Ik geef meteen toe: het leven met de gevolgen van een hersenbloeding valt vaak niet mee. Ik weet het uit ervaring. Er is functiebeperking, er is onderbreking van wat je wilde doen – het lukt niet en wordt dus een bron van frustratie. Er is eenzijdige afhankelijkheid en beperkte of afwezige zelfredzaamheid. En een handicap is ook in sociaal opzicht een bron van ergernis: de interruptie geldt immers ook de routines van de sociale omgeving. Die wil best solidair zijn en zorgen – en soms met grote toewijding – maar de ergernis blijft. En het blijft niet bij ergernis: ook pesten, sociale uitsluiting en verwaarlozing vallen vaak ten deel aan mensen met serieuze handicaps. Maar de groep gehandicapten is te klein en heeft te weinig toegang tot arbeid en politiek voor een eigen wereldwijde emancipatiebeweging om echt iets aan die gevolgen te doen. Het blijft knokken voor minimale toegankelijkheid, voor recht op gezondheidszorg, voor toegang tot de arbeidsmarkt- telkens weer. In de nieuwe zelfredzaamheidsideologie is het ook steeds weer incasseren met de vraag: wat kunt u wel zelf? Worstelen en knokken is het, wereldwijd, en zelfs in het beschaafde Nederland. En ook de kleine of grote ongemakken in het dagelijks leven blijven; zij kunnen ervoor zorgen dat een mens ervan gaat dromen opnieuw geboren te worden.
Maar toch. Is het nou zo dat God – of Allah- hier achter zit? Mijn antwoord is: nee.
Toegegeven: ik ben geen moslim. Misschien heb ik daarom minder recht van spreken in de geloofsuitleg van een andere religie. Maar als gehandicapt geboren christen wijst mijn Godsgeloof in die Ene God toch een andere weg. En dat is een weg waarvan ik zou hopen dat die binnen de Islam als latere vorm van monotheïsme zou worden overgenomen uit het christendom.
De God waar ik in geloof is geen verkeersregelaar, voor wie gelovigen slechts marionetten zijn die ‘random’(door een willekeur beoefenende, want soeverein vrije God) door het noodlot getroffen worden. De God waar ik in geloof is er ook niet Een van wie alle acties a priori goed zouden zijn omdat Hij immers ‘voorzienig’(providentieel) zou zijn en dus wel weet hoe Hij voor ons zorgt ook al begrijpen wij het zelf niet. Hij is ook al niet een God wiens Almacht betekent dat wij mensen ons aan een lot moeten onderwerpen dat wij niet begrijpen. En Hij is al helemaal geen God die mensen treft met een hersenbloeding bij wijze van straf, als vergelding voor – al of niet verborgen – kwaad dat wij begingen. Dit alles is een voor mijn geloof wezenlijke ‘negatieve theologie’, die uitspreekt wat God niet is. Die negatieve theologie behoort tot mijn geloofstraditie. En ik maak me sterk dat een vorm van die negatieve theologie ook onder moslims bekend is: per slot van rekening is God ook volgens moslims transcendent en dus voorbij aan onze beelden omtrent God of Allah. In beide religies is het dus belangrijk en legitiem te zeggen wie of wat God niet is.
De weg naar dit geloofsinzicht wordt, althans in mijn traditie, door de openbaring zelf gewezen. Tot het heilig boek van het christendom behoort namelijk ook het Joodse boek Job met zijn bizarre openingsscène van een God die met Satan wedt over de standvastigheid van Job. Over dat Bijbelboek zijn boekenkast vol geschreven. Ik denk dat dit Bijbelboek Job niet een eenduidig antwoord geeft op oorzaken en redenen van menselijk lijden, maar dat het wel laat zien dat verlies (ook verlies van gezondheid) als beproeving kan en mag worden ervaren binnen de geloofstraditie en dat menselijk lijden weliswaar niet verklaard kan worden maar wel betekenis heeft. Verder lezend dan de openingsscène ontdekt men dat dit Bijbelboek Job aan mensen een houding leert van legitiem dispuut met God en van wijsheid zonder fatalisme. Legitiem dispuut met God, want daarmee is dit Bijbelboek goeddeels gevuld. En wijsheid is het, de vraag naar het waarom althans uiteindelijk onbeantwoord te laten en niettemin de schoonheid en grootsheid van God te loven. Die God is immers groter dan ‘ikzelf’ en groter dan ‘mijn situatie’. Aporie – het onbeantwoord laten – en wijsheid horen in dit boek bij elkaar: de Joodse traditie reikt in mijn visie aan christendom en Islam een soort van gelovig agnosticisme aan: de weigering het lijden aan God toe te schrijven, met hoeveel dispuut, protest en moeite ook, dat is allemaal, alles inclusief, in elke fase, ontzag voor de Allerhoogste. En in dit alles is de waardigheid van Job te vinden. Het boek Job zet de lijdende gelovige rechtop. Het appelleert aan de volwassenheid van een met recht disputerende Job, die uiteindelijk uitkomt bij het leven zonder waarom, maar in een openheid voor de God die groter is dan precies deze situatie.
Mijn verworven inzichten in wat God niet is, als het over ziekte en lijden gaat, gaan behalve op dit Bijbelboek Job, niet minder terug op een andere voor mijn (katholiek) geloof gezag hebbende tekst, een evangelietekst: Johannes 9: 1-38. Jezus – voor moslims Isa – ontkent daarin dat de blinde aan zijn ziekte lijdt omdat hij of zijn ouders gezondigd zouden hebben. Met andere woorden: het causale, reden gevende verband tussen lijden aan een ziekte (of gevolgen ervan) enerzijds en een ‘zonde’ waarvoor men wordt gestraft , wordt hier door Jezus doorbroken. Het gaat er in christelijk- gelovig perspectief helemaal niet om waar mensen vandaan komen, wie er in het verleden allemaal wel of niet gezondigd hebben, of zelfs niet wat hun actuele situatie is. Het gaat er in dit verhaal om, wie we zijn in de ogen van een hoop gevende God die zich voor onze toekomst interesseert.
Is dat een ‘gratis’ vrijblijvende geloofsvisie die uit deze Bijbeltekst spreekt? Geenszins, wat mij betreft. Ze vooronderstelt namelijk de solidaire en toekomst scheppende praktijk van Jezus, die – symbolisch- zieken genas, sociale uitsluiting doorbrak, en mensen hoopvol deed samenleven. Een weg die navolging verdiende en heeft gekregen.
Voor mij als christen gaat het hierbij om meer dan een profeet die enige teken stellende handelingen verricht. Voor mij vervult Jezus hier de’ rol’ van God, hij ‘belichaamt ‘God en laat in zijn handelen zien wie die God is. Jezus belichaamt een solidaire God die met mensen solidair is door zelf in het lijden deel te nemen, niet minder dan dat. Maar ik weet het: hier gaan de wegen van islam en christendom uiteen. De menswording van God is – in mijn visie, althans- helaas in de Arabische wereld omstreeks de tijd van optreden van de profeet Mohammed onbegrijpelijk geworden door inadequate Grieks- Hellenistische speculaties in het christendom over de relatie tussen Jezus en Zijn God. Vooral het Hellenistisch idee dat God niet kon lijden heeft voor veel ellende gezorgd. Het kon in een synthese komen met opvattingen over transcendentie in het ethisch monotheisme. Daardoor is het geloof in Gods soevereine transcendentie nodeloos los geraakt van het geloof in de peilloze diepte van Zijn solidariteit met mensen.
Juist in de discussie over de vraag wat de ziekte en lijden van een vrome moeder met God te maken heeft, wordt duidelijk wat de prijs is die voor de in cultuurhistorische zin schuldige onbegrijpelijkheid van de medelijdende God betaald is. Christus’ boodschap in het evangelie van de blindgeborene is deels verloren gegaan en het inzicht in een God die verlost door deelname in het lijden, mensen in hun kracht zet en verbindt- een God die verlossing begint in het lijden – blijven ontoegankelijk voor juist die mensen die de solidariteit van God het hardste nodig hebben. Maar misschien kent de Koran andere wijzen om Gods intrinsieke verbondenheid met lijdende mensen, met hun kracht en met hun onderlinge solidariteit uit te drukken.
De weg naar levenswijsheid rond het leven met handicaps is hard, maar niet onbegaanbaar. En het geloofsinzicht dat God niet de oorzaak is van ziekte of handicap komt geen enkele gelovige aanwaaien, en dat hoeft ook niet. Dit geloof is een vorm van wijsheid die de structuur heeft van veel openbaringen: ze worden pas achteraf duidelijk, in en na heel veel protest en dispuut, en hoe men de geloofsinzichten precies verworven heeft weet men niet precies.
Wat een goed moslim moet of mag geloven in dezen: ik weet het niet. Maar wat ik wel weet is dat de gezamenlijke joodse bronnen van ‘de mensen van het Boek’ een andere kant op wijzen dan Mohammed Benzakour in zijn column suggereert: niet van ziekte of handicap als straf of vergelding, maar een weg van wijsheid en van vertrouwen op een solidaire God die uit ervaring weet wat lijden is, en die de kracht van mensen en hun solidariteit versterkt, en juist zo verlost.
Wat fijn om dit te lezen. In de Koran wordt het verhaal van de profeet Job (Ayyub) ook gememoreerd met precies dezelfde strekking en de boodschap dat Job zijn geloof in God niet opgaf toen hij beproefd werd. Ook onder christenen hoor je wel dat dit en dat een straf (‘gesel’) van God is. Wat dat betreft zijn christendom en islam hetzelfde – je kunt twee kanten uit. Benzakours probleem is dat hij geen belijdend moslim is en dus eigenlijk als een atheïst redeneert. Antroposofen hebben ook een interessante (en hoopgevende) visie op de gebreken van het ouder worden en aangeboren of later ontstane handicaps. Dat is te ingewikkeld om daar in een korte reactie op in te gaan.
lieve mensen,
Wat God met menselijk lijden te maken heeft, daar wil ik nog verder en diepgaander over nadenken. Ergens denk ik, dat het alleen met Hem te maken heeft, wanneer wij in gebed ons lijden naar Hem toe dragen. Dan is het – met het lijden zelf – mijn begaan-zijn en mijn zelf lijdend zijn, dat ik naar Hem toedraag…
Maar voor alles is de betekenis en draagwijdte van menselijk lijden (en in mijn beleving ook het lijden van dieren) een geheim. Ik kan nooit zeggen, dat God dit gewild heeft of veroorzaakt. Het zit vast aan en is verbonden met onze wijze van bestaan. Alleen ik als mens kan daar betekenis aan toekennen, alleen ik kan dit lijden in mijn onmacht en niet-weten naar Hem toe dragen.
Zo was dat met Jezus’ lijden en zo is het met al het lijden dat er is, was en zal zijn.
Lijden geeft en leert mij ook, om leven zinvol te beleven. Een paradox misschien, maar het is wel mijn ervaring. Voor mijn gevoel zou lijden er niet mogen zijn, maar het is er wel en brengt mij tot zinbeleving.
Hiermee wil ik niet zeggen dat niet ook vreugde, goedheid en welbevinden met zin gevuld kunnen zijn. Maar deze dragen het risico in zich, dat je daarbij blijft staan, dat je erin opgaat buiten alle zinbeleving om.
Hier dringt zich de vraag aan mij op: Kan ik het lijden van de ander zinvol maken? Anders gezegd: Kan ik er zin aan geven, als het die zin voor de mens die het ondergaat niet heeft?
Misschien kan dit alleen smekend en biddender-wijs.
Een vliegtuig met honderden mensen dat uit de lucht gechoten wordt…. Hun stoffelijk overschot dendert met de trein naar hun en ons land terug.
Die vraag is nog indringender, nu ik dezer dagen ook geconfronteerd wordt met een mens, die in wanhoop zijn leven beëindigde. En ook nu, heel recent, een heel dierbaar iemand koos voor die weg. In wanhoop, ja.
Ik kan niet accepteren, dat die mens veroordeeld wordt.
Hier is mijn beleving, dat God die mens als troostende God heeft ontvangen.
Sorry, mijn reactie wordt te lang. Ik hoop, dat hij aankomt.
zuster Margaretha Kemperman osc
Dank voor de reacties.
Wat betreft Hendrik Jan’s reactie: ik ben er niet zeker van dat men legitiem twee kanten op kan met de vraag naar God als oorzaak van lijden. Ik weet wel dat er inderdaad, zoals jij zegt, in de praktijk ook twee wegen zijn en dat er inderdaad een fatalistische vorm van volksvroomheid bestaat, maar binnen en tussen de tradities moet het gesprek gaande blijven welke verbindingen van God en lijden geldig zijn in het licht van de openbaring, vind ik. Dan kan, lijkt mij, blijken dat de solidaire God betere papieren heeft dan een leed toevoegende God.
Zr Margaretha: suicide is vreselijk- veel sterkte. zelden is suicide het gevolg van een bewuste weloverwogen balans van het leven. Die positie komt bijna alleen in filosofische stromingen voor (oa. het stoïcisme), maar in de praktijk zijn wanhoop en machteloosheid de drijfveren. Zelf ben ik blij dat de katholieke kerk nu ook mensen katholiek begraaft die suicide gepleegd hebben: hiermee geeft de kerk blijk van pastoraal inzicht.
Mij schijnt toe dat als suicide in een zeldzaam geval op moreel verantwoordelijke wijze gebeurt – dus niet in wanhoop- dat dan toch Gods liefde sterker is dan deze schuld.