De documentaire verkent hoe Iraanse bahá’ís zijn vervolgd sinds het ontstaan van het geloof halverwege de negentiende eeuw en vooral sinds de Islamitische Revolutie in 1979. Opmerkelijk waren niet alleen de persoonlijke verhalen en ervaringen over de manier waarop de fundamentele mensenrechten van Iraanse bahá’ís worden beperkt of zelfs bijna volledig weggenomen, maar ook reflecties over de tactieken en propaganda die gebezigd worden door het Iraanse regime om de bahá’ís verder te marginaliseren.
Bij de paneldiscussie waren, naast filmmaker Farid Haerinejad, eveneens aanwezig de Speciaal gezant religie en levensovertuiging van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Bea ten Tusscher, de Iraanse vrouwenrechtenactivist Mansoureh Shojaee en Rachel Bayani, vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community in Brussel.
Ten Tusscher herinnerde het publiek eraan dat de film duidelijk maakt dat religie als zowel een gereedschap voor de verbetering van de wereld als een wapen ertegen gebruikt kan worden. Dat de Iraanse overheid haar religieuze ideologie als wapen tegen bahá’ís en andere (religieuze) minderheden gebruikt onderschreef ook Mansoureh Shojaee. Zij benoemde dat de bahá’ís voornamelijk worden vervolgd vanwege de progressieve boodschap van universele vrede en de inspanningen om de rechten van vrouwen te beschermen en het welzijn te bevorderen. Filmmaker Haerinejad stemde hiermee in en voegde toe: “In het Bahá’í-geloof is er geen priester, en het gehele bestaan van de Iraanse overheid is gebaseerd op het priesterschap. Als je die rol wegneemt, ontstaat er een groot probleem.”
Het uitbrengen en verspreiden van de documentaire valt samen met een recente golf van schendingen van de fundamentele mensenrechten van de Iraanse bahá’ís door de overheid, die in toenemende mate systematischer worden. “Alleen al in de maand augustus hebben we meer dan 245 incidenten van arrestaties en vernielingen gehad,” deelde Rachel Bayani, vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community in Brussel, mee. Minstens dertien daarvan waren jongeren. Hun misdaad? Samenkomen om na te denken over de rol van onderwijs in het verbeteren van de wereld. “Wat zij doen is precies hetzelfde als wat de bahá’í-jongeren in Nederland doen, en wat ze eigenlijk over de hele wereld doen, namelijk proberen te zien hoe ze hun leven kunnen wijden aan de verbetering van de samenleving.”
Ondanks de schrijnende beelden en verhalen en het recente nieuws van de verschrikkelijke vervolgingen was het sleutelwoord van de avond ‘hoop’. “Het laatste dat we zouden moeten verliezen is hoop,” deelde mevrouw Ten Tusscher. “Als we hoop verliezen, verliezen we het leven.”

Karlijn van der Voort van het Bureau Public Affairs van de Nederlandse Bahá’í-gemeenschap sloot de bijeenkomst af met de volgende woorden van het Universele Huis van Gerechtigheid, het belangrijkste bestuursorgaan van het Bahá’í-geloof, gericht tot de bahá’ís van Iran: “In the midst of these events, bring hope to your countrymen’s hearts. Be a source of consolation to every burdened soul and of confidence to every weary heart. Care sincerely for everyone and bring solace to every helpless one. Heal the pains of others and thereby ease your own pain. And before Almighty God ask forgiveness for those who commit iniquity against you, and pray fervently that the dross of prejudice and ignorance may be cleansed from their hearts.”
Via deze YouTube-link kan het panelgesprek worden (terug) bekeken.