Zorgen voor je medemens sijpelde er bij Maya Aumaj (36) al vroeg in. Haar ouders, die in de jaren tachtig tijdens de Sovjet-Afghanistanoorlog naar Nederland vluchtten, waren altijd in de weer met anderen helpen. Ze deden vrijwillig vertalingen voor nieuwe Afghaanse vluchtelingen, die regelmatig bij hen over de vloer kwamen en werden ontvangen als familie. ”Ik leerde onbewust dat mijn leven groter was dan de bubbel waarin ik leefde.”
Maya is geboren in Amsterdam en kreeg nooit bewust het vluchtverhaal van haar ouders mee. Ze voelde zich altijd heel Nederlands. Toen ze literatuurwetenschappen en culturele antropologie aan de universiteit studeerde, raakte ze geïnteresseerd in oorlogsverhalen. ”Het begon met boeken over de Tweede Wereldoorlog, kindsoldaten in Sierra Leone, en genocide in Rwanda. Hoe meer ik me verdiepte in oorlogsliteratuur, hoe meer ik me besefte dat het eigenlijk over mijn eigen achtergrond ging.” Toen ze op 23-jarige leeftijd de film Hotel Rwanda keek met haar ouders, kreeg ze voor het eerst te horen hoe ze waren gevlucht.
Na een lange tocht van een jaar, kwamen haar ouders en zus in 1986 met twee koffers aan in Nederland. Toentertijd waren er geen AZC’s, waardoor ze in een hotel in Nieuw-Vennep werden opgevangen. ”Mijn moeder vertelde dat het heel eenzaam was. Zij waren één van de eerste Afghanen in Nederland. Ze misten ook een stukje herkenning, denk ik.”
Haar vader, een microbioloog, kon dat jaar in april met Nederlandse les beginnen en in september doorstromen naar de universiteit. Hij ging aan de slag als onderzoeker. Maya’s moeder, een apotheker, ging bij de bloedbank werken. Maar het oorlogsverleden eiste een zware tol: haar vader kreeg de diagnose posttraumatische stressstoornis en raakte zijn baan kwijt. Omdat hij niet wilde leven van een uitkering, ging hij de markt op en verkocht hij van alles: van tweedehands jassen tot jojo’s. Uiteindelijk richtte hij samen met Maya’s moeder een eigen bedrijf op die handelde in mobiele telefoon accessoires. ”Ze motiveerden veel Afghanen, die toen een uitkering ontvingen, om op de markt te werken. Soms gaven ze hen ook een starterslening. Toen ze hun bedrijf runden, hebben ze honderden mensen aan werk geholpen.”
Na de val van Kabul in 2021 zag Maya dat de humanitaire nood in het land heel hoog was. Internationale sancties zorgden ervoor dat de Afghaanse economie instortte. Voedsel werd extreem schaars en volgens het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties krijgt 98 procent van de bevolking niet genoeg te eten. ”Toen ik dat las, voelde ik me enorm machteloos. Dit is zo’n grote humanitaire crisis die ik niet in mijn eentje kan oplossen. Het enige wat ik kan doen is kijken hoe ik positief kan bijdragen.”
Maya en haar ouders probeerden zoveel mogelijk voedselpakketten naar familie en vrienden in Afghanistan te sturen. “Alle neven en nichten van mijn ouders wonen nog in Afghanistan. Maar ik denk ook aan alle vrienden van mijn ouders die toentertijd niet het land konden ontvluchten en daar achterbleven.” Maya’s vader spoorde haar aan om zich op grotere schaal in te zetten. Samen met andere mensen die iets voor de Afghaanse bevolking wilden doen, richtte ze het burgerinitiatief Hart Voor Afghanistan op. Ze haalden binnen drie maanden 100.000 euro op voor UNICEF om behandelingen voor ondervoeding te faciliteren.” Ons doel is vooral om blijvend aandacht te vragen voor de situatie in Afghanistan. We willen de omstandigheden van de Afghaanse burgerbevolking verbeteren, op wat voor manier dan ook.”
Maya en haar ouders hebben regelmatig contact met vrienden en familie in Afghanistan. ”Veel van hen konden door de sancties niet meer bij hun geld komen. Ze hebben geen werk meer, dus in die zin gaat het niet goed met ze. Maar Afghanen zijn heel veerkrachtig. Zij proberen vaak op een creatieve manier een draai aan hun situatie te geven.” Ze vertelt over een neef van haar moeder, die eerder journalist was en daarna geld verdiende door auto’s op te knappen. ”Ik wil vanuit mijn geprivilegieerde positie bijdragen. Het is een manier om mijn machteloosheid om te zetten naar daadkracht.”
Andere helpen is een rode draad in Maya’s leven. Ze quote het boek West of Kabul, East of New York, waarin de Afghaans-Amerikaanse schrijver Tamim Ansary schrijft: ‘Afghanen hebben niets maar geven alles.’ ”Dat heb ik ook in mijn omgeving gezien. De Afghaanse cultuur is heel gastvrij. Als je spontaan bij iemand aan de deur klopt, word je nooit weggestuurd. Het maakt niet uit hoe slecht iemand het heeft, ze zijn altijd bereid om iemand te helpen.”
Wie: Maya Aumaj. Leeftijd: 36 jaar. Geboren te: Amsterdam. Woonplaats: Rotterdam. Roots: Afghanistan. Beroep: Communicatieadviseur. Bijzonder: Medeoprichter Burgerinitiatief ‘Hart voor Afghanistan’.