Begrijpelijk, want religie is in feite een raar begrip. Het werd pas echt gemeengoed toen er niet langer alleen maar religieuze mensen waren. Atheïsme kwam op in de context van het christendom. Daardoor werd religie als begrip veralgemeniseerd vanuit dat specifieke voorbeeld. Definities van religie presenteerden het sacrale, heilige, goddelijke of bovennatuurlijke als kerneigenschap, want dat aspect onderscheidde gelovigen van atheïsten. Verder werden heilige schriften, dogma’s, moraal en ritueel genoemd als typerende kenmerken.
Later deden andere wereldreligies mee in de beeldvorming. Dat er vormen van boeddhisme zijn zonder godsbegrip leidde dan tot discussie over de vraag of boeddhisme ook een religie mocht heten. En dan waren er nog duizenden schriftloze religies van zogeheten stamsamenlevingen, zonder heilige boeken.
Door het uitvergroten van het contrast tussen religie (primair christendom) en atheïsme, kwam de nadruk te liggen op de verschillen tussen een religieuze en een niet-religieuze levensbeschouwing. Dat beperkte de blik. Overeenkomsten waren niet relevant. Dat nu auteurs met een ogenschijnlijke atheïstische achtergrond enige sympathie voor religie weten op te brengen, duidt erop dat ze veeleer op overeenkomsten letten dan op de – intussen nogal uitgekauwde – verschillen.

In de studie van religies is trouwens al een tijdje een soortgelijke trend waarneembaar. Dat is te zien in religiedefinities die de nadruk leggen op haar functies en taken, zonder het sacrale etcetera te vermelden. Religie is dan bijvoorbeeld ‘antwoord op de diepste levensvragen’. Dit type definitie omvat ook levensbeschouwingen die God noch diens gebod een plek gunnen. Zo valt er ineens veel meer onder het kopje ‘religie’, atheïsme en humanisme inbegrepen. En volgens sommigen ook voetbal.
Vanuit de nadruk op levensvragen kun je, in plaats van het sacrale als vertrekpunt, een andere, algemeen menselijke ingang kiezen om over religie na te denken. Bijvoorbeeld dat alle mensen een problematische relatie onderhouden met wat hen overstijgt. Daaruit vloeien stevige levensvragen voort. Denk aan tijd en dus dood, aan de onmetelijke ruimte en het nietige planeetje aarde, plus het nog nietiger mensje. Ook de samenleving kan als overstijgend ervaren worden, net als het niet uit te roeien kwaad in mensen. Dat er psychotherapeuten zijn, duidt erop dat er mensen zijn die hun ‘zelf’ als overstijgend ervaren.
God weet er raad mee
Opvallend: ook het goddelijke overstijgt de mens. Maar dat grotere geheel is benaderbaar. Elke religie die gericht is op het sacrale heeft daar een eigen recept voor. Bovendien helpt het goddelijke om de andere overstijgende gehelen een plek in een beheersbaar systeem te geven. God overstijgt alles wat de mens overstijgt en weet er raad mee. Voor gelovigen in deze religies is dat handig bij hun zoektocht naar antwoorden op de diepste levensvragen.
De poging om het overstijgende leefbaar te maken was lang religieus van aard, dus via het goddelijke. Maar in wezen volgen niet-religieuze levensbeschouwingen dezelfde strategie, door te focussen op de positieve kant van één of meer van die overstijgende verschijnselen, zoals het goede in de mens, of de weldadige ervaring deel te zijn van het universum. Daarmee vond men evengoed antwoorden op de diepste levensvragen, alleen zonder een beroep op een goddelijke grootheid.
De vraag wat religie mag heten, is eigenlijk een laatste rondje conflict tussen religie (lees: christendom) en atheïsme. Nog even komen verschillen aan bod, voordat men de nadruk legt, zoals bovengenoemde auteurs doen, op de overeenkomsten. Men kan nu elkaar omhelzen als bondgenoten in de zoektocht naar het goede leven.
Levensbeschouwing is de grootste gemene deler, of wereldbeeld, of levenskunst. Of toch religie. Kies maar, het draait uiteindelijk om het spel met mogelijkheden om overstijgende grotere gehelen een plek te geven in het eigen leven.
Opmerkelijk dat het hele genbeuren rond politiek/religie bijv rond Trump, niet is genoemd.
Niet helemaal gek, omdat de religie in die zin nooit weg is geweest.
Mijn vragen zijn altijd:
Waar baseer je het (reli.bewustzijn) op?
Is er n extern ijkpunt?
Is er n interne correctie – op sectarisme of andere excessen (zoals bv trumpisme n exces is).
Hoort t bij de blije boodschap van re-religie, dat zoveel “ortho’s”/evangelicalen Trump steunen?
Zoals t hier t lande is: steun vr bbb, pvv door n katho.club als nsc en de impliciete of expliciete steun v d SGP?
En: wat heeft die re.reli eigenlijk te betekenen?
Nuchtere atheïsten en humanisten doen met zoveel, gaan soms verder dan d zgn toevoeging v “naastenliefde” of compassie, die re.religieuzen zouden tonen.
Kortom: moet je hier, met deze oude koek zo blij zijn? Hoe kritisch is men daarin naar zichzelf en de samenleving? En is er wel n grond om kritisch te zijn? Immers: de krokusjes komen er op vandaag, de zon schijnt en we gaan richting opstanding (der natuur)?!