Ik kijk elke dag naar televisiebeelden van groepen vluchtelingen die ergens bij een grensovergang in Europa zijn gestrand. De manier, vermoed ik, waarop mijn verlegenheid met het onderwerp tot uitdrukking komt. Het zijn beelden van vermoeide ogen, koude lijven en gelaten kinderen die gedurende de tocht het huilen hebben verleerd. Mensen die in het hier en nu proberen te overleven. Het mentale en fysieke niemandsland van een vluchteling die nog niet is aangekomen.
En tussen al die mensen zie ik veel meer vrouwen en kinderen dan de cijfers van het CBS vertellen. Misschien zoemen camerajournalisten graag in op families, op vrouwen en kinderen. Beelden die het ontrollende vluchtendrama in Europa menselijker weergeven dan met enkel mannen voor de camera. Mannen die de kans lopen als gelukzoekers te worden weggezet. Vrouwen en kinderen vertegenwoordigen het kwetsbare leven, zij appelleren aan gevoelens van zorg en veiligheid.
Dat is precies wat de Europese Kinderombudsmannen voor ogen hebben met de oprichting van een taskforce. Alle vluchtelingenkinderen die Europa bereiken, moeten de veiligheid, het onderwijs en de zorg krijgen waar ze recht op hebben. Een noodzakelijk initiatief want van de vier miljoen vluchtelingen die alleen al Syrië hebben verlaten, is de helft minderjarig. Maar verdienen – het onderwerp speelt al wat langer door mijn hoofd – hun moeders, zusters en nichten die speciale aandacht niet evenzeer? Naast huisvesting hebben juist ook vluchtelingenvrouwen, de motor van menige familie, onderwijs en werk nodig om het leven weer op te kunnen pakken. Uit andere onderzoeken weten we dat slechts een gering deel van de vluchtelingen de arbeidsmarkt betreedt.
Helaas is er geen netwerk van ombudsvrouwen in Europa die de problematiek van de vluchtelingenvrouwen hoger op de politieke en economische agenda weet te krijgen. Maar er is wel een zeer invloedrijk orgaan als de G-20, de groep van rijkste landen in de wereld, die zich vorig jaar ten doel heeft gesteld om de genderongelijkheid op de arbeidsmarkt het komende decennium met een kwart terug te dringen. Om handen en voeten aan die ambitie te geven, is dit voorjaar op initiatief van Turkije, waar de regeringsleiders later dit najaar bijeenkomen, de W-20 (vrouwen) opgericht. De problematiek van vrouwen werd tot nu binnen de C-20 besproken (civiele vraagstukken). Daarnaast, het is maar dat u het weet, is er ook nog een B-20 (business)- en een T-20 (toerisme). Het initiatief van Turkije is opmerkelijk nu een macho-regering er al sinds de eeuwwisseling de dienst uitmaakt en vrouwenrechten meer en meer papieren rechten worden. De drijvende kracht achter het initiatief is onder meer KAGİDER (de vereniging van Turkse ondernemersvrouwen) en Gülden Türktan, een van de oprichters en voorzitter tot voor kort van deze vereniging, is de huidige voorzitter van de W-20. De voorbereidende werkgroep heeft een lijst van elf punten opgesteld, zogeheten prioriteiten, om de genderongelijk terug te dringen en de economische empowerment van vrouwen wereldwijd op te krikken. Zonder meer belangrijke issues als kinderopvang, gelijke kansen op de werkvloer, toegang voor vrouwen tot financiering voor het opzetten van een eigen onderneming, meer vrouwen op topposities in zowel de private als de publieke sector, evenals speciale aandacht voor plattelandsvrouwen en anderen die in de landbouw en de voedselindustrie werken. Over de empowerment van vluchtelingenvrouwen geen woord, terwijl er wereldwijd nog nooit zoveel mensen als nu huis en haard hebben verlaten.
Temeer vreemd omdat Turkije zo’n beetje dé ervaringsdeskundige is op dit gebied. Het land vangt sinds het uitbreken van de oorlog in Syrië inmiddels zeker twee miljoen Syriërs op. Tal van ngo’s hebben gedocumenteerd hoe kwetsbaar juist ook vluchtelingenvrouwen zijn. Ze worden, vaak mede omdat ze vaak geen legale status hebben, het slachtoffer van seksuele intimidatie op de werkvloer, gedwongen prostitutie, en islamitische huwelijken om aan de armoede en onveiligheid te ontsnappen. Een van hen, Nawal, ontmoette ik eind vorig jaar in Harran in de Turkse grensstreek met Syrië. Isa, haar man, werkte als vertaler in het containerkamp waar Nawal in 2012 met haar familie belandde na hun vlucht. Hij trouwde in 2003 met zijn Turkse eerste vrouw. Met Nawal, die Arabisch heeft gestudeerd aan de universiteit van Aleppo, is hij enkel voor de imam in de echt verbonden. Isa heeft niet veel meer dan een basisopleiding. “Toen we hier net waren, was geen Syriër bereid zijn dochter aan een Turk te geven”, zei ze. “Nu is dat veranderd, we beginnen te beseffen dat alles langer gaat duren. Het leven in Syrië was beter dan wat ik nu heb. Ik had me mijn toekomst anders voorgesteld. Maar het is wat je lot beslist. Ik had hier een onzekere toekomst.”
Een andere Syrische, Lama Bernet, zei in een reportage over de vluchtelingencrisis in de Volkskrant dat zolang ze op de vlucht was, ze kon dromen. Dromen die haar deden vergeten wat ze achter had gelaten. Maar als ze op haar eindbestemming is, een Oostenrijks azc met prikkeldraad eromheen, dan valt er niets meer te dromen en realiseert ze zich ineens wat ze verloren heeft.
Marc Dullaert, de Nederlandse ombudsman, die de Europese tasforce gaat leiden, zei in Nieuwsuur dat er nog te weinig is gekeken naar de geestelijke gezondheid van vluchtelingenkinderen, dat ze trauma’s hebben doorgemaakt waardoor ze later kunnen ontsporen. “Dus je moet er vroeg bij zijn.”
Ik zou er voor willen pleiten, dat we ook wat de versterking van de positie van vluchtelingenvrouwen, zeker wat onderwijs en de arbeidsmarkt betreft, er vroeg bij zijn. Nederland behoort niet tot de G-20, maar niets staat ons in de weg om van de empowerment van vluchtelingenvrouwen nationaal een dringend thema te maken. En niets weerhoudt Nederlandse vrouwenorganisaties en invloedrijk individuen om de W-20 ervan te overtuigen dat aan die elf prioriteiten een twaalfde moet worden toegevoegd.