Zaterdagochtend bereikten wij Amsterdam na een halve dag en een hele nacht in de bus. Vermoeid rolden wij de bus uit, uit mijn ooghoeken zag ik de jongens snel het gebouw in verdwijnen hun rugzakken achter zich aanslepend. Iedereen ging zijns weegs. De taxibusjes voor de andere deelnemers waren onderweg al vanuit de bus besteld. Voor je het wist was de bus helemaal leeg.
De spullen van het Drugspastoraat zouden bij mij thuis worden afgeleverd, dat was de beste oplossing. Bananendozen vol met allerhande spullen stonden in mijn hal. Met de bakfiets brachten wij het verder het centrum in naar de definitieve bestemming.
Langzaam bekroop mij een gevoel van teleurstelling. Was dit nu alles, was dit nu waar wij het voor gedaan hadden? Waren de mensen werkelijk geholpen door deze week naar Lourdes te gaan? De programmaboekjes die niet waren gebruikt gingen door mijn handen. De boodschappen die wij in Frankrijk hadden gedaan zaten nog onaangeroerd in de dozen.
Wij brachten ze naar inloophuizen waar dit als sneeuw voor de zon zou verdwijnen. Wij hadden hard gewerkt om deze week voor te bereiden. Ook in Lourdes hadden wij niet stil gezeten. Het was nu voorbij en het gewone leven zou weer worden hervat. Maandag stond er alweer een uitvaart gepland. Mijn collega en ik spraken van vermoeidheid nauwelijks met elkaar.
Hij ging naar huis halverwege de middag, ook ik stopte met werken. De volgende dag maakte ik de klus af, maar nog steeds kon ik niet opgelucht zijn over deze bijzondere reis die zo goed was verlopen. Ik kon alleen maar denken aan de jongen die wij hadden moeten terugsturen met een treinticket Amsterdam. Of de driftbui die een van de jongens kreeg toen hij werd gestoord bij het maken van de salade. Hij werd geconfronteerd met zichzelf toen bleek dat het maken van een salade voor een grote groep niet zomaar geregeld is. Uit machteloosheid begon hij te schreeuwen en trok de tekeningen van de muur.
Ik zag de man weer voor mij die ervan overtuigd was dat een deelneemster voor de Russen werkte en zij zijn kamersleutel gestolen had. Of over de vrouw die aan één stuk door dronk en in de bus in haar broek plaste en geen schone kleren wilde aantrekken. Terwijl de groep werd getrakteerd op een frietje met een hamburger dook ik met haar de supermarkt in en kocht ik een sexy onderbroek met een rokje voor haar wat zij buiten op het parkeerterrein tussen de gasflessen aan trok.
Ik dacht aan de mensen die ik zo graag had willen spreken, maar waar ik geen tijd voor had kunnen maken. Alles leek zo zinloos. Wij kunnen geen blijvende oplossingen bieden alleen de mensen af en toe meenemen naar plekken waar het goed toeven is, waar wij even net kunnen doen of er geen verslaving bestaat. Lourdes is zo’n plek!