Dertig jaar geleden hield een aantal mensen een franciscaanse vredeswacht in Woensdrecht als vreedzaam protest tegen de plaatsing van middellangeafstandsraketten in Nederland. De wake begon op Aswoensdag 1984. Twee keer per dag ging een stoet mensen, veelal gekleed in een hesje met ‘Vrede en alle goeds’ als opschrift, naar de poort van de militaire basis. Daar waren ze een ogenblik stil, baden ze of lazen een tekst voor, wensten elkaar en, als dat mogelijk was, de soldaten die de poort bewaakten, vrede en alle goeds, en liepen weer in stilte terug. De wake eindigde op Hemelvaartsdag 1988.

Inmiddels was besloten de middellangeafstandsraketten niet te plaatsen.1 In een aantal opzichten was deze actie een groot succes: de wake was herkenbaar als een eigen franciscaans-spirituele bijdrage aan de vrede en tegelijk open voor iedereen die bereid was een hes te dragen en in stilte te lopen. Veel mensen namen deel, van wie een aantal duurzaam betrokken raakte bij de franciscaanse spiritualiteit. De raketten werden dus niet geplaatst, maar of dat door de wake kwam? Niet veel mensen zullen geneigd zijn dat te denken.

De wake in Woensdrecht is de zichtbaarste bijdrage geweest van de franciscaanse beweging aan een vreedzame samenleving. Nu we een generatie verder zijn, wordt het tijd om een aantal vragen te stellen, waarvan ik er enkele in deze bijdrage zal noemen. We leven nu in een ander maatschappelijk klimaat, waarin de stem van protesterende burgers veel scheller en bozer is geworden omdat er nieuwe kanalen zijn, zoals de sociale media. Hierdoor is het makkelijker geworden om je mening van achter je bureaustoel te geven. Er lijkt minder plaats voor eigen lichamelijke inzet. Moet het gesprek over vrede door burgers worden gevoerd of moeten die zwijgen en het werk aan de vrede overlaten aan deskundige politici? De plaats van godsdienst is in de Nederlandse samenleving ingrijpend veranderd. Religie wordt sterker in verband gebracht met fanatisme en geweld dan voorheen, en religie is veel marginaler geworden, een hobby die je het beste achter de voordeur kunt beoefenen. Kerkmensen die over vrede spreken hebben veel aan geloofwaardigheid verloren.

In deze bijdrage beperk ik me tot de vraag welke bijdrage het Franciscaanse Studiecentrum (FSC) als wetenschappelijk instituut van de franciscaanse ordes kan leveren om initiatieven voor een vreedzamere samenleving te ondersteunen door studie en reflectie.

De franciscaanse spiritualiteit wordt van oudsher voor een groot deel bepaald door de aandacht voor Franciscus van Assisi. Hij is een unieke figuur, die sterk tot de verbeelding van mensen spreekt. Hoe kan de aandacht voor Franciscus zo worden gericht dat zij bijdraagt aan een vreedzame samenleving? In het beantwoorden van deze vraag liggen kansen, maar schuilen ook gevaren. Om er twee te noemen: het onkritische gebruik van de naam van Franciscus voor iedere willekeurige actie enerzijds, en een historiserende benadering anderzijds, waarbij de studie zich beperkt tot oude teksten. Bij deze laatste benadering wordt de relevantie voor het heden als een gevaar gezien en wordt ontkend dat ook wetenschappelijke vragen vaak ingegeven zijn door actuele zorgen.

Moderne vragen, oude bronnen

Een eerste stap binnen het eigentijds vormgeven van franciscaanse spiritualiteit is het overleg met de ‘werkers in het veld’, met de mensen die dagelijks met vredesvraagstukken bezig zijn. Vroeger dacht de staf van het FSC dat het voldoende was om de inspiratie van Franciscus door te geven. Maar deze blijft in de lucht hangen wanneer er geen aansluiting is op de vragen van de mensen in het veld. Daarom is overleg met deskundigen belangrijk. Vragen kunnen daardoor veel preciezer worden gericht. Een dergelijke benadering hanteert het FSC ook wanneer het om gebieden gaat waaraan wij graag een bijdrage willen leveren, zoals leiderschap, zorg en duurzaamheid.

De tweede stap is om moderne vragen en oude bronnen met elkaar in wisselwerking te brengen. Oude bronnen worden anders gelezen wanneer we moderne vragen stellen, en andersom kunnen moderne vragen aangescherpt of toegespitst worden vanuit de oude bronnen. Ik werk drie voorbeelden nader uit: het zogeheten vredesgebed van Franciscus, zijn ontmoeting met de sultan en een eenvoudige formule voor het vredeswerk die Franciscus ons kan leveren.

Bij het eerste voorbeeld gaat het om de vraag hoe kritisch je moet zijn ten aanzien van moderne mythen. ‘Heer, maak mij een instrument van uw vrede’ is een gebed dat zijn populariteit voor een belangrijk deel te danken heeft aan het feit dat het aan Franciscus wordt toegeschreven.2 Het wordt bij vredesmanifestaties vaak gebruikt. Het gebed heeft het voordeel dat de persoonlijke inzet voorop staat en de woorden ‘God’ of ‘Jezus’ niet vallen, zodat het ook door niet-christenen gebeden kan worden.

Feitelijk is het gebed afkomstig uit Normandië en in het begin van de vorige eeuw ontstaan. Franciscaanse wetenschappers staan voor de vraag of zij het verhaal van de toeschrijving aan Franciscus moeten laten voortbestaan of dat zij deze mythe moeten ontmaskeren. Veel mensen zijn oprecht teleurgesteld wanneer zij ontdekken dat het gebed niet van Franciscus afkomstig is. Het gebed is echter moeilijk verenigbaar met de spiritualiteit van Franciscus. Het eenzijdige gebruik van ‘ik’ spoort niet met Franciscus’ nadruk op ‘wij’. In zijn gebeden spreekt Franciscus altijd over ‘wij’, met als enige uitzondering zijn oudste gebed, ‘in het uur van zijn bekering’. Ook het ontbreken van de genade Gods is niet in overeenstemming te brengen met Franciscus’ gedachtegoed.

De slotfrasen van het gebed – ‘door te geven ontvangen we’ en nog drie van dergelijke paradoxen – leggen niet uit van wie de bevestiging komt. Dat moge zo zijn, maar het verzet dat ontstaat als je dit gebed zou weren werkt alleen maar averechts. Daarom lijkt het beter om het gebed te gebruiken, maar er niet bij te vermelden dat Franciscus de auteur is. Een vaak gebruikt compromis is de mededeling dat het gebed aan hem wordt toegeschreven.

De toets van de oude bronnen

Franciscus’ ontmoeting met de sultan in 1219, tegenwoordig een veelgebruikt inspiratieverhaal bij de interreligieuze dialoog, is een goede illustratie van hoe ingewikkeld het is om de ‘historische waarheid’ te achterhalen over een bepaalde gebeurtenis uit het leven van Franciscus.3

Het verhaal gaat dat Franciscus te midden van de kruistochten een vredesmissie naar de sultan ondernam. Maar deed hij dat ook echt? Het komt in de buurt van heiligschennis als dit ter discussie wordt gesteld, omdat het verhaal veel mensen inspireert en aanzienlijk bijdraagt aan de roem van de heilige. Niettemin heeft de Canadese mediëvist John Tolan, specialist op het gebied van de relaties tussen moslims en christenen in de middeleeuwen, dit een paar jaar geleden gedaan. Hij onderzocht de manier waarop het verhaal van deze ontmoeting in de loop der eeuwen is verstaan. Hij concludeert dat die interpretatie steeds aansluit bij het desbetreffende beeld van de islam in het westen: wrede beesten, niet-christenen die bekeerd moesten worden, of zoals in de laatste decennia het geval is, moslims die als dialoogpartners worden gezien. Hoewel Tolans onderwerp de receptiegeschiedenis van het verhaal betreft en niet de ontmoeting zelf, meent hij dat Franciscus andere mentale mogelijkheden en gevoeligheden had dan moderne mensen: hij wilde de sultan bekeren en was bereid daarvoor het martelaarschap te ondergaan.

Maar wat zeggen de oude bronnen daarover? Daar zit een probleem, want er zijn er veel en ze spreken elkaar tegen. Ik zal zo meteen een paar voorbeelden geven, maar allereerst wil ik beschrijven wat vast lijkt te staan over deze ontmoeting. In de zomer van 1219 ging Franciscus naar het kruisvaarderkamp in Damietta, Egypte. De kruisvaarders lagen al meer dan een jaar voor de poorten van de stad. Zij waren van Akko naar Egypte gevaren in de hoop zo een nieuwe toegang mogelijk te maken naar de heilige plaatsen. Damietta ligt aan de Nijl, dicht bij de Middellandse Zee. In augustus 1218, een jaar voordat Franciscus arriveerde, hadden zij de muren en poorten ingenomen die de stad moesten beschermen tegen invallen vanuit het noorden. Toen gebeurde er een jaar lang niets. De winter was koud, de zomer was heet en de beloofde versterking bleef uit. Soldaten kwamen in opstand en forceerden een aanval met rampzalige gevolgen. Volgens zijn biograaf Thomas van Celano had Franciscus deze nederlaag van 29 augustus 1219 voorspeld. Een paar dagen later stelde de sultan een wapenstilstand voor. Hij deed een genereus aanbod: als de kruisvaarders Egypte zouden verlaten, zou hij ze niet alleen de stad Jeruzalem geven, maar ook de middelen om haar muren te herbouwen.

Op dat moment, in september 1219, bezocht Franciscus sultan Melek al-Kamil in Damietta. De heilige preekte voor hem en zijn hofhouding. Een paar dagen later kwam Franciscus terug bij de kruisvaarders. Negen maanden later reisde hij af naar Italië. Het is onduidelijk wat hij in de tussenliggende periode deed. De pauselijke legaat wees de wapenstilstand af. Twee maanden later, in november 1219, namen de kruisvaarders Damietta in.

Over de ontmoeting van Franciscus en de sultan zijn veel oude verhalen te vinden, zeker wanneer je in aanmerking neemt dat middeleeuwse gebeurtenissen meestal slecht gedocumenteerd zijn. De meeste verhalen dateren uit de dertiende eeuw: vier in de heiligenlevens van Franciscus twee andere franciscaanse bronnen en zes verhalen van niet-franciscaanse afkomst. Daar komen nog enkele oude afbeeldingen bij. Het aantal en de verscheidenheid aan bronnen laten zien dat Franciscus’ ontmoeting grote indruk op zijn tijdgenoten heeft gemaakt.

Uit deze bronnen selecteer ik er twee bij wijze van voorbeeld. Het oudste verslag, een brief van Jacob van Vitry, de bisschop van Akko, stamt waarschijnlijk van een half jaar na de ontmoeting. Dit schrijft Jacob:

Toen hun hoofd echter, die deze orde [van de minderbroeders5] heeft gesticht, bij ons in het leger gekomen was, aarzelde hij niet om, brandend van ijver voor het geloof, over te steken naar het leger van onze vijanden, en toen hij enige dagen de Saracenen het woord van God verkondigd had, maakte hij maar weinig vorderingen. Maar de sultan, de koning van Egypte, heeft hem in het geheim gevraagd de Heer voor hem te smeken dat hij zich op goddelijke ingeving bij de godsdienst die God het meest behaagde, zou aansluiten. 6

Franciscus’ motief is hier ‘ijver voor het (christelijk) geloof’. Dat is minder militant dan verlangen naar het martelaarschap, waarover in andere bronnen gesproken wordt. Maar het is ook minder vreedzaam dan de term ‘interreligieuze dialoog’, die tegenwoordig wordt gebruikt. Het resultaat van zijn prediking is volgens Jacob geen bekering, maar beleefde welwillendheid bij de sultan.

Veertig jaar later introduceerde de grote theoloog en minderbroeder Bonaventura een nieuw element in zijn Franciscus-legende: het godsoordeel. Franciscus zou voorgesteld hebben dat hij en enkele ‘moslimpriesters’ door het vuur zouden lopen. Wie geen brandwonden opliep, vertegenwoordigde kennelijk de waarheid. Toen de moslimtheologen niet durfden, bood Franciscus aan om alleen te gaan, maar de sultan durfde het risico niet aan. Stel je voor dat hij zich moest bekeren. Dat zou zijn volk nooit accepteren. Wel bood hij Franciscus allerlei geschenken aan, die de heilige als minnaar van de armoede verontwaardigd afwees. Bonaventura’s verhaal is de weerslag van veertig jaar storytelling over de ontmoeting van Franciscus en de sultan. De verhalen werden steeds stoutmoediger en legendarischer. Bonaventura laat daarin vooral zijn theologische visie op Franciscus zien, die volgens hem ‘in vuur en vlam stond voor Gods liefde’ en daardoor uiteindelijk gestigmatiseerd werd.7

In de oude bronnen komen meerdere motieven en gebeurtenissen voor. Ze laten vooral twee dingen zien: Franciscus’ tocht naar de sultan sprak erg tot de verbeelding en iedere generatie deed haar best om die ontmoeting binnen haar eigen kaders te interpreteren. Dat betekent dat de huidige interpretatie van het verhaal over de ontmoeting niet zozeer een vernieuwing vormt, als wel de traditie van contextualisatie voortzet. Dat is een legitieme strategie die ook bij allerlei andere inspirerende gebeurtenissen plaatsvindt. Maar een dergelijke liberale houding – iedere generatie zijn eigen verhaal – bevredigt de wetenschapper op den duur niet echt. De vraag naar Franciscus’ eigen bedoelingen moet blijven bestaan, hoe lastig die ook te achterhalen zijn. De benadering die volgens mij het meest effectief is, gaat van de bronnen over Franciscus terug naar zijn eigen geschriften, in dit geval naar de regel die Franciscus en zijn broeders samen opstelden. Daarin is een hoofdstuk te vinden over ‘broeders die naar Saracenen en andere ongelovigen gaan.

De broeders nu die gaan, kunnen op twee manieren geestelijk onder hen leven. De ene manier is dat zij geen conflicten of woordenstrijd aangaan, maar ieder menselijk schepsel onderdanig zijn omwille van God (1 Petrus 2,13) en belijden dat ze christen zijn. De andere manier is dat zij, als ze zien dat dit de Heer behaagt, hun het woord van God verkondigen, opdat zij geloven in de almachtige God, Vader, Zoon en Heilige Geest.8

Er zijn allerlei vragen bij te stellen, zoals: is deze tekst het dictaat van een ideaal, of de weerslag van concrete ervaringen? Hoe verhouden deze voorschriften zich tot andere passages uit de regel? Heeft Franciscus zich aan deze richtlijn gehouden of heeft hij haar na zijn tocht met de sultan ontwikkeld? Wat betekent in de passage over de verkondiging de voorwaarde ‘als zij zien dat dit de Heer behaagt’?

De ruimte ontbreekt hier om op al deze vragen nader in te gaan. Ik geef alleen mijn voorzichtige conclusie: het meest waarschijnlijk is dat Franciscus zich in overeenstemming met deze richtlijnen gedroeg of ze in de ontmoeting met de sultan heeft ontwikkeld en dus op vreedzame wijze met de sultan gesproken heeft. Dat betekent dat ik met een gerust hart over een vreedzame ontmoeting van Franciscus met de sultan spreek, ook al zijn veel mediëvisten een andere mening toegedaan.

Handige formules

Een vruchtbare benadering kan ook zijn om uit oude verhalen strategieën te ontwikkelen die nu van pas kunnen komen. Daartoe lenen zich drie verhalen uit de Fioretti, de legendenverzameling die meer dan een eeuw na Franciscus’ dood is ontstaan.9 De titel Fioretti betekent ‘bloempjes’. Drie van deze bloemetjes kunnen helpen om een compact en handzaam beeld te schetsen van Franciscus als vredestichter, dat bruikbaar is in actuele vredesacties.

Verwijzing naar de verhalen van de Fioretti is in het Franciscusonderzoek niet zo gebruikelijk. De Fioretti gelden als onbetrouwbare, legendarische en soms tendentieuze verhalen: slecht materiaal voor een historicus die iets over Franciscus wil weten. Tegelijk zijn de verhalen uit de Fioretti ook paradigmatische verhalen, of met het middeleeuwse woord exempla. Zij vertellen mensen uit de late veertiende eeuw en misschien ook die uit de eenentwintigste eeuw hoe je franciscaans kunt handelen. Of ze ‘echt gebeurde’ voorvallen vertellen weet ik niet. Het is op dit moment ook niet zo belangrijk. Zij laten Franciscus zien als een ‘goed verhaal’, als een model dat mensen in beweging zet. Daarmee verhelderen ze de bedoelingen van Franciscus op aansprekende wijze. De drie verhalen hebben een opvallend parallelle structuur.

De wolf

Er was eens een wolf op het platteland van Gubbio. Hij had honger. Daarom viel hij mensen en dieren aan. Franciscus krijgt medelijden met de bang geworden stad. Hij gaat de stad, het centrum van de macht, uit om de wolf te ontmoeten. Hij roept hem een halt toe, veroordeelt zijn handelwijze en biedt hem een vredesverdrag aan: de wolf krijgt van de stedelingen te eten op voorwaarde dat hij mens en dier geen kwaad meer doet. Als de wolf hiermee akkoord gaat, lopen zij samen naar het marktplein, het hart van de stad. Daar leest hij de stedelingen de les. Daarna stemmen zij in met het vredesverdrag. Twee jaar lang wordt het tot ieders tevredenheid onderhouden. Dan sterft de wolf van ouderdom, tot verdriet van de mensen die door de wolf aan Franciscus’ deugden herinnerd werden.

De melaatse

Er was eens een melaatse die zo onhandelbaar was dat de broeders niet meer voor hem wilden zorgen. Dat hij de broeders uitschold konden ze nog wel verdragen, maar dat hij Christus en diens heilige moeder vervloekte was te veel van het goede. Zij berichten dit aan Franciscus, die zich persoonlijk op de hoogte gaat stellen. Hij wenst de melaatse de vrede. Maar de melaatse blijft zo luid klagen dat Franciscus er ook niet meer uitkomt. Hij trekt zich terug om te bidden. Dat helpt; hij belooft de melaatse alles te doen wat die verlangt. Hij wil graag gewassen worden omdat hij zo stinkt. Franciscus doet dat. Met het vuil en de stank verdwijnt de melaatsheid. De melaatse komt daardoor tot inkeer, beweent zijn zonden en sterft twee weken later een heilige dood.

De rovers

In de buurt van Monte Casale leefden eens drie beruchte rovers. Op een dag komen ze bij het klooster om eten vragen. De gardiaan berispt de slechtaards en stuurt ze weg. Franciscus arriveert even later met brood en wijn, die hij bijeen gebedeld had. Hij verwijt de gardiaan gebrek aan naastenliefde en draagt hem op de rovers te zoeken en te voeden. Daardoor komen zij tot inkeer. Zij vragen Franciscus met hem boete te mogen doen. Zij worden minderbroeder. Twee overlijden kort na hun intrede. De derde blijft nog vijftien jaar een boetvaardig leven leiden.

Deze verhalen gaan over verschillende situaties, maar hebben een verwante structuur. In de verhalen staat de heersende, gevestigde partij tegenover een uitgestotene: stad tegenover wolf, broeders tegenover een lastige melaatse, de gardiaan tegenover drie rovers. De heersende partij verstaat zichzelf niet als onderdrukker of uitsluiter, maar als de normale partij die zich van geen kwaad bewust is. Niettemin sluiten ze de buitenstaanders uit die hun rust verstoort. Deze buitenstaanders hebben een eenvoudig, concreet programma: voeding en verzorging. Zij zijn aan het einde van het verhaal geïntegreerd in het geheel, dat daarvoor ook zelf moest veranderen. Tot slot gaan zij dood. Dat is geen probleem. De goede dood van iemand die verzoend is, hoort bij de vrede die gesloten is: nu kan hij in vrede met God leven. De vrede wordt in vier stappen gesloten:

  1. De stad verlaten: Franciscus verlaat de heersende, gevestigde orde. Hij gaat in zijn eentje af op de uitgestotenen. Hij gaat de stad uit naar het gevaarlijke, ongecultiveerde land. Hij verlaat het klooster om naar de zeurende melaatse te gaan en draagt de gardiaan op de rovers te zoeken.
  2. Het programma van de ‘vijand’ uitvoeren: Franciscus voert het programma van de uitgestotenen uit. De wolf en de rovers krijgen te eten. Tegen de melaatse zegt hij: ‘Ik zal alles doen wat je wilt.’ Door zijn deemoed en geduld brengt hij gemeenschap tot stand. De uitgestotenen komen tot inkeer en raken verzoend met God en de mensen.
  3. De heersende partij bekeren: Franciscus voert het uitsluitingprogramma van stad, gardiaan en broeders niet uit. Hij veroordeelt het als ‘leven in zonde’ zoals hij zelf zijn leven voor zijn bekering kenschetst. De stad wordt aangeklaagd door Franciscus. Hij laat zien dat de burgers de ramp met de wolf aan zichzelf te danken hebben. Hij stuurt de gardiaan erop uit omdat die tegen de naastenliefde gehandeld had. In het verhaal van de melaatse spreekt Franciscus geen woord van afkeuring tegen zijn broeders. Maar door zijn handelen laat hij zien dat de melaatse handelbaarder is dan zij dachten.
  4. Gods vrede: Franciscus neemt het programma van de tegenstanders op in zijn eigen programma. Hij verzoent de heersende groep met de uitgestotenen en beide met God. De uitgestotenen kunnen tot inkeer komen door Franciscus’ goedheid. De gevestigde groep ontdekt door Franciscus dat Gods hoffelijkheid10 groter is dan hun eigen, benepen handelwijze.

Volgens de vertellers van de Fioretti is dit de vredestrategie van Franciscus. Het is het meest heldere vredesprogramma dat in de vroeg-franciscaanse bronnen te vinden is. Het kan als een stappenplan fungeren bij conflicten in onze tijd. Twee elementen springen eruit: ten eerste Franciscus’ grote verlangen naar een inclusieve gemeenschap die anderen niet uitsluit en ten tweede zijn kritiek op de normale’ mensen die niet in de gaten hebben dat zij anderen uitsluiten.

Samenvattend: het historisch onderzoek naar de bronnen over Franciscus wordt mede bepaald door actuele vredesvragen. In het eerste voorbeeld resulteerde dat in een zekere toegeeflijkheid. In het tweede voorbeeld bracht het een preciezer, genuanceerder zicht op de veelheid aan bronnen; in het derde de ontwikkeling van een handzame formule voor franciscaans vredeswerk. Deze voorbeelden beperken zich tot het beeld van Franciscus, maar zijn op diverse manieren uit te breiden, bijvoorbeeld met de vraag of hij een specifieke benadering van protest en actievoeren kent en hoe die aansluit op andere geweldloze acties.

 

Franciscus' vredesstrategie

Tot slot enkele elementen die kenmerkend zijn voor de vredesstrategie van Franciscus.

Wanneer wij zien of horen dat iets kwaads gezegd of gedaan wordt of dat God gelasterd wordt, moeten wij iets goeds zeggen en iets goeds doen en God prijzen die gezegend is in eeuwigheid. (Rom 1,25)11

Franciscus houdt niet van het aanklagen van het kwaad, liever zet hij er iets goeds tegenover. Dat is in onze tijd geen vanzelfsprekende benadering. Ook ziet Franciscus mensen niet graag op de stoel van een rechter, behalve wanneer dat hun vak is. Het oordeel komt alleen toe aan God. Wat de mens past, is meewerken aan het goede dat van God komt. Franciscus heeft liever dat mensen elkaar ‘vrede en alle goeds’ toewensen dan dat zij demonstreren. In dat licht bezien is waken en bidden geen slechte benadering.

Een of misschien wel de grondlijn van Franciscus’ spiritualiteit is het inzicht dat God niemand uitsluit. Omdat mensen dat wel doen, heeft God een voorkeur voor de uitgeslotenen. Franciscus wilde daarom dat hijzelf en zijn broeders onder de minsten verkeerden en even machteloos waren als zij. Niet omdat armoede op zich een ideaal is of omdat uitgeslotenen betere mensen zijn, maar omdat zo Gods barmhartigheid en vrijgevigheid aan het licht komt. Dit betekent voor de vredesinzet dat niet eigen ontevredenheid of gevoelens van onveiligheid uitgangspunt zijn, maar de stem van degenen die door anderen niet gehoord worden omdat zij zich in de marge bevinden.

Je kunt Franciscus’ spiritualiteit karakteriseren als een poging om tot een steeds bredere, meer omvattende broederschap met alle mensen, ja met alle schepselen te komen.12 Hij zoekt voortdurend datgene wat mensen samenbindt, de eendracht en de saamhorigheid. Vaak zoekt hij daarbij ook het onbekende op, zoals onder meer uit de ontmoeting met de sultan blijkt. Dit staat haaks op de moderne neiging om vooral het eigene, het vertrouwde te koesteren. Een van de paradoxale effecten van de sociale media, die ook grote openheid brengen, is dat iedereen daarin heel snel zijn eigen niche kan vinden met het gevaar daar nooit meer uit te komen.

Er is een uitspraak van Franciscus die zijn vredesinzet goed samenvat:

Met jullie mond verkondigen jullie de vrede; zorg ervoor dat die nog sterker leeft in jullie hart! Geef anderen nooit aanleiding om boos te worden of zich te ergeren; integendeel, laat jullie zachtmoedigheid voor allen een uitdaging zijn tot vredelievendheid en welwillendheid, en om in eendracht met elkaar te leven. Het is immers onze roeping wonden te genezen, breuken te helen en dwalenden naar het goede pad terug te roepen. Maar al te vaak denken wij van mensen dat ze een soort bondgenoten zijn van de duivel, terwijl ze later toch leerlingen van Christus worden!13

Er zijn volop kansen voor een franciscaanse inzet voor de vrede. Het Franciscaans Studiecentrum hoopt daar zijn eigen, bescheiden bijdrage aan te leveren.

Voetnoten:

  1. P. van Veldhoven, R. Reijsbergen en Sj. Hertog (red.): Vrede en alle goeds. Vier jaar franciscaanse vredeswacht in Woensdrecht (Utrecht 1988).
  2. Chr. Renoux: La prière pour la paix attribuée à saint François: une énigme à résoudre (Parijs 2001). Goede samenvatting op de Engelse wikipediapagina ‘Prayer of Saint Francis’ (geraadpleegd op 28 augustus 2017).
  3. Ik put hier uit mijn ‘Francis of Assisi and the Sultan. Deviance and Normalisation’, in Religion and Theology 23 (2016) 57-73.
  4. J. Tolan: Le Saint chez le Sultan: La rencontre de François d’Assise et de l’islam: Huit siècles d’interprétation (Parijs 2007). Engelse versie: Saint Francis and the Sultan: The Curious History of a Christian-Muslim Encounter (Oxford 2009).
  5. ‘Minderbroeder’ is de naam die Franciscus aan zijn broeders gaf. De term ‘franciscaan’ komt pas in de renaissance op.
  6. G.P. Freeman, H. Loeffen en M. Sier: Het was een min mannetje om te zien. Franciscus en zijn broeders in verspreide geschriften uit de dertiende eeuw (Haarlem 1989) 24-25.
  7. Legenda Maior, IX, 7-9 in Bonaventura: Leven van de heilige Franciscus van Assisi. Grote en Kleine levensbeschrijving, vert. A.A.C. Sier (Haarlem 1978) 103-105.
  8. Voorlopige regelredactie 16,5-7, in Franciscus van Assisi: De Geschriften, vertaald, ingeleid en toegelicht door G.P. Freeman e.a. (Haarlem 2004) 58.
  9. L. Pennings en G.P. Freeman: De Fioretti. Verhalen over Sint-Franciscus (Haarlem 1999). Het gaat om de hoofdstukken 21, 25 en 26. Ik bouw hier voort op gedachten die ik eerder ontwikkeld heb in ‘Franciscus’ vrede: een goed verhaal’ in De Heer geve u vrede (Utrecht 1990) 29-63.
  10. ‘Weet wel, allerliefsten, dat hoffelijkheid (cortesia) een van de eigenschappen van God is, die uit hoffelijkheid zijn zon en zijn regen geeft aan rechtvaardigen en onrechtvaardigen. En hoffelijkheid is een zuster van de naastenliefde, die de haat dooft en de liefde instandhoudt.’ (Fioretti 37).
  11. Voorlopige regelredactie 17,16, in Franciscus: Geschriften, 61.
  12. Zoals uitgewerkt in W.M. Speelman, G.P. Freeman en J. van den Eijnden: Om de hele wereld. Inleiding in de franciscaanse spiritualiteit (Nijmegen 2010).
  13. A.A.C. Sier (vert.): Franciscus van Assisi, Verhaal van de drie Gezellen (Haarlem 1977) par. 58, 81.
gerardpieter

Gerard Pieter Freeman

Bijzonder hoogleraar franciscaanse spiritualiteit

Gerard Pieter Freeman is bijzonder hoogleraar franciscaanse spiritualiteit aan Tilburg University en medewerker van het Franciscaans …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.