Gezichten kijken ons voortdurend aan: vanaf het televisiescherm, vanaf de voorpagina van de krant en ook vanaf de museumwanden. Een oneindige verscheidenheid van gezichten, kinderen, ouderen, maar allemaal mens. En allemaal mogelijk evenbeeld van God, van het goddelijke. Of anders gezegd: gezichten als uitdrukking van de atman, de levensziel, de adem.
Het moeilijkste zijn de ogen. Wanneer twee mensen elkaar in de ogen kijken ontstaat er ondanks alles een relatie. Hebben twee mensen ruzie met elkaar of een vooroordeel dan zullen ze de neiging hebben weg te kijken. ‘Kijk me aan!’, klinkt er dan. Dat maakt het lastig om neutraal te blijven. Het oog nodigt de tegenoverstaande uit tot een begin van een relatie.
Ook vanaf de wanden van een museum met kunst uit Afrika kijken mensen de toeschouwer aan. Neutraal blijven lukt dan niet meer, gelukkig. Op allerlei manieren geschilderd, gefotografeerd of vervaardigd met gemengde technieken. In Kunsthal Kade in Amersfoort exposeren kunstenaars met hun werk uit de grote verzameling van het echtpaar Schulting. Deze tentoonstelling staat in een lange reeks van tentoonstellingen met kunstenaars uit Afrikaanse landen en de diaspora. Veel kunstwerken zijn bij nader inzien een uitnodiging om via het kunstwerk een relatie te leggen tussen de kunstenaar zelf en de beschouwer.
Dat relationele ligt in veel niet-westerse landen aan de basis van het menselijk handelen. Voor ons gevoel eindeloos duren de begroetingen en het informeren naar de familierelaties, voordat men overgaat tot zaken doen. Dat zie je ook terug in de manier waarop bijvoorbeeld de mensen in noordelijk Natal in Zuid-Afrika elkaar begroeten: ‘Sawa bona’ wat zoveel betekent als ‘ik zie u’. Het antwoord daarop is ‘Sikhona’ – ‘ik ben hier’. De volgorde in dit begroetingsritueel is belangrijk: pas als je mij ziet, besta ik.
Hoe zit dat nu met die actuele kunst in Kade? Belangrijk is te weten dat het over het algemeen zeer jonge kunstenaars zijn, die, op zoek naar hun identiteit, in de laatste vijf jaar plotseling internationaal met hun kunst doorbraken. Daarom heet de tentoonstelling Africa Supernova. Wat wil het nu zeggen dat in die verzameling zoveel portretten, gezichten je aankijken? Elk museum van aanzien heeft al eeuwen een afdeling Afrikaanse kunst, maar dat zijn vooral artefacten, maskers, voorwerpen voor ritueel en dagelijks gebruik. Persoonlijke uitbeeldingen van mensen kwamen in die kunst weinig voor (of het moest een opgezette Afrikaan zijn die schandelijk genoeg tot 1997 in een museum in de Pyreneeën stond). En nu zijn er ineens veel nieuwe kunstwerken, onder andere met gezichten, portretten die je aankijken, die je willen raken en uitdagen.
Eigenlijk zeggen ze op allerlei manieren: ‘Zie mij!’ Een oproep aan de westerse mens om de oude kijkrichting te verbreden en te ontdoen van racistische vooroordelen die onderhuids vaak aanwezig blijven. Zoals bijvoorbeeld het confronterende het werk van S hungi Mlengeya (1991, Tanzania), die zichzelf afbeeldt als zwarte mens die praktisch opgaat en dus verdwijnt in de haar omringende witte achtergrond. Laetitia Ky uit Ivoorkust (1996) wil juist met haar werk haar eigen identiteit en het zelfbewustzijn daarover te benadrukken. Hoe? Aan de hand van haar weelderig krullend haar.
Het haar werd eeuwenlang door vrouwen glad gemaakt, als aanpassing aan de westerse mens. Los krullend haar was een teken van niet aangepast zijn. Op foto’s gebruikt Ky dat haar als protestmiddel: tegen onderdrukking met een vanaar gevlochten vuist en tegen genderongelijkheid met een vaginavorm van haar op het hoofd. Ze zegt: ‘When you start to believe you’re valuable, that you’re worth something, you don’t accept injustice any more. You want respect. You want to be free.’
Zie haar! Zie mij! Zie hen! Een uitnodiging aan de toeschouwer om zonder vooroordeel te gaan kijken…