Zo’n folder zou niet gemakkelijk nu nog te schrijven zijn. In de jaren zestig verdwenen de idealen. Die leegte werd snel opgevuld door het woord ‘utopie’. Dit verschilt van het woord ‘ideaal’ onder meer door minder individualistisch te zijn. Een ideaal hebben is persoonlijk. Een utopie wordt gedragen door een groep en betreft de hele maatschappij. De hele samenleving moet op de schop. Als je naar de geschiedenis kijkt, moet je vaststellen dat het met utopieën vaak niet goed afloopt. Wanneer je bijvoorbeeld in Münster komt, zie je in de toren van een van de oude kerken een paar ijzeren kooien hangen. Ze zijn ooit gebruikt om de leiders tentoon te stellen van het ‘Rijk van Sion’, dat een groep wederdopers in 1534 in deze stad hadden willen vestigen. Ook met de grote utopie van een klasseloze samenleving is het niet goed afgelopen. Pogingen utopieën te verwerkelijken hebben bijna steeds ontelbare slachtoffers gemaakt.
Een andere invalshoek ging het denken domineren: het kritisch denken. Alles kwam onder kritiek te staan, ook het eigen standpunt voor zover dat er nog was. In zijn slechtste vorm betekende kritisch leven cynisch zijn. Een meer positieve vorm kreeg het in het postmodernisme. De term wijst erop dat de moderniteit ons alleen kon beheersen door alles wat niet paste in het moderne levensproject uit te drijven. Godsdienst kreeg bijvoorbeeld weinig waardering in de moderne wereld. Maar van alleen kritiek kan een mens niet leven. Je werpt je op als iemand die wijzer en slimmer is dan ieder ander, maar je hebt niets of weinig positiefs aan te bieden. Als je niet uitkijkt, verzuur je: je wordt iemand die aan de kant blijft staan, van daaruit schreeuwt dat ‘men’ het niet goed doet, en verwijlt in het eigen zuur en in dat van anderen.
Terug naar de utopie? Maar het woord heeft een slechte klank gekregen. We zijn er ook te individualistisch voor geworden. Terug naar het woord idealisme? Kennelijk zitten we op dit spoor: je toewijden aan iets of iemand, je leven richting geven, de bereidheid op zich belangrijke dingen of waarden op te geven omwille van iets wat je ten boven gaat, je eigen belangen overstijgen, kortom een ideaal hebben. Maar we hebben onze naïviteit verloren. Een ideaal nastreven en vooral proberen het ten koste van alles hier en nu te verwerkelijken is levensgevaarlijk. Op volwassen wijze een ideaal koesteren is voor iets gaan, maar tegelijk dit relativeren, beseffen dat dit ideaal mogelijk, zelfs waarschijnlijk, nooit werkelijkheid wordt. Het is koersen tussen hen die alle idealen onder hun kritiek vermorzelen en hen die idealen tot absolute waarden maken, en er absolute zekerheid aan ontlenen. Zich toevertrouwen aan kwetsbare idealen, zich inspannen voor idealen waarop kritiek mogelijk is. weigeren te zeggen dat het allemaal toch op niets uitloopt, is denk ik een volwassen manier om met idealen om te gaan.
Mooie tekst André! Dank.
je vertelt precies wat ik zelf deed: eerst een tijd het woord ‘utopie’ gebruikenen nu terugkeren naar het oude woord idealen.
Ideaal is kwetsbaar, ja. Ideaal kan tegen kritiek, ik probeer het zuiver te houden, heel moeilijk. Weigeren te zeggen enz. helemaal mee eens.
vriendelijke groet, Jan Bongenaar