O, oude vijver!
een kikvors springt van de kant,
geluid van water.

Al in de tijd van de Japanse Basho (17e eeuw) was water iets bijzonders, iets om over te filosoferen. Eindeloos zijn de haiku’s die over stromend, neerstortend en bevruchtend water gaan. Hier in Nederland is water zo vanzelfsprekend dat we er weinig over nadenken, alleen wanneer er teveel van is, in de vorm van een overstroming. Maar wat is water eigenlijk? Water kan stil en oud zijn (zie de haiku), water kan diep zijn (de oneindige bron in Nevers), water kan stromen (door sluizen), water kan genezen (thermale baden), water kan vernietigen (overstromingen), water kan er ook niet zijn zoals in het verdroogde land van Andalusië nu, en in de waterbekkens van miljoenenstad Kaapstad in 2018.

Water, het lijkt voor mensen vaak als vanzelfsprekend. Toch klinken er in het altijd waterrijke Nederland ook waarschuwingen dat er een tekort aan drinkwater zou kunnen ontstaan. Hoe krijgt iemand nu een bewuste relatie met water? Telkens wanneer je iemand met een hogedrukspuit het onkruid en de aanslag op de stenen en tuintafels ziet wegspuiten in plaats van het weg te schrobben, kun je je afvragen wat water voor hen betekent. Mensen die langere tijd in een warm land woonden, herken je direct aan hun andere relatie met water: zij hebben een besef dat water er ook niet kan zijn of alleen in een klein blikje om je mee te wassen. Al het water dat we hier gebruiken is zuiver drinkwater en komt zomaar uit de kraan, tenzij we een eigen bron hebben. Water lijkt dus vanzelfsprekend, maar voor het echtpaar in het bijzondere verhaal van de Zweedse schrijver Torgny Lindgren (1938-2017) is dat niet zo.

Als jonge mensen, net getrouwd, kopen ze een afgelegen huis met een eigen waterbron. Maar ze blijken bedrogen, de put geeft alleen brak water. De man graaft jarenlang overal op hun land putten op zoek naar een waterader. Tevergeefs. Hij zegt tegen Teresia, zijn vrouw, die elke dag van verre water haalt: ‘Die stenige aarde, die droge hoop gruis, die is als de woestijn van Sin (Exodus 16).’ Later schrijft hij over de geschiedenis van hun water aan het districtsbureau van Ume, waar hij woont:

‘Er is water dat koud is en zo dicht als steen, je kan het niet drinken (…), en er is water dat bitter is en naar zweet smaakt, en soms lijkt water dood, de waterspinnen zakken er dwars doorheen alsof het lucht zou zijn. Ja met water is het net als met het zand van het strand aan de zee, er zijn ontelbare soorten. Dus dat papier dat jullie van het districtsbureau gestuurd hebben om ons te laten vertellen hoe het met het water zit, dat deugt niet, voor water zijn twee regels niet genoeg, wanneer je zeventig jaar geleefd hebt zoals ik, dan heb je over water zo veel kennis opgedaan dat het districtsbureau erin zou kunnen verdrinken.’

Na al die jaren graven hebben ze onverwacht in het gras waar ze samen in de zon liggen een vochtige plek ontdekt, waaruit wat water opwelt. Op aandringen van Teresia gaat haar man daar graven: ‘Het water kwam bijna meteen, ik had nog geen twee voet gegraven, het was een straal zo dik als een vuist, en het stroomde over de rand, het was een bron, ja echt. (…) En dus kan ik het districtsbureau antwoorden dat, ja, dat wij water na zullen laten, en dat de bron Teresia’s bron genoemd wordt.’

Wat een prachtig beeld: levenslang werken aan een goede waterbron om na te laten aan komende generaties!

Felicia Dekkers

Felicia Dekkers

Redacteur

Felicia Dekkers is Neerlandica en studeerde later theologie. Zij werkte in het onderwijs (MO en HBO) en daarna als (beeld)redacteur bij …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.