Wat was voor jou de aanleiding om Over Grenzen te schrijven?
“Uit een bepaald verantwoordelijkheidsgevoel. Ik kom uit een Nederlands-Joods gezin. Zolang als ik me kan herinneren, zetten mijn ouders zich in voor Israël en het Jodendom en dat hebben ze aan hun kinderen doorgegeven. Ik neem die verantwoordelijkheid serieus. Mijn achtergrond is bepalend voor de manier waarop ik leef, voor mijn religie en tradities. Ik ben een kind en kleinkind van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Er staan generaties op mijn schouders die nooit zijn teruggekomen. Ik behoor tot een mooi volk, waarom ik moet lachen en huilen.
Maar ik ben niet alleen Joods en woon niet alleen in Israël, ik maak deel uit van een grote, wijde wereld. Ook dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Die voel ik sterk, ik ben daar van jongs af aan mee bezig geweest. Een vroegere buurvrouw vertelde me dat ik al op vijftienjarige leeftijd diepzinnige gesprekken met haar voerde over de toestand in de wereld. Zo heb ik haar eens gezegd dat als iedereen in de wereld tegelijk een gebed zou zeggen, er vrede zou zijn.
Al vijftien jaar droomde ik ervan een boek te schrijven over co-existentie tussen Israëli’s en Palestijnen. Om te laten zien wat hier gebeurt op menselijk niveau. Over een weergave van een hele bijzondere samenleving met fantastische, bijzondere initiatieven tussen Israëli’s en Palestijnen, in het klein en in het groot. Ook over een ongelooflijk gecompliceerde maatschappij. Een boek dat een grens overstijgt, iets teweegbrengt. Dat mensen aan het denken zet: als in dit gebied van de wereld mensen met elkaar samen kunnen leven, in de brandhaard van het Midden-Oosten, dan moet het overal kunnen.
Het schrijven van Over Grenzen was een proces dat ik van tevoren niet had bedacht. Met ups en downs. Met makkelijke en moeilijke beslissingen. Met twijfels en zekerheden. Het boek is een weergave van een samenleving zoals ik die ervaar. Ongelofelijk gecompliceerd en ook weer helemaal niet. Ik hoop dat mijn boek een grens overstijgt, iets teweegbrengt. Dat het mensen aan het denken zet.”

Waarom houd je zo van Israël?
“Omdat het een heerlijk, verrassend, uitdagend land is. Het verveelt nooit, er gebeurt altijd iets bijzonders en ieder mens die ik ontmoet heeft een bijzonder verhaal. Ik kan hier leven als vrije Joodse vrouw en voel me bevoorrecht dat ik in zo’n bijzonder deel van de wereld woon en onderdeel ben van een dynamische maatschappij. Overigens lig ik ook wel eens heel erg in de clinch met het land.”
Hoe kijk je naar de gebeurtenissen rond 1948 toen de staat Israël werd gesticht? Hoe pakte dit volgens jou uit voor de Palestijnen? Had het misschien anders gekund?
“Dit is een politieke vraag. In mijn boek maak ik duidelijk dat ik niet aan politieke uitspraken doe. Ik heb er niets mee en geloof er ook niet in. Ik ben dankbaar dat het volk waartoe ik behoor een eigen staat heeft, een plek waar we ons veilig voelen. De andere kant is het verhaal van de Arabieren en de Palestijnen. Iedere bevolkingsgroep heeft zijn eigen beleving. Neem Israëls onafhankelijkheidsdag. Voor de Joodse bevolking is het een feestdag, voor de Arabische bewoners een van de zwartste dagen in hun geschiedenis. Toch is het mogelijk deze dag samen te vieren en te gedenken. Ik kom daar in het boek een paar keer op terug. Maar het is een ingewikkeld iets. We willen allemaal hetzelfde: een goed leven, naast elkaar. Laat dat mijn antwoord zijn op deze vraag.”
Hoe zijn de mooie initiatieven uit je boek op jouw weg gekomen?
“Door nieuwsgierig te zijn, door met iedereen die ik tegenkom te praten en vragen te stellen. Door mijn ogen en oren op te houden en steeds weer interesse te tonen in die ander, ook al zijn onze levens niet hetzelfde.”
In je boek stel je voor om andere woorden te gebruiken. Woorden als bezetter, terrorist en kolonist wil je vervangen. Waarom?
“De betekenis van een woord is alleen de waarde die we eraan geven. Jaren geleden ontmoette ik een man die aan een diepe depressie leed. Op een dag vroeg ik hem wat hij lekker vond in zijn leven. Hij zei: ‘Aardbeienijs, daar ben ik gek op.’ Ik stelde hem voor om het woord ‘depressie’ niet meer te gebruiken, maar in plaats daarvan aardbeienijs te zeggen. Dat leek hem een goed plan. Steeds als hij het woord aardbeienijs zei, kwam er een glimlach op zijn gezicht en dat zorgde voor ontspanning.
Dit bracht me op het idee woorden te veranderen om een andere wereld te creëren, te beginnen in het land waar ik woon: Israël. Ik heb het plan nooit verder uitgewerkt, totdat ik jaren later een man interviewde over een totaal ander onderwerp. Al snel bleek dat hij ook actief was op het gebied van co-existentie. Ik vertelde hem mijn ‘woordenvredesvoorstel’. Hij keek me aan en zei: ‘Begin klein, maak een woordenboekje met jouw woorden, zoek een uitgeverij en kijk wat de reacties zijn.’
Het woordenboekje is er nog niet, maar ik heb wel een aantal vrienden gevraagd eens mee te denken.
Ik wil de taal gebruiken om de beladenheid in discussies te verminderen. Het gaat om een change of mindsetting, om anders te denken. Ik kan niet ongedaan maken wat er is gebeurd in het verleden, maar ik kan wel meehelpen en meedenken aan een ander soort oplossing.
Sinds 1948 is er nog geen politicus geweest die het probleem heeft opgelost, en dat geldt voor alle partijen, Joods, Arabisch en Palestijns. Dus zo gek is het niet om dan met een ander soort oplossing te komen. Overigens noem ik in mijn boek een aantal oplossingen voor het conflict. Zij zullen hopelijk op een dag zorgen voor kleine of grotere rimpelingen in de wereldvijver.”
Veel mensen noemen het conflict onoplosbaar. Jij weigert fatalistisch te zijn en ziet tekenen van vrede en hoop. Kan vrede worden bereikt in de huidige situatie?
“Ja, dat bewijzen de verhalen in mijn boek. Er is vrede, op het niveau van de mensen. Door mijn werk als journalist leerde ik een ander Israël zien dan ik kende van de jaren dat ik er met mijn ouders kwam, dat waren toch meer vakanties. Allereerst is de Israëlische maatschappij gemengd. Israëli’s en Palestijnen, liberaal, orthodox, zij komen elkaar tegen op allerlei momenten in het leven. In ziekenhuizen, het openbaar vervoer, in winkelcentra, op universiteiten, bij culturele bijeenkomsten, op sommige scholen en op nog veel meer plekken. Er zijn gemengde steden. En zelfs uitwisselingen op allerlei gebieden met omliggende Arabische buurlanden, ook al zijn er vaak geen officiële banden.

Het nare van veel media is dat het negatieve altijd extra uitgelicht wordt. Voor de lezer lijkt het dan alsof een heel land in brand staat of dat er alleen maar conflicten zijn. Dat ik bijvoorbeeld iedere dag tijdens mijn dagelijkse ochtendwandeling om zes uur ’s morgens een groep van zeker tien Arabische mannen tegenkom en dat we dan altijd stoppen voor een klein babbeltje, dat zal het nieuws nooit halen. Wel als een van hen me neersteekt.”
Over politiek wil je het liever niet hebben. Maar hoe kun je zonder de politiek, zonder akkoorden, zonder regelingen etc. een oplossing voor álle betrokkenen realiseren?
“Sinds 1948 is er nog nooit een politieke oplossing gevonden die lang stand hield. Er wordt oorlog gevoerd over akkoorden en regelingen. Een andere insteek is noodzakelijk om te zorgen dat onze kinderen en kleinkinderen op een dag in vrede kunnen leven.
De verhalen in mijn boek zijn het bewijs dat samenleven kan, dat er een grote, dikke, stevige laag is in de bevolking die het goed met elkaar heeft. Die elkaar vertrouwt. Vanuit dat vertrouwen, die vriendschappen, zakelijke overeenkomsten, werkomstandigheden etc. vanuit die basis is het hopelijk mogelijk om op een dag ook op dat andere niveau, dat van politieke akkoorden en regelingen met elkaar tot een overeenstemming te komen.
Waarom zou politiek denken de juiste zijn? Waarom is het niet mogelijk om in dit gesprek met elkaar eens totale aandacht te geven aan die andere kant? Om eens open te staan voor een andere manier van denken?
Zoals op de Hand in Hand scholen, gemengde scholen voor Joodse en Arabische kinderen. De dertienjarige Muhammad spreekt Arabisch tegen zijn Joodse klasgenoten. ‘Maar als ze me niet verstaan, zeg ik het nog een keer in het Ivriet.’ Zijn moeder vertelt: ‘Op Arabische scholen is het verboden over politiek te praten. Op de Hand in Hand School wordt over alles gesproken. In 2004, toen Yasser Arafat overleed, was dat een uitgebreid onderwerp. Zijn verhaal werd van beide kanten belicht. Dat geeft mij het gevoel dat de kinderen een band hebben met hun eigen volk en hun geschiedenis kennen, maar ook die van de ander.’
De Arabische Shafiq en Widad hebben hun vier kinderen op deze school. Widad: ‘Het is belangrijk voor mij dat mijn dochters, ondanks dat ze deel uitmaken van een etnische minderheid, zich niet minder voelen wat betreft kennis en opleiding.’ Shafiq: ‘Een school behoort geen eiland te zijn, afgesneden van de wereld. Het moet een plek zijn waar alles besproken wordt. Het is niet makkelijk, want er blijft veel controverse tussen ons en we blijven in twee werelden leven. Maar onze kinderen leren een dialoog niet uit de weg te gaan en dat is wellicht het begin van een nieuwe beweging…’.
Of Buma, een Joodse man, die zijn zoon Yotam verloor in 1995. Yotam was soldaat in het Israëlische leger en sneuvelde tijdens gevechten in Libanon. In het boek zegt Buma: ‘Vrede bereik je door samen te werken. Als mijn buren het goed hebben, helpen ze mij ook als dat nodig is.’ Al jaren is hij nu fulltime actief om anderen, hoofdzakelijk Palestijnen, te helpen. Dat doet hij op eigen kracht. Buma: ‘Regeringen sluiten overeenkomsten, mensen maken vrede.’
Buma’s initiatieven zijn niet altijd te begrijpen voor de buitenwereld. Een aantal van zijn vrienden en familieleden vindt dat hij meer gevoel heeft voor de mensen die zijn zoon hebben vermoord dan voor zijn eigen volk. Buma: ‘Ik begrijp die gedachtegang, maar het klopt niet. Iedere actie die ik onderneem, brengt Israëli’s en Palestijnen dichter bij elkaar. Of het een Israëlische verpleger is die een Palestijns kindje verzorgt in een ziekenhuis in Tel Aviv of een Israëlische gids die een groep Palestijnse kinderen rondleidt in het safaripark. Het lijken kleine acties, maar ze zijn van groot belang. Ik vraag mij weleens af wat Yotam zou vinden van mijn activiteiten. Ik hoop dat hij trots is dat er iets positiefs is voortgekomen uit zijn dood….’
De initiatiefnemers van de Hand in Hand scholen en ook Buma zijn grote kleine helden die de wereld beter willen maken, zoals alle andere mensen in Over Grenzen.
Wat is je droom voor de toekomst?
“Mijn droom is dat mijn boek ook uitkomt in het Arabisch, Ivriet en Engels en dat ik overal in de wereld word uitgenodigd om erover te praten. Niet omdat ik zo graag bekend wil worden, maar omdat de inhoud van Over Grenzen zoveel verder gaat dan alleen Israël en de andere gebieden. Het gaat om een les die we met zijn allen kunnen leren. Het zou de wereld zo veel beter maken.”
Joanne Nihom, Over Grenzen, Mijn leven in Israël. KokBoekencentrum, Utrecht 2021. ISBN 978 90 435 3554 0 ; ISBN 978 90 435 3555 7 (e-book) Prijs: € 18,99 . E-book: € 9,99