In 1838 werden 272 tot slaaf gemaakte mannen, vrouwen en kinderen door de jezuïeten van Georgetown University verkocht. De president van Georgetown – een priester jezuïet – beloofde dat de slaven hun godsdienst zouden kunnen blijven uitoefenen en dat het geld, opgebracht door de verkoop, niet zou worden gebruikt voor het afbetalen van oude schulden. Beide beloften werden binnen een jaargebroken. Nog een jaar later was dezelfde pater afgezet door Rome, en schreef paus Gregorius XVI “dat katholieken onder geen enkele voorwaarde betrokken mochten zijn bij de handel in zwarte mensen.”
De omvang van de groep van 272 mensen die verkocht werden was ongebruikelijk groot, schrijft Jan Stuyt, s.j. in het kwartaalblad. “Ze werden na de verkoop op de plantages in het Zuiden zeer slecht behandeld, ook naar de maatstaven van die tijd. Enkele jezuïeten – een minderheid – verzette zich tevergeefs tegen de verkoop. Minderjarige kinderen werden apart van hun ouders doorverkocht. De slaven waren praktiserende katholieken maar konden hun geloof niet meer beleven. Ook nam de katholieke kerk geen stelling tegen de slavenhandel. De algemeen overste van die tijd, de Amsterdamse pater Jan Philip Roothaan schreef: ‘Het zou beter zijn financieel verlies te lijden, dan dat we onze zielen schade zouden laten lijden door de verkoop van slaven’, maar uiteindelijk verbood hij de verkooptransactie niet.”
“Onze beschamende geschiedenis van jezuïetenslavenhouders in de Verenigde Staten is van de stoffige plank gehaald en kan nooit meer worden teruggeplaatst”, zei pater Tim Kesicki s.j., voorzitter van de provinciaalsconferentie van Canada en de Verenigde Staten. “Racisme zal in Amerika blijven bestaan als we de waarheid van het verleden niet onder ogen zien en hoe het verleden ons allemaal vandaag beïnvloedt. De blijvende gevolgen van de slavernij roepen ons op om te werken aan waarheid en verzoening.”
De samenwerking tussen de jezuïetenorde en de afstammelingen van slaven leidde tot de oprichting van een stichting, die wordt ondersteund door een fonds. Vanuit dat fonds worden onder meer studiebeurzen gefinancierd. Op die manier kunnen nakomelingen van slaven geholpen worden zich te ontwikkelen. Het hele artikel is te lezen in het zomernummer 2021 van Jezuiëten.