beschermd, tenzij’, die caesuur, daar gaat het toch om!? Als een religie (of een godsdienst of een levensovertuiging) ‘ten diepste’ voorschrijft 1. mensen van een bepaald slag af te slachten, of alleen maar te minachten, 2. levend (Azteeken) harten uit te rukken, 3. dieren onverdoofd te slachten, vrouwen te knevelen en eventueel te stenigen, zijn dat dan allemaal respectabele religies die als zodanig oermodellen van de vrijheidsrechten zijn? Of is de ene religie toch niet de andere? Heb je goeie en slechte godsdiensten?
Net als die hoogleraar uit Tilburg haal ik godsdienst en religie maar door elkaar, wat toch niet juist is.
Van Marx is de volgende uitspraak: ‘Critiek op de maatschappij begint met critiek op de religie.’ Absoluut anti-Marxist vind ik dit van Marx toch wel een goed advies dat ik als zodanig graag aan Borgman doorgeef. Laat hij zich daarover eens TEN DIEPSTE in contemplatie storten. Verder wat lezen van Frits Staal.
Mag ik concreet worden?
Vrijheid van godsdienst – vanzelfsprekend is sprake van vrijheid van godsdienst. Het lijkt het intrappen van een open deur. En de maatschappij heeft ervoor zorg te dragen dat die vrijheid er ook daadwerkelijk is.
Maar ik heb er zo mijn heel concrete vragen bij. Hoever gaat het recht van vrijheid op godsdienst? Wanneer spreek je eigenlijk van godsdienst? Wat is daarin de visie op God, mens en maatschappij? Hoe verhoudt zich een godsdienst tot de mens en tot de rechten van die mens? Of zijn die ondergeschikt aan de – een – godsdienst? Wat maakt een godsdienst tot Gods-dienst, tot dienst aan God?
We zeggen dat er één God is. Maar die manifesteert zich dan wel op heel verschillende manieren.
Van de ene God mag je op zondag niet zwemmen, mag sex voor het huwelijk niet, mogen homo’s het niet met elkaar doen, etc.
Huwelijk en priesterschap verdragen zich niet met elkaar, zie echter de geschiedenis. Euthanasie is verboden maar is tegelijk van alle tijden. Er zijn vooral verboden, en wat niet verboden is moet. Daarbij is het gemakkelijk een beroep te doen op Gods Woord. Wie kan daar iets tegenin brengen?
Concreet
Ik was gevraagd voor te gaan in de uitvaart van een oude man van het woonwagenkamp. Wanneer ze getrouwd waren? Ze hadden geen idee. Ze liepen ooit, zoals iedereen dat deed, gewoon samen weg en waren daarmee getrouwd. Ja, het was wel opgeschreven op het gemeentehuis, maar dat was een zakelijke formaliteit waar zij niets mee hadden. Van de anderen uit het gezin was één stel gewoon in een wagen gaan samenwonen, dus die waren niet eerst weggelopen. Nu ze vaker wóónden, d.w.z in een huis, was er ook vaker een bruiloft, maar nog lang niet altijd. En ook al wonen ze in een huis, ‘een burger zal ik nooit worden,’ zei de weduwe.
Van oorsprong zijn ze nog wel katholiek, maar de kerk staat veel te ver van hen af.
Wat is trouwens de geschiedenis van het huwelijk? Hun verhaal deed me denken aan wat ik las over de geschiedenis van het huwelijk en over Luther, die trouwde met zijn Katharina von Bora in de 16e eeuw. Ook bij dat huwelijk was geen sprake van een ‘boterbriefje’, wel van een getuige – en hoe. Die getuige was zijn vriend Justus Jonas, die heel respectvol en liefdevol schrijft over hoe Martin en zijn Katharina ‘het deden’, en hoe gelukkig zij waren en hoe ontroerd Justus was omdat hij erbij mocht zijn en zag hoe gelukkig zijn vrienden waren. Dat was pas getuige zijn bij een huwelijk. En hoe gaat het nu? Het aantal regels is dermate gejuridiseerd wat betreft geldigheid en ‘verboden maar toch geldig’, dat het iedere redelijkheid verloren heeft. Het gaat niet meer om de mens maar om de regel.
Zie de ontwikkeling van het celibaat, de vragen rondom de vrouw in het ambt en de andere bekende heikele kwesties. Dan vraagt de kerkleiding zich af of er niets belangrijkers is. Natuurlijk zijn er kwesties rond gerechtigheid en een eerlijk verdelen van voedsel e.d. Maar die mondiale vragen zijn te groot voor het dagelijks leven van het individu.
Waar is sprake van Gods woord en wanneer is er spraken van een interpretatie van Gods woord? Wanneer is er sprake van kerkelijke regels? En hoe verhouden die zich tot elkaar? De verhalen uit het Brabantse, het weigeren van de communie aan een homo, en het verbieden van een kerkelijke uitvaart voor iemand die overleed na euthanasie spelen zich ook af op andere plaatsen.
In andere christelijke denominaties gelden weer andere regels, zoals die m.b.t. de verkiesbaarheid voor een politieke functie. En dat allemaal met een beroep op het Woord van God. Van welke God?
Wanneer er sprake is van al dan niet verkapt macht uitoefenen is er wat mij betreft iets heel erg mis.
Misschien moeten we wel spreken van godsdienst en religie, waarbij religie een overstijgende levensvisie, een religieuze visie is zonder dat daar een organisatie en rechtssysteem aan ten grondslag ligt.
Of we moeten eens heel goed gaan nadenken over wanneer er sprake is van eens sekte…. Vrijheid van sekte lijkt me niet goed. Voor mij ligt daar een grens.
http://www.corriewolters.nl
Bij de vraag :”Vrijheid van godsdienst”komt de tweede vraag “vrijheid van welke godsdienst”. De islamitische (godsdienst-)wetten zoals die gepraktiseerd worden in sommige arabische landen (Bijv. een man mag maximaal vier vrouwen tegelijk hebben) druisen in tegen de katholieke godsdienstwetten (trouwbelofte aan een vrouw, meer vrouwen is overspel). En wat denkt de heer Borgman van het stenigen van vrouwen in sommige islamitische landen? De stelling van de heer Borgman, luidend “De vrijheid van godsdienst is de moeder van de vrijheidsrechten”verwijs ik persoonlijk naar het rijk der fabelen.
Voor zover ik het begrijp heet Borgman het alleen over godsdienstvrijheid in Nederland. Hier is steniging verboden. Of de wet moet onlangs aangepast zijn, maar dan had ik het vast wel gehoord.
Verder vallen in Nederland religieuze wetten (ik noem het liever voorschriften, geboden en verboden) onder de Nederlandse wet, die voor alle Nederlandse burgers geldt. In Nederland is het trouwen met meerdere partners net als stenigen verboden.
Maar als Nederland wil dat een huwelijk tussen 2 partners van hetzelfde geslacht in andere landen geaccepteerd wordt als rechtsgeldig zullen we ook moeten accepteren dat er in anderen landen polygamie wel wettelijk is toegestaan.
De heer Borgman is hoogleraar in de theologie van de religie in het bijzonder het christendom. Hij begeeft zich nu echter buiten zijn vakgebied theologie op het gebied van geschiedenis (o.a. van het christendom) en van de juridische wetenschap om te verklaren dat vrijheid van godsdient de moeder is van alle vrijheidsrechten? Gezien de reacties heeft hij helaas geen studie gemaakt noch van de geschiedenis noch van de juridische wetenschap. Schoenmaker (Borgman)blijf bij je leest, zou ik zeggen !
geloof wat je wilt maar laat een ander met rust, en de wet altijd boven religie.
het kan toch niet zo zijn dat de een zich aan een wet moet houden en een ander niet omdat hij/zij het een of ander geloof beleid waar je dingen moet of niet mag doen die tegenstrijdig zijn met de wet.
want wanneer is een religie een religie? ik kan ook wel wat verzinnen, dik boek over het vliegende spaghetti monster schrijven en zo onder wetten uit komen.