Andwele Illes woonde de afgelopen twintig jaar in Nederland. Deze zomer besloot hij terug te gaan naar zijn geboorteland Suriname. “Ik kreeg steeds meer het gevoel ik me thuisvoelde in een land waar ik niet overal gezien zou worden als iemand die daar ook thuishoort.” Vandaag: deel één van een tweeluik.

Door: Andwele Dwight Illes

Mijn naam is Andwele Illes. Ik ben geboren in Paramaribo. Het Suriname waarin ik opgroeide was er een waarin mijn ouders druk waren hun maatschappelijke CV op te bouwen en waar wij, mijn broers, zus en ik, opgroeiden in een middenstandsmilieu.

Thuis luisterden we naar de ellenlange discussies tussen mijn ouders en hun vrienden over de politiek en ontwikkeling van Suriname. Het Suriname waarin ik opgroeide was ook het Suriname van de jaren tachtig waar veel mensen met hun redelijk goede pre-inflatie lonen weinig konden kopen vanwege de schaarste. Dat betekende dat wij naast het middenstandsleven ook bekend waren met het in de rij staan in de felle zon om basisproducten als melk te kopen bij de Melkcentrale in Paramaribo. Maar de jaren tachtig leerde ons ook inventief te zijn met datgene wat we hadden. Wij hadden vruchten aan de bomen in de tuin; van de papaya, de markoesa, manja tot aan de West-Indische kersen toe en maakten onze eigen vitamine rijke vruchtensappen voor thuisconsumptie.

Nederland, 1995-2015
In 1995 vertrok ik op zeventienjarige leeftijd naar Nederland om te gaan studeren. Ik zou apotheker worden. Het werd geen makkelijk traject. Want ik ontdekte een ander soort vrijheid, de vrijheid van de anonimiteit. Als kind groeiden we op met ouders die maatschappelijk een redelijke bekendheid hadden. En wij waren hun verlengstuk. En hoewel dat voor ons veel deuren opende in Suriname, betekende het ook dat er altijd op je werd gelet. En dat voelde soms beklemmend aan.

Hoe heerlijk was het om in Utrecht niet de “zoon van” te zijn maar gewoon Andwele uit Suriname. En die vooroordelen over Surinamers waren geen probleem want ik nam altijd rustig de tijd uit te leggen dat ik niet uit een achtergesteld milieu kwam. Ik voelde me een mini ambassadeur voor Suriname, ik en mijn Surinaamse studiegenoten zouden de vooroordelen een voor een wegnemen bij de onwetenden in onze nieuwe cirkels.

Na mijn studie, toen ik de werkende wereld betrad, merkte ik hoe beschermend het studentenwereldje in Utrecht was. Ik dacht dat ik het integratieboek tijdens mijn studententijd van A naar Z en terug had geschreven. Ik had Nederlandse vrienden gemaakt en ik had mijn Surinaamse vrienden behouden. Mijn verjaardagsfeestjes waren altijd een mix van twee sociale kringen die een ding gemeen hadden, iedereen at pom op mijn feestjes. Ook op de campus op de Uithof had ik een leven opgebouwd, ik was in de sfeer van politieke correctheid de “dorpshomo” en de “dorpsneger” waar je rekening mee moest houden.

Hoe anders werd de situatie toen ik eenmaal begon te werken. De verharding van de maatschappij die als sinds 9/11 was gestart kreeg ik met terugwerkende kracht gepresenteerd. Eerst was ik niet Surinaams genoeg toen ik in Amsterdam Zuid-Oost als apotheker begon, daarna kwamen de negerincidenten toen ik in Bos en Lommer ging werken. Het was in het begin voor mij moeilijk te begrijpen dat ik geen aansluiting had bij de mensen in Amsterdam Zuid-Oost. Ik werd ervan beschuldigd een “blakamang te zijn met bigie fasi”. In het Nederlands kan dit het best vertaald worden met een “omhooggevallen zwarte man”. Het is na gesprekken hierover met mijn moeder dat ik mij realiseerde dat ik geen rekening had gehouden dat ik in wezen een Utrechter was geworden en dat mijn referentie met de Surinaamse cultuur uit de middenstand van Suriname kwam. Om te kunnen overleven in Amsterdam Zuid-Oost zou ik dus bruggen moeten bouwen met mensen waarvan een deel niet dezelfde sociaal-economische achtergrond had als ik.

Voordat ik daarin kon gaan investeren werd ik overgeplaatst naar de Amsterdamse wijk Bos en Lommer. Bos en Lommer is in mijn opinie wat meer representatief voor de Nederlandse bevolking. In de wijk wonen overwegend blanke, Marokkaanse en Turkse Nederlanders met redelijk wat Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Mijn ervaringen in de wijk in de loop der jaren laten zich kennen door mooie en minder mooie ervaringen. De mooie ervaringen zijn gekenmerkt door de relatie met mijn medewerkers. Als homoseksuele rooms-katholieke leidinggevende heb ik de meest interessante en verbindende gesprekken gehad met mijn assistenten die de islam belijden. In de meeste discussies belandden wij toch snel in een wederzijdse herkenning van normen en waarden. Het was daarom ook een eer dat mijn Irakees-Nederlandse assistent mij vroeg namen aan te dragen voor zijn eerstgeboren zoon.

De minder mooie ervaringen werden toch gekenmerkt door negerincidenten. Een negerincident is voor mij een uitspraak waarin het woord neger of zwarte wordt gebruikt in een denigrerende context zonder dat dat altijd racistisch van aard hoeft te zijn. Ik kan me niet herinneren hoe vaak ik na een corrigerend optreden in de apotheek heb gehoord: “die neger denkt zeker dat hij de baas is.” Als ik dan met enige autoriteit in mijn stem aangaf dat ik de leidinggevende was, kreeg ik bijna altijd een verontwaardigd: “sorry hoor, dat had je ook zonder dat toontje kunnen vertellen” terug. Dit soort incidenten op persoonlijk vlak illustreerde een verdere verharding van de Nederlandse maatschappij waarbij participatie van de zwarte stem over normen en waarden niet als vanzelfsprekend wordt gezien. Of het nou om de militante Quincy’s gaat of de gematigde Sylvana’s, het lijkt alsof er bar weinig ruimte is voor een kritische zwarte stem.

In de jaren dat ik in Nederland was, was er een periode van acht jaar dat ik niet in Suriname kwam omdat mijn ouders in de VS woonden. Vanaf 2008, mijn ouders woonden toen weer in Suriname, begon ik het land vaak te bezoeken. En na elke vakantie werd de grip van het land van mijn jeugd steeds groter en het gevoel van ontwrichting dat ik had bij vertrek werd alsmaar heftiger. Suriname als land om te wonen en te werken begon door mijn hoofd te spoken. Totdat ik in januari 2013 na een vakantie riep: “Ik kom hier weer wonen!” Het duurde alleen nog even voordat het allemaal concreet werd.

Afscheid van Nederland
En toen kreeg ik een baan aangeboden in Suriname. Alhoewel ik wist dat het tijd was om terug te keren naar Suriname, vond ik het moeilijk om voorbereidingen te treffen om Nederland te verlaten. Want met de mooie en minder mooie ervaringen was Nederland mijn thuis geworden in twintig jaar. Ik had in Amsterdam de beeldende kunsten ontdekt en was fan geworden van Het Nationale Ballet. Ik woonde op twintig minuten van zowel het centrum van Amsterdam als Schiphol en boekte vaker tripjes naar onder andere mijn zus Jennifer die in Noorwegen woont. Ik had vrienden met wie ik regelmatig samenkwam en met wie ik goede relaties had opgebouwd. Ik was op een punt dat ik oude vrienden had met wie de band zo diep was dat ondanks een relatieve afstand het altijd vertrouwd voelde als we elkaar tegenkwamen.

Ik had in Amsterdam oudere vriendschappen nieuw leven ingeblazen. Onze etentjes samen onder het genot van een glas wijn en discussies over single zijn, liefdesrelaties, wel of niet naar Suriname verhuizen waren erg waardevol voor het wederzijdse gevoel van jezelf kunnen zijn bij anderen. Ik had op het werk het geluk dat we zo hecht waren dat we een familie geworden waren. De negerincidenten wogen niet op tegen de leuke contacten met mijn klanten. En toch, mezelf plaatsend in de multiculturele samenleving, kreeg ik steeds meer het gevoel ik me thuis voelde in een land waar ik niet overal gezien zou worden als iemand die daar ook thuishoort. Het moment dat ik voor mezelf besloten had dat ik weg zou gaan uit Nederland begon ik subtiele vormen van onzichtbaarheid waar te nemen. Het waren meerdere momenten dat iemand voor mij drong en als ik er wat van zei te horen kreeg: “oh, ik zag u niet staan”, of “ik wist niet dat u in de rij stond om af te rekenen, ik dacht dat u hier werkte.” Over dat eerste, ik weeg 124 kilo en ben 1,84 meter lang, het is best wel knap als je me niet ziet staan. Het waren nooit momenten van bitterheid, ik zag die momenten als een bevestiging dat ik op het juiste moment besloot de stap te nemen.

AMS – PBM, 27 juli 2015
Daar stond ik dan op Schiphol. Klaar voor de grote oversteek. Twintig jaar Nederland was afgesloten. Mijn hart ging tekeer want afscheid doet pijn. Maar ik had bij vertrek niet het gevoel van ontwrichting zoals ik dat altijd ervoer als ik na een vakantie in Suriname  vertrok naar Nederland. Ik was ook blij en ongeduldig om zoveel redenen waaronder het weerzien met mijn vader die aan het herstellen was van een operatie in het ziekenhuis. Als er een persoon was die enthousiast was over mijn terugkomst was hij het wel. Helaas, aan elk boek van het leven komt ooit een einde. Ik had niet kunnen vermoeden dat ik mijn vader op dat moment nog heel kort in mijn leven zou hebben. Ik heb hem vijf dagen kunnen spreken voordat hij op een zaterdagmorgen na een herseninfarct wegzakte in een diepe slaap. Twee weken daarna stierf hij. De maandag na zijn herseninfarct startte ik met mijn nieuwe baan.

Andwele Dwight Illes is apotheker en blogger. In deel 2 vertelt hij over zijn leven in multicultureel Suriname. Zie ook Mijn Keti Koti…

Al 10 reacties — praat mee.