In een eerder interview heb je eens gezegd dat je geen diocesaan priester (een priester in dienst van een bisdom) wilde worden, noch monnik, maar dat het broederschap van de dominicanen je wel aantrok. Kun je uitleggen hoe dit komt?

“Van jongs af aan voelde ik iets in mij dat kan worden aangeduid als ‘roeping’. Ik heb er lang over gedaan om uit te vinden hoe ik die roeping vorm kon geven zodat ik voluit en van harte die roepstem kan beantwoorden.

Ik concludeerde dat ik niet gelukkig zou worden als ik in mijn eentje op een pastorie zou wonen en de enorme werkdruk zou moeten dragen die bij het ambt van parochiepriester hoort. Daarom viel het traject om zo’n priester te worden af.

Het idee dat ik van monniken en van het kloosterleven had, was het wonen, bidden en werken binnen de abdij waar je intreedt. Je leeft achter de kloostermuren. Dit perspectief trok mij niet aan. Ik kan me voorstellen dat ik een korte tijd zo zou leven, maar om daar mijn levensproject van te maken? Nee, ik ben daarvoor te zeer gesteld op mijn vrijheid; de vrijheid om te veranderen, te reizen, er even tussenuit te gaan. Bovendien heb ik weinig met hiërarchische structuren. De kloosterregel van Benedictus, leefregel voor monniken, biedt veel moois, maar is niet op mijn lijf geschreven.

Dominicanen hebben elementen uit het klassieke kloosterleven overgenomen, zoals het wonen in een klooster en het gezamenlijk bidden in het zogenaamde koorgebed. Maar hun werk ligt buiten de muren van het klooster; het ligt in de wereld. Dat vind ik fijn.

Ook fijn is dat je je niet verbindt aan één specifieke plek. Als je dominicaan wordt, treed je toe tot de orde van de dominicanen en niet tot een bepaald huis. Je kunt dus op verschillende plekken terecht komen. Ik begon in Huissen, studeerde in Nijmegen theologie, verbleef in de internationale communiteit St. Dominicus te Brussel en kwam daarna in Zwolle terecht. En de meeste dominicanenkloosters zijn in steden te vinden, wat ook prettig is. Daarnaast trekt de democratische overlegstructuur, het broederschap, de aandacht voor studie en de mogelijkheid om je talenten in dienst van de orde te kunnen ontplooien mij aan.

Het habijt dat de dominicanen dragen, is wit met een zwarte mantel. Ik zie dit als twee uitersten die je voortdurend met elkaar moet verbinden. Het is een metafoor voor het verbinden van klooster en wereld, bijbel en krant, beschouwing en activiteit, gemeenschap en individualiteit, en ga zo maar door. Het leven als dominicaan is nooit saai, maar altijd uitdagend en vaak ook veeleisend. Ik voel me daar wel bij.”

Hoe verbind je contemplatie en verkondiging, de twee pijlers van de dominicaanse spiritualiteit met elkaar?

“Verkondiging is de output van het dominicaan zijn en deze output generen is ons doel. Deze verkondiging kan allerlei vormen aannemen, maar het draait altijd om het verkondigen van het evangelie ten behoeve van het zielsgeluk van mensen.

Wij vinden het van groot belang dat de output, de verkondiging, kwalitatief goed is. Daarom is studie bij de dominicanen belangrijk. Maar een studieuze houding alleen is onvoldoende om tot een goede verkondiging te komen. Het gaat er niet om dat je verkondigt als een kamergeleerde, maar dat je verkondiging authentiek is, bezield en vanuit het hart komt. Dit krijg je voor elkaar door contemplatie, door niet alleen een Bijbeltekst te lezen als een taalkundige of een historicus, maar door de verhalen ook te laten resoneren in je binnenkamer. Je moet je gezond verstand en je gelovig kloppend hart eendrachtig samen laten werken.”

Wat versta jij onder de ’traditie’ van de kerk en hoe moeten we hier volgens jou mee omgaan?

“Traditie is een heel rijk begrip, maar in de context van de kerk ook een beladen begrip. De kerk heeft in tweeduizend jaar de vorm gekregen die ze nu heeft en daar moet jij je toe verhouden. Er hebben veranderingen plaatsgevonden. Dingen zijn toegevoegd, zaken zijn losgelaten. De traditie is evolutionair gegroeid. Sommige zaken uit die traditie passen je als een jas en met sommige heb je het moeilijk.”

In het boek Mannen Gods, onder redactie van Ackermans en Monteiro, stel je dat het belangrijk is dat er plekken zijn waar een geloofsgemeenschap meer vrijheid krijgt zodat er diversiteit kan ontstaan. Is er naar jouw mening genoeg ruimte voor diversiteit binnen de kerk in Nederland?

“De kerk is allang geen volkskerk meer. De parochies zijn nog steeds territoriaal ingedeeld. Tegelijkertijd zie je dat kerkgangers op zoek gaan naar een kerk waar ze zich thuis voelen. Dat kan te maken hebben met het gebouw, de voorgangers en het type liturgie.
Stel, je hebt in een stad nog drie kerklocaties. Dan zou ik het een verarming vinden als de vieringen in al die drie kerken inwisselbaar zouden zijn. Ik zou het een verrijking vinden als de ene kerk zich meer zou richten op bijvoorbeeld Gregoriaanse missen, de ander meer main stream vieringen houdt en de derde meer experimenteel viert. Natuurlijk is dat ook te realiseren op een en dezelfde kerklocatie, maar als er maar één viering in het weekend is, wordt dat lastig.

Sommige gelovigen beschouwen diversiteit als een bedreiging. De ene bisschop hamert erg op het naleven van de liturgische regels terwijl de ander oogluikend ruimte geeft aan het experiment. Diversiteit in en tussen geloofsgemeenschappen is er echter altijd geweest. In de rooms-katholieke kerk in Nederland heeft de angstcultuur te veel om zich heen gegrepen en dat is nooit een goed teken. Het gaat namelijk uit van wantrouwen, terwijl vertrouwen het uitgangspunt moet zijn. Een bisschop zou in zijn bisdom ruimte moeten creëren voor diversiteit. Een monocultuur verhoudt zich slecht tot de mens die zo divers is.”

800jaar

Hoe draag jij het geloof uit in deze samenleving?

“Jaren heb ik gefunctioneerd als parochiepriester. Dan draag je het geloof vooral binnenkerkelijk uit. Je voedt dan de mensen met geloof die door het geloof gevoed willen worden.

Het ligt niet in mijn aard om als een ‘evangelical’ het geloof uit te dragen in de winkelstraten. Maar als ik niet tot provinciaal zou zijn gekozen dan was ik in deeltijd blijven werken als parochiepriester in de dominicanenkerk in Zwolle en zou ik me voor een deel gericht hebben op verkondiging via de sociale media, de moderne variant van Paulus’ verkondiging op het marktplein van Athene.

Bijzonder vind ik het dat de Nederlandse provincie van de dominicanen het lef heeft gehad om een mediacampagne te lanceren omdat de orde nu haar 800-jarig jubileum viert. Door deze campagne willen we mensen bereiken die we anders niet bereiken. Ik beschouw het als een mooie leerschool voor toekomstige vormen van verkondiging.”

In de kerk lijken er twee kampen te zijn: de mensen die het geloof de wereld in willen dragen en de mensen die zich naar binnen richten en erg hechten aan rituelen en tradities. Soms lijken ze tegenover elkaar te staan. Wat zou je willen zeggen of doen om deze twee kampen nader tot elkaar te brengen?

“Ik zie het niet als twee kampen. Geloof en dat wat in de maatschappij gebeurt wil je aan elkaar koppelen. Er zijn geloofsgemeenschappen die dit zeer expliciet doen doordat ze maatschappelijk geëngageerd zijn, ook in hun liturgie. Er zijn echter ook gelovigen die zich vooral willen openstellen voor het mysterie van het geloof en daarvoor naar de kerk komen. Zij komen niet naar de kerk om daar vooral betrokken te worden op de wereldproblemen. De koppeling met de maatschappij kan door deze mensen evenwel gelegd worden, maar deze koppeling blijft dan buiten het uitdrukkelijke zicht van de kerk.

Gelovig zijn heeft zowel een verticale als een horizontale dimensie. De één zal vanuit zijn of haar eigen natuur eerder de nadruk leggen op de verticale dimensie en de ander op de horizontale dimensie. Beide dimensies horen echter bij een gelovige in voldoende mate in beeld te zijn. Je kunt niet gelovig zijn als je het geloof niet relevant maakt voor je eigen handelen in de maatschappij. En als je te zeer doorslaat in de horizontale dimensie, dan verlies je het contact met je levensbron van waaruit je maatschappelijk wilt handelen.

Kampen ontstaan daar waar de ene partij zich een betere gelovige voelt dat de ander. De kunst is om je eigen positie te relativeren en je te openen voor het verhaal van de ander. Dan zie je overeenkomsten en verbanden en kun je over en weer begrip voor elkaar kweken. Het moeilijkste is om in dit proces je eigen oordeel op te schorten, ook al dringt die zich voortdurend aan je op.”

In de serie ‘Conservatieven bestaan niet, progressieven evenmin’ verschenen eerder:

Conservatieven katholieken bestaan niet, progressieven evenmin – Tanja van Hummel
Conservatief, progressief? Heb je de ander gesproken? – een interview met Rick Timmermans
Het schandaal van de christelijke verdeeldheid – een interview met Gijs Kruitbosch

Tanja van Hummel

Tanja van Hummel

Filosoof en Schrijfcoach

Tanja van Hummel is filosoof en schrijfcoach. Tijdens haar filosofiestudie aan de Radboud Universiteit ontdekte zij een voorliefde voor …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.