Duurzaamheid behoort tot het hart van het christelijk geloof. Christenen zijn geroepen om voor de schepping te zorgen; een oproep die voortvloeit uit hun liefde voor God, de Schepper. Om te zorgen voor zijn schepping is het nodig duurzaam te leven. De verbondenheid van duurzaamheid en christelijk geloof geeft christenen de kracht om voor de schepping te zorgen. Die verbondenheid brengt ook hoop. Vanuit die hoop zetten christenen zich in voor het behoud van de voorwaarden voor het leven. Want de aarde is een geschenk. Wie duurzaam leeft, zet geloof om in daden. Het geloof van christenen wordt zichtbaar in hun relaties met de wereld om hen heen, in hóe zij in gezamenlijkheid zorg willen dragen voor de schepping. In kerken kan dit vorm en richting krijgen, ook in samenwerking met andere mensen van goede wil. Want het werken aan duurzaamheid kan alleen in gezamenlijkheid.

Duurzaamheid als levensbeschouwelijk vraagstuk

Hebben christendom, geloof, theologie en kerken eigenlijk iets van doen met klimaat en duurzaamheid? Die vraag kunnen we volmondig met ‘ja’ beantwoorden: Ja, duurzaamheid behoort tot het hart van het christelijk geloof. Christenen zijn geroepen om zorg te dragen voor de schepping, waar zij zelf ook deel van uitmaken. Duurzaamheid is daarom niet alleen een zaak van natuur en milieu. Het is evenmin alleen een kwestie van natuurwetenschap, techniek, economie of politiek. In de kern is duurzaamheid een sociaal-ethische en levensbeschouwelijk vraagstuk.

De encycliek Laudato si’ , die paus Franciscus in 2015 publiceerde, benadrukt dit. Hierin verbindt de paus de vernietiging van natuur en milieu naadloos met armoede en ongelijkheid en neemt hij enige afstand van het antropocentrisme. Hij spreekt over de noodzaak van ecologische bekering en integrale ecologie, waarin wetenschap, technologie, economie, politiek, cultuur en natuur op elkaar zijn afgestemd.

Duurzaamheid gaat dus over de kwaliteit van de samenleving én de natuur. Nu zijn de natuur en de samenleving voortdurend in beweging, onder invloed van natuurlijke processen én menselijk handelen. Duurzaamheid is daarmee geen statische, natuurwetenschappelijk of economisch vaststelbare grootheid, maar gaat over doelen, betekenissen en waarden, en dus over ethiek en politiek. Zelfs voor het beschermen van milieu en natuur moeten we eerst weten wát we willen beschermen, en in hoeverre. Het bepalen daarvan houdt onvermijdelijk waardeoordelen in. Dat doen we niet puur voor onszelf, maar ook voor toekomstige generaties en voor de aarde zelf. Omgekeerd geeft juist dát ons eigen leven waarde, betekenis en zin, en onze identiteit inhoud.

Maar de waarden van toekomstige generaties kennen we niet, waardoor het maken van duurzaamheidskeuzes moeilijk is. Wat we wel kunnen, is ons afvragen wat wij van waarde vinden en om díe reden zouden willen overdragen aan volgende generaties. Omdat wij willen dat zij er – net als wij – plezier, betekenis en zin aan kunnen beleven. Zij zijn immers net zo belangrijk als wij. Dát is het centrale punt van duurzaamheid. En daarmee is duurzaamheid een sociaal-ethische en levensbeschouwelijke kwestie.

Bij duurzaamheid gaat het dus om de toekomst, een goede toekomst, zowel voor mensen als voor de natuur en de aarde als geheel. Christenen hebben echter lang gedacht dat het in de Bijbel en de daarin beloofde toekomst alleen om mensen draait. Maar nadere lezing heeft geleerd dat het in de Bijbel helemaal niet alleen om mensen draait. God is betrokken op heel de schepping. Het verbond dat God na de zondvloed aanbiedt, is een verbond met de hele aarde, niet alleen met mensen.

Het Bijbelse verhaal: een verbond met heel de aarde

Het Bijbelse verhaal van de schepping vertelt hoe alle schepselen, inclusief de mens, met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn. In het Bijbelboek Genesis lezen we dat God de mens schiep, nadat Hij de zon en de maan, de aarde en de planten en dieren geschapen had. De mens kwam in een al geschapen, voorgegeven wereld. Hij had daarin zijn plek en was afhankelijk van de andere schepselen. De zon gaf licht en verwarmde hem; er was water, er was voedsel. God gaf de mens de opdracht de aarde te beheren, in het besef dat ‘van de Heer de aarde is en al wat daar leeft’ (Psalm 24:1).

Als een refrein lezen we in dat eerste scheppingsverhaal, Genesis 1, dat de wereld goed is. De hele natuur, de lucht, het water, de planten en dieren, zijn goed. Alle schepselen verwijzen naar God. Dat heeft consequenties voor onze houding tegenover de ons omringende planten en dieren. Als schepselen van God hebben zij een eigen waarde, die de mens dient te respecteren.

De hele schepping is zo een lofzang op God (Psalm 136:1-9, Psalm 148). De rijkdom van de natuur, de onvoorstelbare diversiteit aan planten en dieren, de wetmatigheden die ten grondslag liggen aan het leven op aarde – zij getuigen alle van Gods grootsheid, goedheid en wijsheid.

God heeft niet alleen alles geschapen, Hij blíjft verbonden met zijn schepping. God bemint al zijn schepselen (Psalm 145:9). Ook al misdraagt de mens zich zodanig dat God besluit tot de zondvloed, Hij behoudt de rechtschapen Noach en diens familie, alsook vertegenwoordigers van alle dieren. God sluit een verbond met alle levende wezens en met de hele aarde, gesymboliseerd in de regenboog (Genesis 9).

Dit is een morgen als ooit de eerste,
zingende vogels geven hem door.
Dank voor het zingen, dank voor de morgen,
beide ontspringen, nieuw aan het woord.

Dauw op de aarde, zonlicht van boven,
vochtige gaarde, geurig als toen.
Dank voor gewassen, grassen en bomen,
al wie hier wandelt, ziet: het is goed.

Dag van mijn leven, licht voor mijn ogen,
licht dat ooit speelde waar Eden lag.
Dank elke morgen Gods nieuwe schepping,
dank opgetogen Gods nieuwe dag.

Tekst: Eleanor Farjeon – ‘Morning has broken’
Vertaling: Andries Govaert
Lied op een Keltische volksmelodie, bekend geworden door de vertolking ervan door Cat Stevens

De plaats en rol van de mens in de schepping

Maar als de hele schepping een lofzang is op God, heeft de mens daar dan geen speciale positie in? Wordt de mens in het scheppingsverhaal niet neergezet als kroon op de schepping? Zo wordt het vaak gelezen. Er is echter veel voor te zeggen dat het geheel van het eerste scheppingsverhaal zoals dat in Genesis 1:1-2:4 beschreven wordt, niet de mens maar de sabbat presenteert als de kroon op de schepping. Het is aan de mens de sabbat, de dag van rust, te eerbiedigen. De sabbat geldt niet alleen voor de mens, ook de (landbouw)huisdieren en het land – en daarmee de gewassen – vallen onder de sabbatsordening. De sabbat verbindt God met zijn volk, en verbindt op aarde mens, land, plant en dier.

In het tweede scheppingsverhaal (Genesis 2:4b-25) worden de schepping en de plaats en de rol van de mens daarin verder ingekleurd. De passage blikt kort terug op het voorgaande gedeelte en laat zien hoe de mens vanaf de schepping bestemd is om in een goede en vertrouwelijke relatie met God, de aardbodem, medemensen, dieren en planten, in de ‘tuin van Eden’ (de wereld) te leven. Een tuin om te beheren en te bewerken.

Maar dan wordt een wezenlijk probleem genoemd: ‘De HEER God zei: Het is niet goed dat de mens alleen is.’ (Genesis 2:18). Om het leven ‘goed’ te laten zijn heeft de mens een ‘helper’ nodig, een ‘ezer’ in het Hebreeuws: een term waaraan geen enkele notie van ondergeschiktheid ontleend kan worden. Het gaat bij deze ‘ezer’ om een volkomen gelijkwaardige tegenhanger. Het zoeken van de helper beheerst het vervolg van de tekst, waarin de mens de andere schepselen bij hun naam roept – dat wil zeggen ze een plaats geeft in de schepping. Hij vindt de gelijkwaardige helper echter niet. Vervolgens wordt de vrouw uit de mens zelf genomen. En zó, in deze tweezijdigheid, wordt de mens man en vrouw.

De uitroep ‘eindelijk een gelijke aan mij’ is tegelijk een maatstaf voor alle menselijke verhoudingen. De medemens als gelijkwaardige partner en tegenhanger zien, is kenmerkend voor het wonen in de ‘hof van Eden’, precies zoals dat ook voor het beloofde land geldt. Op deze wijze, in gelijkwaardigheid, tweezijdigheid en gemeenschap, is de mens Gods evenbeeld (Genesis 1:26). Het is ook in deze gezamenlijkheid dat de mens opgeroepen wordt zich verbonden te weten met de gehele schepping en zorg te dragen voor al het leven, om te bouwen aan het koninkrijk van God. Als lot- en bondgenoot van en in de schepping.

Kijk naar de lelies in het veld

Ook in het Nieuwe (tweede) Testament is de schepping nadrukkelijk een afspiegeling van en verwijzing naar het goddelijke. Jezus gebruikt vaak beelden uit de natuur als Hij uitlegt waar het koninkrijk van God voor staat. ‘Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt. (…) Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen’ (Matteüs 6:26, 28a-29; vgl. Lucas 12:24-27).

Vaak onthouden christenen alleen dat Jezus hun meer zorg belooft, niet dat de God die Hij verkondigt de vogels en de bloemen actief en liefdevol doet bestaan. Maar het is in zijn schepping dat God ons zijn belangeloze liefde toont. Aan ons wordt gevraagd daarop te antwoorden met liefde voor alle schepselen en scheppingen die – zoals Franciscus van Assisi dichtte – allemaal onze zusters en broeders zijn.

Zonnelied van Franciscus van Assisi

Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.
U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
en geen mens is waardig uw naam te noemen.

Wees geprezen, mijn Heer met al uw schepselen,
vooral door mijnheer broeder zon,
die de dag is en door wie Gij ons verlicht.
En hij is mooi en straalt met grote pracht;
van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.
Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind
en door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde,
door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water,
die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur,
door wie Gij voor ons de nacht verlicht;
en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster, moeder aarde,
die ons voedt en leidt,
en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten.

Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde
vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen.
Gelukkig wie dat dragen in vrede,
want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood,
die geen levend mens kan ontvluchten.

Wee hen die in doodzonde sterven;
gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt,
want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.

Prijs en zegen mijn Heer,
en dank en dien Hem in grote nederigheid.

Franciscus schreef dit gebed aan het einde van zijn leven, vermoedelijk in de lente van het jaar 1225, toen hij op zijn ziekbed lag in San Damiano

Zo wordt van christenen gevraagd het evenbeeld van God te zijn: ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’, zegt Jezus (Matteüs 5:48). Jezus heeft deze goddelijke volmaaktheid belichaamd in menselijke vorm. Deze komt neer op bewonderende aandacht voor wat klein is en gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien; belangeloze zorg voor wat zwak is en gauw beschadigd raakt of gedood kan worden; blijde dankbaarheid voor wat om niet ontvangen wordt, en als uitdrukking daarvan het bieden van herbergzaamheid aan wie dat nodig heeft – mensen en andere schepselen.

De natuur komt in de evangeliën ook naar voren als beeld van Gods vrijgevigheid. In het Johannesevangelie identificeert Jezus zich zelfs met de natuur, wanneer hij over zichzelf en zijn betekenis spreekt. Hij vergelijkt zijn eigen sterven met het sterven van een graankorrel in de aarde om vrucht voort te brengen (Johannes 12:24). En hij noemt zichzelf een wijnstok waarvan zijn leerlingen de uitgegroeide vertakkingen zijn (Johannes 15:1-8).

Hoop ontvangen dankzij de schepping

De Bijbelse blik op de natuur is er een van verwondering en bewondering. Toch verschijnt de natuur niet alleen als idyllisch en ondubbelzinnig, evenmin als de mensengemeenschap. Ranken van de wijnstok blijven soms onvruchtbaar en moeten dan worden verwijderd. Zelfs als zij wel vrucht dragen, moeten zij worden gesnoeid om nog meer vrucht te dragen (Johannes 15:2). Het graan, grondstof voor voedsel, kan vermengd zijn met onkruid (Matteüs 13:24-30). Goed zaad verdroogt soms door de zon of wordt, als het toch ontkiemt, verstikt door distels (Matteüs 13:7).

Desondanks spoort Jezus er niet toe aan de samenleving met geweld in het gareel te dwingen. Steeds weer maant Hij zijn volgelingen te vergeven, niet te oordelen en hun vijanden lief te hebben – zonder naïviteit. Hij zegt tegen zijn leerlingen: ‘Ik zend jullie als schapen onder de wolven. Wees dus scherpzinnig als een slang, maar behoud de onschuld van een duif’ (Matteüs 10:16; vgl. Lucas 10:3). Evenmin pleit Hij ervoor dieren en planten te onderwerpen. Waar moderne mensen in de natuur vaak meedogenloze onverschilligheid zien, daar openbaart zich volgens Jezus juist in de natuur de barmhartigheid van God, die de zon doet opgaan voor goeden en kwaden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Matteüs 5:45). In deze barmhartigheid redt de natuur ons.

In een gelovig verstaan betekent duurzaamheid niet alleen dat wij als mensen onszelf en de rest van de schepping hoop op toekomst te geven hebben, maar ook dat wij die hoop steeds opnieuw dankzij de schepping ontvangen. Naar wij geloven zal God uiteindelijk alles nieuw maken – hemel en aarde (Openbaring 21:1-5).

energy-saving-7462465_1920 Gerd Altmann Pixabay
Beeld door: Gerd Altmann via Pixabay

Tegelijkertijd wordt in hetzelfde Bijbelboek Openbaring aangekondigd dat degenen die de aarde aan het vernietigen zijn, zelf ooit vernietigd zullen worden. Dit zet de zaak op scherp. De levensvatbaarheid van al het aardse leven, inclusief de mens en de menselijke samenleving, is in het geding. Dat kan ons angst inboezemen. Angst kan verlammend werken, of ons aanzetten tot wanhopige, krampachtige inspanningen.

Het is echter hoop die vrees doet verdampen en ons voor doemdenken behoedt. Gelovig aansluiten bij het verhaal van de komst van Gods koninkrijk, geeft onze hoop richting. Deze visie op de toekomst sluit passiviteit uit, maar ook activistisch fanatisme. Het besef dat we geroepen zijn om gezamenlijk van Godswege mee te doen in de beweging naar het koninkrijk, geeft ons handelen eeuwigheidswaarde. Ja, lijden en dood zijn aanwezig en de apostel Paulus spreekt niet voor niets van de schepping die – inclusief de mensheid – zucht en lijdt in barensweeën. Maar dit beeld van een schepping die baart, suggereert ook dat die situatie niet definitief is. De schepping zal verlost worden ‘uit de slavernij van de vergankelijkheid’ (Romeinen 8: 21). Dus ook vanuit het perspectief van de eindtijd zijn wij bond- en lotgenoten in Gods Schepping.

Al onze daden die vrede en gerechtigheid bevorderen, groot én klein, zijn onmisbare bouwstenen van Gods koninkrijk. Maar tegelijkertijd zijn wij niet degenen die de komst van het koninkrijk kunnen bewerkstelligen. Zoals Israël door zijn volstrekt eigen leefwijze andere volken naar God moest toetrekken, zo worden christenen uitgezonden om in Gods naam de wereld te laten zien hoe we recht kunnen maken wat krom is en helen wat gebroken is.

De aarde als gave

Misschien is het meest in het oog springende verschil tussen het Bijbelse en het moderne wereldbeeld het besef dat de aarde een gave is. Dit is wat ‘schepping’ betekent: niet dat de aarde er ooit niet was en door God is gemaakt, maar dat zij met alles wat zij omvat nog altijd bestaat en daarmee als het ware steeds opnieuw gegeven wordt, dankzij Gods goedheid.

Het gaat niet om een geschenk waar degenen die het ontvangen vervolgens mee mogen doen wat zij willen. Het is ook niet zo dat de aarde ons mensen in bewaring is gegeven om er een tijdje op te passen, zoals het beeld dat wij ‘rentmeesters van Gods schepping’ zouden zijn, kan suggereren. Als deel van Gods schepping ontvangen wij het leven van God. Steeds weer, altijd door.

Maar is de aarde zoals wij haar aantreffen dan niet een plaats van schaarste en moeite, van dreiging en geweld? Volgens de Bijbel wordt de mens inderdaad uit de tuin van Eden verdreven en de akkergrond vervloekt: ‘Zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven’ (Genesis 3:17-18). Ook op andere plekken wordt verhaald van natuurrampen en tekorten. Zo wordt ook het volk Israël op zijn tocht door de woestijn bedreigd door honger en dorst, waarvan het echter op wonderbaarlijke wijze wordt gered. Die wonderbaarlijke redding lijkt de essentie te verbeelden van wat het betekent als mensen zich kunnen voeden en laven: Hoe hard daarvoor misschien ook gewerkt is – wat we ontvangen is óók altijd een geschenk.

De wereld en wat er leeft en uit voortkomt, is volgens de Bijbelse visie dus een gave. Maar niet alleen aan de mens: Alles en iedereen is en wordt aan elkaar gegeven.

Een belangrijke opdracht die daarbij telkens weer klinkt, is onze naaste lief te hebben als onszelf, zoals we ook God moeten liefhebben met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand (Matteüs 22: 37-39). Je naaste liefhebben is op veel manieren te verstaan en in te vullen. Zoals aandacht hebben voor elkaar, zorg dragen voor elkaar en de ander werkelijk zien. Maar wie is eigenlijk onze naaste? Hoe breed moeten we die opdracht verstaan?

Jezus vertelt de parabel van de barmhartige Samaritaan om te laten zien dat de naaste een verrassende andere kan zijn: iemand van wie je het niet verwacht. Maar wat betekent dit gebod onze naaste lief te hebben in relatie tot duurzaamheid?

Door het hele evangelie heen zien we dat Jezus vooral de zorg voor armen en zij die kwetsbaar zijn benadrukt. Meestal zijn het mensen uit deze groep die wonen in gebieden die het meest te lijden hebben van de gevolgen van ecologische crises en klimaatverandering. Want ons moderne, westerse consumptiepatroon leidt tot uitbuiting, ontbossing, overbevissing, uitputting, vervuiling, verlies van biodiversiteit en klimaatverandering. Een duurzame levensstijl die minder verspillend en vervuilend is, is daarmee niets meer of minder dan een manier om onze naasten lief te hebben. Het gaat daarbij om christelijke waarden als rechtvaardigheid en solidariteit; om eerlijk delen.

Zouden we dat niet ook kunnen betrekken op de natuur? Hoe zou de wereld eruitzien als we al onze medeschepselen, en zelfs de bergen en rivieren, zouden ervaren als onze naasten? Als we ons werkelijk met hen verbonden zouden voelen? Franciscus van Assisi zingt in zijn Zonnelied (zie kader) over zuster aarde, maan en water, over broeder zon, wind en vuur. Hiermee laat hij zien dat heel het universum een grote broeder- en zusterschap is, waarin alles aan elkaar verwant en met elkaar verbonden is. Ons lichaam wordt gevormd door de elementen van de aarde. We ademen dezelfde lucht en drinken hetzelfde water als de planten en de dieren.

We hebben zo vaak de neiging de natuur als object te zien. En met dingen kun je immers doen wat je wilt… Hoe anders wordt het als we de natuur en al haar schepselen zien als subjecten, met wie we een relatie hebben, als een naaste. De catechismus van de Rooms-Katholieke Kerk leert dat alle schepselen bestaan in relatie tot elkaar en daarmee afhankelijk zijn van elkaar. Tegelijk heeft elk schepsel zijn eigen goedheid en volmaaktheid. De verschillende schepselen weerspiegelen ieder op hun eigen wijze én in hun samenhang de oneindige wijsheid van God. Daarom zijn wij geroepen tot een liefdevolle, zorgzame omgang met de natuur.

Minder is meer

De christelijke traditie staat een eenvoudig en sober leven voor, waarin de wijze les ‘minder is meer’ een belangrijk perspectief biedt. Onze huidige economie is gebaseerd op de aanname dat een hoog niveau van materiële consumptie leidt tot een vreugdevol en gelukkig leven. Dit blijkt een misvatting te zijn. Enerzijds is het overmatig consumeren en het daarmee samenhangende egocentrisme een belangrijke oorzaak van de ecologische crisis. Anderzijds zijn rijke mensen lang niet altijd gelukkig. Bevrediging door toename van rijkdom of goederen heeft een beperkte levensduur; er treedt gewenning op. Het verlangen naar meer blijft, wat kan leiden tot burn-outs, depressies, overgewicht en – paradoxaal genoeg – ondervoeding, armoede, ongelijkheid en conflict.

Beeld van heilige Franciscus pixabay
Beeld door: Miciuz via Pixabay

In zijn encycliek Laudato Si’ spreekt paus Franciscus over de aarde als ons gemeenschappelijk huis. De ecologie, wat letterlijk betekent ‘de leer van het huis’, leert dat in dat huis – in de levende en niet-levende natuur – alles met elkaar verbonden is. Deze ecologie nodigt uit tot een contemplatieve levensstijl die in staat is een diepe vreugde te kennen zonder door consumptie geobsedeerd te zijn’. Het gaat om openstaan voor verwondering, om de kunst te genieten van kleine dingen, om dankbaarheid voor wat het leven te bieden heeft, zonder ons te hechten aan wat we hebben of krampachtig te streven naar wat we niet hebben.

Kerken als broedplaatsen van een nieuwe geest

Kerken kunnen hierin een belangrijke rol spelen. In de loop der eeuwen hebben zij een belangrijk aandeel gehad in de opbouw van een bepaalde cultuur of levenswijze. Ze maakten deel uit van de samenleving en oefenden daarop invloed uit. Dat is nog steeds het geval.

Op persoonlijk niveau kan een kerkgemeenschap bij uitstek een plek zijn waar geleerd kan worden dat het naleven van deugden als soberheid, tevredenheid, dankbaarheid en nederigheid bevrijdend kan werken en het leven meer diepgang kan geven. Kerken kunnen plekken zijn waar mensen veiligheid en zekerheid vinden en creëren, niet door op te potten, maar door werkelijk te delen. Een plek waar ruimte is voor persoonlijke groei, voor werkelijke aandacht voor de ander, waar ontdekt wordt dat onze eigenwaarde geen statussymbolen, geld of goed nodig heeft. Sterker nog: dat het verlangen naar rijkdom ons vervreemdt van ons eigen hart en van God. God kan alleen in ons werken als wij Hem toelaten. In een hart dat vol is van begeerte naar macht en geld is geen plek voor God, of elkaar, of de natuur.

Gebed voor de aarde

Almachtige God,
u bent aanwezig,
in heel het universum
en in de kleinste van uw schepselen.
Teder omarmt u alles wat bestaat.

Stort de kracht van uw liefde in ons uit,
zodat wij leven en schoonheid beschermen.
Vervul ons met vrede,
zodat wij als broers en zussen leven
en niemand kwaad doen.

God van de armen,
help ons te herstellen
wat op deze aarde in de steek gelaten en vergeten is,
maar wat in uw ogen zo kostbaar is.

Genees ons,
zodat wij de wereld beschermen
en niet uitbuiten,
zodat wij schoonheid zaaien
en niet vervuiling en vernietiging.

Raak de harten aan
van hen die enkel winst zoeken
ten koste van de armen en de aarde.
Leer ons de waarde van elk ding te zien,
zodat wij vol verwondering tot bezinning komen
en gaan inzien dat wij,
op onze weg naar uw oneindig licht,
diepgaand verbonden zijn met alle schepselen.

Dank dat u elke dag met ons bent.
En bemoedig ons in onze strijd
voor rechtvaardigheid, liefde en vrede.

Gebed uit Laudato Si’, vertaald door Jos Douma

Daarnaast kunnen kerken, op lokaal en bovenlokaal niveau, een bijdrage leveren aan bewustwording en mentaliteitsverandering, ook maatschappelijk, cultureel, economisch en politiek. Dat kan ook samengaan met het laten klinken van een kritisch, profetisch tegengeluid.

In materiële zin kunnen kerken ook werken aan verandering. Ze hebben en onderhouden dikwijls gebouwen, hebben medewerkers en werknemers in dienst, beheren geld en beleggingen. Ze organiseren bijeenkomsten waarvoor mensen moeten reizen. Ze gebruiken energie en materialen. Door zich daarvan bewust te worden, kunnen ze positieve verandering bewerken. Tal van initiatieven getuigen daarvan.

Gelukkig is hiervoor in de afgelopen decennia toenemende aandacht ontstaan. Zo is vanaf de oprichting van de Raad van Kerken in Nederland in 1968 in verschillende groepen en commissies aan deze vragen en thema’s gewerkt. Dit werk kreeg een grote impuls door het Conciliair Proces dat de Wereldraad van Kerken in 1983 startte en dat gericht was op vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. En zeer recent, tijdens de elfde assemblee van de Wereldraad van Kerken, die in september 2022 plaatsvond in het Duitse Karlsruhe, waren de klimaatcrisis en klimaatgerechtigheid centrale thema’s. Hiertoe aangespoord door een jonge generatie, spraken vertegenwoordigers van 352 kerken zich gezamenlijk uit om zich in te zetten voor een duurzame toekomst voor ieder op deze aarde, als onderdeel van de mondiale ‘pelgrimage van gerechtigheid, verzoening en vrede’. Want naarmate de klimaatcrisis verergert, zo stelt de slotverklaring, neemt ook het lijden van arme en gemarginaliseerde mensen toe.

Een gemeenschap van heiligen?

De inzet voor duurzaamheid is geen ‘project’ dat we met de juiste strategie en inzet van middelen, goed gecoördineerd en centraal aangestuurd, tot een succes kunnen maken. Het is een complexe zaak, waarin alles met alles verweven is. Milieuproblemen zijn niet los verkrijgbaar of oplosbaar, omdat in de natuur alles met elkaar verbonden is. Die onoverzienbare complexiteit maakt dat onze kennis van natuur en milieu altijd onvolledig en onzeker blijft. Tegelijk weten we inmiddels dat duurzaamheid uiteindelijk betrekking heeft op shalom: vrede tussen alle schepselen. En die omvat de vrede tussen mensen en hun welzijn.

Duurzaamheid impliceert een florerende samenleving en houdt verband met politiek, economie en bestuur. Het gaat over armoede, ongelijkheid en migratie. Over zinvol werk, goed onderwijs, waardige zorg, enzovoort. Al deze zaken raken elkaar, versterken of verstoren elkaar. Dit is niet ‘zomaar’ ingewikkeld, maar laat zich principieel niet vanuit één punt overzien en aansturen. Duurzaamheid vereist daarom een beweging waarin iedereen steeds weer probeert te ontdekken wat geboden is en wat hij of zij kan doen, in onderlinge verbondenheid en voortdurende afstemming, gericht op een verder liggend doel dat steeds weer moet worden geactualiseerd.

Duurzaamheid is dus een zaak van kleine stappen én van lange adem, van persoonlijke keuzes én van economische en sociale transities, van lokale initiatieven én van de mondiale aaneenschakeling daarvan, van kleine daden én van grote woorden en omvattende visies. Dat vergt zowel gedrevenheid als bescheidenheid. Het gevoel voor urgentie moet gepaard gaan met geduld. Het vertrouwen dat de oplossing die we nu nog niet zien zich zal aandienen als we maar blijven kijken, zoeken en proberen, wordt gecompleteerd door de vaste wil daar dan ook meteen op in te spelen. Duurzaamheid vraagt met andere woorden om ‘gericht invoegen’ in wat zich aandient, met ‘geduldige haast’.

‘Kunnen wij ons de luxe van geduld nog wel permitteren?’, wordt vaak gevraagd. Het gaat hier echter niet om luxe. Als we de verschillende visies vanuit verschillende perspectieven niet verdisconteren, vergroten we de problemen. We hebben steeds weer elkaars inzichten en reflecties nodig om gecorrigeerd te worden en te weten wat we moeten doen. Evenals elkaars inspiratie.

Kerken, als gemeenschappen waarin iedereen zijn of haar eigen inbreng heeft, kunnen hun waardevolle rol en hun eigen bijdrage aan de samenleving laten zien. Omdat zij, altijd weer, willen blijven leven van de hoop. Want christenen, vaak aangeduid als ‘gemeenschap van heiligen’, zijn geroepen ‘ja’ te zeggen op Gods uitnodiging zorg te dragen voor zijn schepping. Ze zijn geroepen ‘ja’ te zeggen op Jezus’ uitnodiging om te zien naar wie en wat kwetsbaar is en geen stem heeft.

Om te bepalen wat dat op elk moment concreet inhoudt, is voortdurende reflectie nodig. De visienota van de Raad van Kerken die medio 2022 verscheen, en elders in deze bundel is opgenomen, wil een aanzet geven om het gesprek daarover te voeren. Niet alleen binnen de kerken, maar ook met de wereld van bedrijven, politiek en maatschappelijke organisaties, samen met mensen van andere godsdiensten, levensbeschouwingen en ieder van goede wil.

Dit artikel is een bewerking van een selectie van teksten uit Van God is de aarde en al wat daar leeft, Oecumenische bezinning, Amersfoort 2019; een brochure uitgegeven door de Raad van Kerken in Nederland en geschreven door de boven dit artikel genoemde leden van de werkgroep Theologie, Kerk en duurzaamheid van de Raad. Eindredactie: Christien Crouwel, algemeen secretaris. Het is hier oorspronkelijk gepubliceerd op 3 mei 2023 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.

Geraadpleegde literatuur
Franciscus, Paus (2015). Laudato si’, over de zorg voor het gemeenschappelijk huis, Encycliek. Secretariaat van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap
Jong, Matthijs de (2022). ‘Heersen als beeld van God: (g)een ramp voor de aarde’, Met andere woorden 41 (2): 22-41, Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
https://www.groenekerken.nl
Katechismus van de Katholieke Kerk (1995). Artikel 339 en 340. LICAP en Secretariaat van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap
Montfoort, Trees van (2019). Groene Theologie. Skandalon
The living planet (2022). Seeking a Just and Sustainable Global Community, statement by the WCC 11th Assembly in Karlsruhe, Germany 2022
Tinga, Kees (2022). Ongekende jaren. Een overzicht van 35 jaar Kerk en Milieu, Oecumenische Bezinning 69, Raad van Kerken in Nederland

M.TiemensHulscher

Marjolein Tiemens-Hulscher

Bioloog, workshopleider bij GroenGeloven, kerkelijk actief

Profiel-pagina
frans-verkleij-250×300

Frans Verkleij

Theoloog en bioloog

Frans Verkleij is theoloog, pastor en bioloog.
Profiel-pagina

Christiaan Hogenhuis

Natuurkundige en filosoof

Christiaan Hogenhuis studeerde natuurkunde en filosofie en werkte bijna dertig jaar in diverse levensbeschouwelijke organisaties op het …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.