Misschien vinden we een deel van het antwoord voor Nederland al voor 9/11 en een dag erna. In een column van Pim Fortuyn van 25 augustus 2001 keert hij zich tegen het proces tegen Slobodan Milosevic voor het Joegoslavië tribunaal in Den Haag. Hij had voor zijn wandaden terecht moeten staan in Servië, aldus Fortuyn destijds. De titel van de column is veelzeggend: “Een koude oorlog tegen islam”. Hoewel Fortuyn het optreden van Milosevic veroordeelt, maakt hij vooral een punt van islam die volgens hem de rol heeft overgenomen van communisme als bedreiging voor het “vrije Westen”:
“Intussen is het vrije en ontwikkelde Westen uitermate naïef. Wij moeten daarom onze schroom maar eens afleggen en uitspreken – en bovenal ernaar handelen – dat de grootste bedreiging voor de wereldvrede komt van de islam, waarbij het onderscheid tussen liberale en fundamentalistische islam steeds betrekkelijk is. In Indonesië bijvoorbeeld dreigt complete desintergratie, met alle dagelijkse moordpartijen van dien, door de claims van de islam die geen tegenspraak duldt, laat staan ruimte schept voor andersdenkenden. Natuurlijk wordt door de voorhoede ook daar gevormd door fundamentalistische jongeren, die de moorden en brandschattingen voor hun rekening nemen. Met als beloning eer voor de familie en directe toegang tot de hemel met een overvloed aan maagden. Wat wil je nog meer!
Er is bijna geen conflict ter wereld, of het nu een burgeroorlog betreft of een oorlog tussen twee of meer landen, waar de islam geen prominente rol speelt.”
Fortuyn maakt hier, niet voor het eerst, een hyper-generaliserend (want moslims en islam zijn net zo goed onderdeel van dat vrije westen), hiërarchisch (door islam te reduceren tot klassieke stereotypen van intolerantie en geweld) en essentialistisch (door moslims te reduceren tot zijn negatieve definitie van islam en daar een ideaalbeeld van het westen tegenover te zetten) onderscheid tussen moslims en het Westen. De dag na 9/11 doet hij dit nog eens dunnetjes over wanneer hij spreekt over solidariteit met het Amerikaanse volk en over vergelding in zijn column “Als één man achter de Amerikanen”:
“Die vergelding zal onze kernnormen en waarden moeten representeren. Het zal de rechtsstaat in al zijn geledingen moeten zijn die deze klus gaat klaren.
Daarnaast ontkomen we er niet aan de barricades op te gaan om onze kernnormen en waarden uit te dragen en te beschermen. Een koude oorlog aan de Islam, de grootste bedreiging voor de wereldvrede, is onvermijdelijk. Een koude oorlog die we zullen moeten voeren in onze eigen samenlevingen.”
Voor de helderheid, Fortuyn roept hier nadrukkelijk niet op tot geweld, maar tot actie van de rechtsstaat, hoewel beide elkaar natuurlijk niet uitsluiten.
9/11 als politiek en militair instrument
De betekenissen van 9/11 worden niet zozeer bepaald door het tragische lot van de slachtoffers op die dag, maar door politici, religieuze en militaire leiders die 9/11 aangrijpen voor hun eigen retoriek en belangen op lokaal en internationaal niveau. Het sterke visuele beeld van het vliegtuig in de tweede toren, wordt voor velen het beeld dat de botsing der beschaving weergeeft en ís. Met als duidelijkste voorbeeld natuurlijk toenmalig VS president Bush:
“But we need to be alert to the fact that these evil-doers still exist. We haven’t seen this kind of barbarism in a long period of time. No one could have conceivably imagined suicide bombers burrowing into our society and then emerging all in the same day to fly their aircraft – fly U.S. aircraft into buildings full of innocent people – and show no remorse. This is a new kind of — a new kind of evil. And we understand. And the American people are beginning to understand. This crusade, this war on terrorism is going to take a while…”
Eén van de redenen waarom 9/11 zo’n icoon is geworden, is omdat we gehandeld hebben alsof dat zo is. Alsof pre 9/11 islamofobie-vrij was. Alsof er van tevoren geen stereotype idee was dat moslims intolerant zijn en tot geweld in staat omdat de islam hen als zodanig zou programmeren. Alsof Bin Laden niet al eerder de oorlog had verklaard.
Na 9/11 is er een enorm apparaat in het leven geroepen om terrorisme en radicalisering te bestrijden. Dat apparaat zien we niet alleen terug in de militaire inspanningen (met tussen de naar schatting 360.000 en 385.000 burgerdoden en nog veel meer andere doden als direct gevolg van de War on Terror wereldwijd), de veranderingen in de rechtsstaat en beleid (terrorismewetgeving, vergaande surveillance) en mensenrechtenschendingen.
Dit apparaat gaat ook vergezeld van en wordt gelegitimeerd door taalgebruik bijvoorbeeld met de constructie van een tegenstelling tussen islam en het westen, barbaarsheid en vrijheid, kruistocht en jihad, het nieuwe kwaad en beschaving en met termen als kopvodden, taqiyya, islamisering en islamofascisme. Problemen met jongeren die moslim waren, waren al snel niet meer gewone puberale kwesties, of een gebrekkig functionerend familieverband of sociaal-emotionele problematiek of een kwestie van crimineel gedrag, maar werden signalen van een risico op radicalisering. Het waren geen problemen meer die mensen hadden, maar de moslim-mens werd het probleem.

Maar deze constructies komen niet uit de lucht vallen, zoals Fortuyn’s column van augustus 2001 en zijn eerdere werk ook laat zien. En diverse anderen zoals Bolkestein gingen hem in Nederland voor. Sterker nog, het lijkt erop dat Bin Laden anticipeerde op de reeds aanwezige islamofobie om de botsing der beschavingen een flinke duw te geven met de aanslagen. En het antwoord van mensen als Fortuyn en Bush was precies binnen het simpele en stereotype kader van die botsing. Juist doordat het beleid en het daarbij gepaard gaande taalgebruik op allerlei terreinen circuleert (onderwijs, jeugdzorg, politie en justitie, politiek, financiën en economie), wordt het voor moslims steeds moeilijker om zich daaraan te onttrekken.
De figuur van de moslim als nationaal vraagstuk
Het debat over islam na 9/11 is dan ook niet echt nieuw, maar nu wordt het door politieke en religieuze leiders en commentatoren centraal gesteld naar aanleiding van een gebeurtenis waar heel veel moslims zich niet mee willen associëren en waar ze nu wel op antwoorden op moeten verzinnen. De Moslim Ander is de figuur geworden waar alle vragen over loyaliteit, moderniteit, geweld, intolerantie, integratie, afkomst, Europese identiteit, enzovoorts bij elkaar komen. Alsof het echt logisch, plausibel en zinvol en niet racistisch is om moslims in Nederland te bevragen over wat moslims uit andere landen in weer een ander land hebben uitgevreten; iets dat we overigens alleen doen bij zaken die we als negatief zien.
Voor sommigen was dit een reden om zich te schamen voor hun afkomst en achtergrond, anderen gingen zich verdiepen in islamitische religieuze tradities (wat zegt de islam eigenlijk?), weer anderen bogen zich over geopolitieke kwesties of richten zich op interreligieuze dialoog, en anderen verloren zich in voetbal, taekwondo en andere sporten en een enkeling sloot zich aan bij een gewapende groep. Sommigen verzetten zich tegen de lokroep van het moslimvraagstuk door zich als activistisch te profileren, anderen probeerden zich er tevergeefs aan te onttrekken en weer anderen omhelsden het alsof ze zich eindelijk konden uitspreken. En in de afgelopen twintig jaar zijn er meer moslims die zich ingezet hebben in de strijd tegen radicalisering, dan er volgens de veiligheidsdiensten aan geradicaliseerde moslims waren.
Ook voor de dertigers onder moslims is 9/11 een iconisch omslagpunt getuige alle verhalen van mensen over hoe zij door een leraar of sportcoach werden aangesproken op 9/11 of zelf expliciet gevraagd werd aan welke kant ze stonden. Maar in de verhalen valt ook op: dit gaan we voelen. Maar die anticipatie is alleen zinnig als er al een achtergrond van alledaagse islamofobie bestaat en alle onderzoeken laten dat ook zien. Niettemin, veel discussies onder moslims en binnen islamitische netwerken over radicalisering en integratie, over de plaats van moslims in Nederland en de rol van islam in hun persoonlijke leven, kwamen in het teken te staan van 9/11 en de reacties daarop. Voor de huidige generatie tieners en begin twintigers is pre 9/11 een tijdperk dat ze alleen kennen uit verhalen over hoe het toen vaak beter was.
Herdenking en herinneren
We zijn van alle kanten bezig om van 9/11 een icoon te maken. Het herdenken van twintig jaar 9/11 is daar een gevolg van en draagt daar ook weer aan bij. Herdenken en herinneren gaat hier om het scheppen van solidariteit tegenover wat dan een gemeenschappelijke vijand zou moeten zijn. Het gaat niet zozeer om een correcte weergave van historische gebeurtenissen, maar om het smeden van een band.
Dat is niet per se een probleem (integendeel: het is belangrijk voor de slachtoffers van die dag en de vele dagen erna), maar we moeten niet uit het oog verliezen dat 9/11 een heel specifiek icoon is: een geopolitieke strijd voor sommigen en een grote impuls voor islamofobie. We blijven daar zo in rond tollen dat we blind en zonder woorden raken voor de periode voor 9/11 alsof islamofobie en alsof de aanval op de VS uit het niets kwamen. Misschien is het twintig jaar na dato tijd om op een andere manier met 9/11 om te gaan?