De zon schijnt op deze winterdag, ingehouden maar vol licht, al is het kortstondig. De kippen scharrelen in het kippenhok. Familie mus inspecteert de restjes op de grond terwijl ze snel en zorgvuldig tussen de paaltjes en de kippen heen en weer vliegen. Af en toe komt een fiets of een auto langs. Het is niet echt koud en het waait nauwelijks. Het lijkt een gewone winterdag. De natuur gaat zijn gang, maar wij staan bijna stil, beperkt in onze bewegingen. Ik zou iemand willen opzoeken, naar een museum of concert gaan, maar ik zit hier met mijzelf op bezoek. Dan komen de volgende zinnen in mij op: ‘Ik zit mij voor het vensterglas/ onnoemlijk te vervelen./ Ik wou dat ik twee hondjes was,/ dan kon ik samen spelen.’
Dan komt de vraag in mij op: waarom heb ik de ander eigenlijk nodig?
Soms trekken mensen ver weg om zich van die anderen te bevrijden, op een eiland in de Stille Zuidzee of hoog in de bergen. In tv-programma’s worden ze opgespoord en bevraagd op wat dit eenzame leven hen biedt. Zo’n terugtrekkende beweging – het dorp uit of de stad, ver van de familie en iedereen weg – is overigens van alle tijden: denk maar aan kluizenaars, aan de oude woestijnvaders en -moeders. Zij verkozen het om alleen te zijn in een oneindige fysieke ruimte ten einde de geestelijke ruimte, in hen en om hen heen, te verkennen. Zij zochten wel verbinding, soms ook met elkaar, en dat heeft ook geresulteerd in hun prachtige korte teksten. Niet afgeleid door drukte en geluid zochten en vonden deze eenlingen verbinding met God. Bovendien was gastvrijheid heel belangrijk voor hen, ook al moesten ze die onverwachte gast het laatste eten aanbieden dat ze hadden. Soms voorkwam zo’n hulpvraag van een ander dat zij al te zeer op zichzelf gericht raakten. Die verschillende vormen van verbinding, van contact, waren essentieel om in de ‘woestijn’ te overleven.
Ons teruggetrokken bestaan nu, hoewel niet altijd vrijwillig gekozen, draagt ook het gevaar in zich van louter op jezelf en je eigen problemen gericht te zijn. Hoe komen we, maar vooral hoe blijven we in verbinding? Hier komt de kleine Prins, naar het verhaal van Antoine de Saint Exupery (1943) ons te hulp:
Alle tijd die je aan je roos besteed hebt, maakt je roos juist zo belangrijk.
– De tijd die ik aan mijn roos besteed heb …, zei de kleine prins, om het goed te onthouden.
Dat is een waarheid, die de mensen vergeten zijn, zei de vos. Maar die moet jij niet vergeten. Je blijft altijd verantwoordelijk voor wat je tam hebt gemaakt. Je bent verantwoordelijk voor je roos.
– Ik ben verantwoordelijk voor mijn roos, zei de kleine prins om het goed te onthouden.
Wie is mijn roos eigenlijk? Voor wie neem ik verantwoordelijkheid? Dichtbij èn veraf? Verwant of vreemd? Met een belangstellende vraag, een kaartje in de bus, wat vogelvoer strooien voor de mussenfamilie of boodschappen doen voor een buurman of een wandeling samen? Dan blijkt wie ik ook kies als roos, wat ik ook doe, wij raken verbonden. Die roos is er voor mij en ik voor haar…