Wat is die fascinatie?
“Bepaalde dingen zijn universeel. Iedereen gaat dood, maar het is verschillend hoe mensen daar mee omgaan. Dat is gebonden aan een context. Wat mij in veel onderzoek opviel, was dat het zo gericht is op regels, op voorschriften. In de praktijk ziet het er altijd anders uit. In mijn onderzoek heb ik daarom onderscheid gemaakt tussen de islamitische dodenriten, dus wat de islam voorschrijft, en dat wat mensen daarmee doen, de moslim-dodenriten. Een voorgeschreven regel heeft altijd verschillende uitvoeringen. Een ritueel heeft een structuur en een betekenis. Ook al zijn de handelingen hetzelfde, dan is de interpretatie van die handelingen voor iedereen anders.
Ik heb veel onderzoek gedaan naar de rituele lijkwassing. Het is gedetailleerd voorgeschreven hoe dat moet. Maar als je met moslims gaat praten hoe ze dat ervaren en hoe zij uitleg geven aan de dingen die ze doen, dan heeft iedereen een ander verhaal. Dit wordt deels door de islam ingegeven, deels door hun positie als migrant in Nederland. Afhankelijk van wat ze mee hebben gemaakt reageren en interpreteren ze anders. Ook de verschillende generaties, en mannen en vrouwen reageren anders. Enerzijds heb je de strikte regelgeving, maar de wereld die opengaat als je kijkt naar wat mensen doen, is zoveel groter en complexer. Het meest fascinerende is altijd dat mensen, wanneer ze geconfronteerd worden met de dood, allerlei dingen onder woorden kunnen brengen: hoe ze in het leven staan, hoe ze kijken naar hun geloof, naar andere mensen, naar Nederland. De confrontatie met de dood brengt veel naar boven.
Ik heb mijn onderzoek in Venlo gedaan, om een weerwoord te bieden aan het idee dat moslims in Nederland als hele groep worden neergezet. In een kleinstedelijke context zie je de diversiteit meer, het botst ook meer.”
Welke diversiteit?
“Dat is bijna een mantra: de diversiteit is ook weer heel divers! We zijn geneigd enkel te denken in herkomst. Zeventig procent van de moslims in Nederland heeft een Turkse of Marokkaanse achtergrond en bijna alle onderzoek richt zich daar op. Dat verbloemt de diversiteit die er is. Al kijk je alleen naar herkomst, dan zijn er hele andere groepen, met name die met een vluchtelingenachtergrond. Dat zijn vaak versnipperde, kleine groepen. Dit betekent dat er niet genoeg mensen van de eigen club zijn om de dingen op een eigen manier te doen. Moslims met een Turkse of Marokkaanse achtergrond zijn het langst hier. Zij zijn het best gesetteld en hebben het beste vorm kunnen gegeven aan hun islamitische infrastructuur. Moskeeën in Nederland zijn dan ook voor negenennegentig procent Turks of Marokkaans. Andere moslims zijn dus op dat gebied niet georganiseerd. Daar komt bij dat mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond complete gemeenschappen hebben gevormd met verschillende generaties, mannen en vrouwen en sociale klassen. Dat geldt niet voor mensen met een vluchtelingenachtergrond, die hebben vaak geen gemeenschap om op terug te vallen. Ook denk ik dat in Nederland de tweede en derde generatie het meest onderschat zijn. Zeker in de omgang met de dood komen de veranderingen in deze generaties, omdat hun context anders is. De tweede en derde generatie hebben wel de link met de context van herkomst, maar geven die anders vorm. Hoe moet je je verhouden tot die verschillende contexten als je hier gesetteld bent? Het is interessant om te kijken hoe dat gaat uitpakken. Hoe daar maatschappelijk mee om zal worden gegaan, bijvoorbeeld in de zorg.”
Hoe vinden ze, in die verschillende contexten, richtsnoeren voor de praxis van hun rituelen rondom de dood?
“Dat is niet simpel en niet zo feitelijk. Migranten worstelen altijd met die twee contexten, die worden ingekleurd door verhalen van mensen en ook veranderlijk blijven. De context, waaruit ze vertrokken zijn, wordt ook ingekleurd door de perceptie van hoe het leven hier is. Ze kijken naar iets waar ze niet zijn en het staat hen vrij om er van alles van te maken wat misschien niet zo is, maar in het leven geroepen wordt. Omgekeerd hebben ze ook de vrijheid om naar hun huidige context te kijken vanuit de perceptie van hun moederland. Ergens tussen die twee contexten moet het zijn vorm vinden. Dat is ploeteren.
Door mijn contacten met de Nederlandse uitvaartondernemers zie ik dat er inmiddels van alles gebeurt. Ze raken steeds meer betrokken bij islamitische uitvaarten, omdat moslims een uitvaartverzekering hebben of omdat de branche steeds beter kan faciliteren in wat de mensen willen. In Nederland wordt heel klantgericht gewerkt in het vormgeven van de persoonlijke uitvaart. Mensen verwachten een persoonlijke uitvaart. Dat is een algemene trend, waar iedereen ook wel mee worstelt, want persoonlijk voor wie? Voor de degene die overleden is of voor de nabestaanden? Dat is altijd een slingerbeweging tussen beide. Het is niet altijd gemakkelijk om daar aan te voldoen. Hoe meer vaste kaders wegvallen, hoe meer het zoeken is naar wat het moet zijn. Het zoeken naar zingeving blijft.”
Neigen de tweede en derde generatie naar een persoonlijke uitvaart?
“Ja, zeker. Zij denken er over na dat hun kinderen en vrouwen er bij kunnen zijn en dat ze het graf kunnen bezoeken. Bij moslims in Nederland is de teraardebestelling vaak het minst persoonlijke deel van de uitvaart. Dat is een publiek ritueel, iedereen mag en kan zich er mee bemoeien. Participeren in rituelen rond de dood is belangrijk voor de nabestaanden. Het is een religieuze plicht om te zorgen dat een moslim op de juiste manier wordt begraven. Je hebt de plicht dat als niemand het doet, jij het moet doen. Dat botst soms met mensen met verschillende achtergronden en ideeën. Voor mensen die een vluchtelingenachtergrond hebben, die geen eigen gemeenschap hebben, is dat moeilijk. Zij hebben geen netwerk, dus hoe doe je dat dan? De regels zijn overzichtelijk, maar zij weten niet hoe het moet in de praktijk.
De rituele wassing is meer een privé-aangelegenheid, waarbij men zelf kan bepalen wie daar bij aanwezig zijn. En ook al is het aan strikte regels gebonden, het biedt wel alle ruimte om eigen dingen te doen. Het ritueel laten ze op de juiste manier door een imam doen en in besloten kring kunnen er aanvullende rituelen gedaan worden, die niet per se religieus zijn, maar met afscheid nemen te maken hebben. Daar zie je de persoonlijke uitvaart. Dat is het moment van afscheid nemen.”
Heb je het dan over nieuwe rituelen?
“Rituele creativiteit is de beste term. We zijn geneigd om het nieuwe rituelen te noemen, maar er is niets nieuws in uitvaartland. Het is het opnieuw uitvinden van rituelen. Het kan een eerherstel zijn van oude gebruiken of een nieuwe constellatie van verschillende gebruiken die je leent. Ronald Grimes heeft het in zijn boek The Craft of Ritual Studies over ‘re-imagining’ en ‘re-inventing’: het opnieuw uitvinden van rituelen passend bij de context. Migranten in Nederland moeten hun rituelen die ze kennen uit hun oorspronkelijke context niet alleen praktisch omzetten, maar in hun nieuwe beleving moeten ze opnieuw overdenken hoe het was. Verhalen spelen een cruciale rol, het zijn de verhalen die vorm en inhoud geven. Leidend daarin is de voorstelling van hoe een ritueel is en moet zijn, en niet zozeer hoe het ritueel feitelijk is of was. Iedereen zit daar mee. Bij de persoonlijke uitvaart stellen mensen zich voor hoe het is. Dat betekent niet dat het beeld bij iedereen hetzelfde is en dat het beeld waar is. Het in ere herstellen van oude rituelen, dat is niet het ritueel zoals dat ritueel in die traditie werd uitgevoerd, want het wordt opnieuw uitgevonden en in deze tijd gezet. Je vertaalt van de ene context naar de andere en het moet passend zijn. We zijn bereid om te accepteren dat dat geldt voor nieuwe rituelen voor mensen die geen vaste kaders hebben, maar dit gebeurt ook net zo goed in vastomlijnde tradities. Dat is hetzelfde proces. Mensen passen zich aan in de meest brede zin van de omstandigheden van de context en beargumenteren dat. Rituelen passen zich ook aan. Het is daarom jammer om van nieuwe rituelen te spreken. Dat is populair taalgebruik, omdat het verkoopt. Het is iets ouds in een nieuw jasje. Daar is niets mis mee. Het is fantastisch om de basis die goed is te behouden. Het grootste probleem met iets nieuws is dat mensen er geen binding mee hebben. Ze hebben geen idee wat ze aan het doen zijn. Dan heeft het geen bedding. Het werkt niet als je het niet uitlegt. Het verhaal maakt het, dan wordt het iets wat iedereen begrijpt. Rituelen laten dat toe.”
Is er eigenlijk wel iets wat nieuw is?
“De omstandigheden zijn nieuw, de context is altijd veranderlijk. Wanneer men door migratie een context achter zich laat, dan blijft de perceptie van die context veranderen naarmate men ervaringen opdoet in de nieuwe context. Ook de perceptie van de huidige context verandert. Het intrinsieke van een ritueel is dynamisch en veranderlijk. Al blijft de structuur van het ritueel hetzelfde, de betekenis die mensen er aan verlenen kan totaal anders zijn, aangepast in de context en tijd. De betekenis die er aan wordt gegeven heeft altijd een dynamiek en werkt alleen als het past in jouw context.”
Vind je dat er voldoende rekening gehouden wordt met de moslimrituelen in de Nederlandse uitvaartwereld?
“Nee. Er is een heel rigide beeld, niet alleen in de uitvaartwereld, ook in de palliatieve zorg. Het beeld dat moslims alles zelf doen. Als een moslim iets wil, dan moet hij bij andere moslims zijn om dat te doen. Daarin worden mensen genegeerd. En als je het maar lang genoeg negeert, dan blijft je niets anders over dan het zelf te doen. Dat werkt naar twee kanten. Iemand met een Turkse achtergrond met een uitvaartverzekering, een gemeenschap en een netwerk kan het prima zelf doen. Je moet juist oog hebben voor de groepen die kwetsbaarder zijn door de omstandigheden. Dat begint wel steeds meer te komen. Je verbaast je erover hoelang dat geduurd heeft.
Er komen wel steeds meer islamitische delen op begraafplaatsen, maar wat me fascineert is waarom het op veel plekken niet werkt. Bijvoorbeeld hier in Venlo zijn de mensen van de Turkse en Marokkaanse moskee actief betrokken geweest bij de vormgeving van het islamitische deel van de begraafplaats, maar die worden daar niet begraven. De meeste mensen die daar worden begraven, hebben een vluchtelingenachtergrond of komen uit gemengde relaties. Ze hebben er niet bij stilgestaan wat die mensen willen en waarin die gefaciliteerd moeten worden. Er wordt iets islamitisch gecreëerd, maar er wordt geen gebruik van gemaakt. Zo gaat dat in meer plaatsen.
Sommigen zien het wel. Bij een uitvaartonderneming in de regio Amsterdam hebben ze een leergang ontwikkelt over de diversiteit van sterven, uitvaart en rouw in Nederland. Zij gaan een multicultureel uitvaartcentrum bouwen, maar voordat ze gaan bouwen, kijken ze eerst hoe ze het gaan aanpakken. Het is interessant dat ze voor deze aanpak kiezen in plaats van dat ze eerst iets gaan neerzetten en dan gaan denken wat ze er mee gaan doen.”
Hoe zie je de ontwikkelingen voor de komende tijd?
“De rituele creativiteit gaat zeker door. Ik ben benieuwd naar de tweede en derde generatie. Hoe men dat gaat doen. Het wordt alleen maar diverser. Als je in het beroepsveld iets wilt betekenen, dan moet je daar oog voor hebben en creatief zijn. Het gesprek aangaan, vragen stellen en suggesties doen. Ritueelbegeleiders die buiten de kerkelijke context werken zijn daar goed in. Mijn grootste kritiek is dat men blijft denken dat moslims alles zelf doen en dat is dus niet zo. Als je in die branche zit, dan weet je dat dat niet zo is. Dat beeld moet bijgesteld worden, ook bij geestelijk verzorgers. De uitvaartondernemingen kunnen daar een rol in gaan spelen. Ik pleit nadrukkelijk voor meer uitvaartzorg. Ook in het proces voorafgaande aan het sterven. Daar is behoefte aan. De uitvaartondernemingen die het goed doen leveren die zorg. Ik verwacht dat er meer samenwerking komt tussen ritueelbegeleiders en uitvaartondernemingen. Daar zie ik wel een toekomst voor, ook voor de moslims in Nederland. Men zal moeten kijken naar hun behoeften, hoe daar in gefaciliteerd kan worden. Daar is veel te winnen. Ik denk dat we teveel naar dé moslim kijken, terwijl we eigenlijk best al gewend zijn om naar diversiteit te kijken. De clou van de persoonlijke uitvaart is dat er rekening gehouden wordt met de achtergrond van de overledene, de nabestaanden en de gemeenschap er omheen. Waarom bekijken we elke uitvaart niet op die manier? De toekomst zit in de persoonlijke benadering.”
Ina Veldman is student van het Opleidingsinstituut voor theologie, levensbeschouwing en geestelijke begeleiding in Vrijzinnig Perspectief (OVP). In het kader van een stageopdracht bij Nieuwwij.nl verdiept zij zich in de vraag: nieuwe rituelen of de nieuwe mens? Door middel van een serie interviews probeert zij een antwoord te vinden op deze vraag. Bovenstaand interview is het derde interview van de serie. Het eerste met theologe Marian Geurtsen vindt u hier, het tweede met predikant Aart Mak hier.