De voorbereiding voor onze Lourdesreis komt in de eindfase. Morgen vertrekken wij met een grote groep gebruikers en twaalf begeleiders, drie verpleegkundigen in twee bussen met vier chauffeurs. Voor de reis hebben zich wel dertig mensen aangemeld, en evenzoveel mensen zijn weer afgevallen. Dat is zenuwslopend, net als je denkt alles in orde te hebben melden mensen zich af omdat de greep van de verslaving hen weer te grazen neemt. Een week van huis zonder drugs en zonder de vrijheid om te drinken zoveel als je wilt, dat durft niet iedereen aan.
Enthousiast melden zij zich aan voor deze bijzondere week naar Lourdes. Onze verpleegkundigen nemen contact op met hun huisartsen, apotheken en begeleiders om voor een week methadon mee te mogen nemen. Grensbrieven worden opgesteld, kamers geboekt en voedsel ingekocht. Een paar dagen voor vertrek slaat de twijfel toe.
De angst om ziek te worden als de medicatie niet voldoende blijkt te zijn en er in Lourdes niets ‘te hosselen’ valt. De angst om je te moeten onderwerpen aan het mooie, maar volle programma van het Drugspastoraat, zijn redenen om niet mee te gaan.
Opeens bleek twee dagen voor vertrek dat een van de deelnemers in Frankrijk geregistreerd staat met een enorme openstaande boete. Na jarenlange gevangenschap in Parijs is hij recent vrijgelaten, maar mag Frankrijk drie jaar lang niet betreden. Het leek hem geweldig om mee te gaan en op te treden als tolk. Dat Lourdes in Frankrijk ligt werd door hem genegeerd naarmate de dag van vertrek naderde, liep de spanning op en liet meneer weten niet mee te kunnen.
Snel moet ik weer iemand anders zoeken omdat ik een lege plek in de bus niet kan verantwoorden naar onze fondsen en vrijwilligers.
Er had zich al iemand gemeld die heel graag mee wilde als er iemand zou afvallen. Dezelfde middag nog ging ik bij hem langs. Als ik bij hem op zijn kamer kom biedt hij mij zijn enige stoel aan. De vloer ligt bezaaid met zelfgeschreven teksten en boeken over engelen. “Doe maar rustig,” zegt hij. “De engelen zullen voor je zorgen. Je hoeft niet bang te zijn, je wordt altijd geholpen,” zegt hij. Ik knik en ga in de makkelijke stoel zitten, terwijl er wat te drinken voor mij wordt gehaald. Ik hoop zo dat zijn engelen hem een geweldige week gaan bezorgen.
Na een halfuurtje sta ik op, om draaiboeken bij te werken, deelnemerslijsten te checken en de logistiek rond de boodschappen te organiseren.
Dat zal ik maar niet aan de engelen overlaten.
Lees ook
Zwanine Siedenburg over haar berichten uit de parallelle wereld
Elke keer kost het weer doorzettingsvermogen om mijn eigen veilige wereld te verlaten en af te stappen op de mensen die niet om mijn hulp gevraagd hebben. Met enige schroom klop ik op deuren waarvan ik niet weet wat zich daarachter bevindt. Elke keer ontroert het mij om de blijdschap, de wijsheid en de berusting te zien bij de mensen die in kleine kamertjes wonen en afhankelijk zijn van drugs en hun begeleiders. Ik praat met ze zoals je maar zelden met mensen kan praten. Ik zweef mee op hun wanen, ik corrigeer als het mij te ver gaat en ik loop weg als ik geen contact kan maken. Maar elke keer zit ik neuriënd op mijn fiets naar huis omdat ik het zo goed met ze heb gehad.