Door: Fatiha Bazi
U reist voor uw documentaires door Nederland, maar u komt ook in het buitenland. Hoe beïnvloedt het reizen uw werk?
“Eigenlijk heb ik een hekel aan het reizen zelf. Dat komt door al het gedoe dat erbij komt kijken. Wanneer je als documentairemaker reist, ben je meestal met z’n vieren en je moet een heleboel apparatuur meeslepen. Je moet zorgen voor allerlei vergunningen en opletten voor overgewicht. Dus dat zijn geen leuke dingen. Als je eenmaal aankomt in het land van bestemming – zeker in een continent als Afrika -, dan zie je mensen denken: ‘Wat kom je hier doen met die camera?’ Het reizen zelf is dus erg vermoeiend, maar als ik eenmaal ergens ben, dan vind ik het vooral erg leuk om er te zijn. Ik zie het als een groot voorrecht om met andere mensen in aanraking te komen en hun leven vast te mogen leggen. Maar daarvoor hoef ik niet per se naar het buitenland. Zodra ik de randstad uit ben, zie ik ook al mensen die heel anders leven.”
Welke reis heeft de meeste indruk op u gemaakt?
“Ik ben voor mijn werk in verschillende Afrikaanse landen geweest en dat heeft toch wel de meeste indruk op mij gemaakt. Ik ben bijvoorbeeld ooit eens met een Eindhovense priester afgereisd naar Ruwanda. Dat was vlak na de burgeroorlog tussen de Hutu’s en de Tutsi’s. Hij wilde zijn collega priesters, die fout waren geweest in die oorlog, een hart onder de riem steken. Het was voor mij de eerste keer in Afrika en ik stond echt in voor een cultureshock. Daar kwam ook nog eens bij dat ik het gevoel had dat de oorlog nog niet helemaal voorbij was. Je kon daar ook niet alleen naar buiten lopen, er was constant een soort dreiging dat er iets naars zou gebeuren. De priester waarmee ik was had zo’n instelling van: ik ben hier om iets goed te doen en als dat mijn ondergang wordt, dan is het goed. De mensen daar vertelden me ook dat het leven hier op aarde en het leven wat erna komt niet zoveel van elkaar verschillen. Ze kijken daar dus heel anders naar de dood en daar werd ik wel wat ongerust van. Ik heb daardoor wel gezien dat mensen heel anders in het leven kunnen staan en dat het goed is om je in iemand anders perspectief te kunnen verplaatsen.”
In de serie Welkom in Nederland hebt u de multiculturele samenleving in beeld gebracht. Wat is u opgevallen aan het beeld dat nieuwe Nederlanders hebben van Nederlanders?
“Dat ze ons heel vies vinden. In heel veel culturen wordt de manier waarop wij met huisdieren omgaan als smerig ervaren. Honden, daar doe je buiten dingen mee! Die zet je in een hok, maar die laat je niet in je huis. Een Antillaans meisje vertelde mij over de eerste keer dat ze Nederlanders met een hond zag lopen en dacht: ‘Jeetje wat grappig, die hond loopt aan een touwtje’. Maar op een gegeven moment zag ze die mensen de voordeur open maken en tot haar grote verbijstering liep die hond zo mee naar binnen! Toen ze me dat vertelde, was ze er nog steeds verbaasd over. Het grappige is dat Nederlanders heel veel vooroordelen hebben als het gaat om mensen uit andere culturen en reinheid, maar zo zie je maar weer dat iedereen er op een andere manier mee omgaat.”
U brengt graag de gewone Nederlander in beeld. Wat fascineert u daar zo aan?
“De kneuterigheid fascineert me. Ik bedoel: ga maar een dagje naar het strand, dan zie je mensen rennen voor het beste plekje. En dat gedoe met handdoeken als je een bikini aan wilt doen. Het is dus eigenlijk heel ongemakkelijk allemaal, maar ze doen alsof ze heel erg genieten. Dat vind ik leuk om te laten zien. Ik probeer de glanslaag altijd een beetje door te prikken. Nederlanders zijn altijd zo trots op zichzelf. Dat andere mensen Nederlanders onrein vinden: ik denk dat geen enkele Nederlander dat beseft. Ik schrik altijd een beetje van die mensen in nieuwbouwhuizen met kleine tuintjes en afgemeten ruimtes. Ze doen alsof ze heel gelukkig zijn, maar volgens mij word je daar knettergek van; die geordendheid van het leven. Dat probeer ik met een glimlach mee te geven aan mensen. Het gaat er denk ik om dat je je starheid een beetje los kunt laten in het leven. Als je kijkt naar het tumult rond de multiculturele samenleving en als je de krant leest, nou dan denk je dat er niemand in Nederland geïnteresseerd is in elkaar. Maar dat valt uiteindelijk ook wel weer mee als je het land ingaat. Er zijn genoeg mensen die aan elkaar snuffelen, maar dat gebeurt dan wel op een Hollandse manier. Het leven kan zo simpel zijn als je gewoon aan een ander vraagt hoe het gaat of vraagt waar hij mee bezig is. Het is typisch Nederlands om te denken: ‘Ik moet die Turkse man uitleggen hoe het hier werkt’, terwijl die man misschien wel helemaal geen problemen heeft met hoe het hier werkt.”
Fatiha Bazi is journalist.