Het is 15 jaar geleden dat het burgerlijk huwelijk werd opengesteld voor paren van gelijk geslacht. In de volksmond werd (en wordt) gesproken over de invoering van het homohuwelijk. Nederland was het eerste land dat deze stap zette. Job Cohen was als burgemeester van Amsterdam de eerste trouwambtenaar die maar liefst vier stellen in de echt verbond: drie herenkoppels en een damesstel. Mijn zus was die bijzondere dag chauffeur van de bruiden. Henk Krol en ‘zijn’ Gay Krant speelden een belangrijke rol in de totstandkoming van de wet en de eerste april van 2001. Mijn zus liep in die tijd stage bij de Gay Krant en kreeg een bescheiden rol op de grote dag. Ze mocht ook bij de huwelijksvoltrekking aanwezig zijn. Aanvankelijk zou ik haar introducé zijn, maar door omstandigheden zou dat toch niet kunnen. Dat vond ik erg jammer. Uiteindelijk mocht ik alsnog mee, maar ik had inmiddels andere plannen. Tot over mijn oren verliefd vond ik het belangrijker om het weekend bij mijn kersverse vriend te zijn. Enige rancune vanwege de eerdere teleurstelling speelde eveneens een rol, als ik eerlijk ben.
Nonchalance
In die tijd had ik geen spijt van de beslissing. Natuurlijk was het leuk geweest om getuige te zijn van een historisch moment, maar wat is er nu mooier dan prille liefde? In de loop der jaren is die nonchalante houding ten aanzien van het opgesteld huwelijk wel veranderd. Indertijd vond ik de ontwikkeling wel degelijk bijzonder, maar in zekere zin ook vanzelfsprekend. Nog geen drie jaar eerder was ik als tiener uit de kast gekomen en de homo-emancipatie leek onstuitbaar. Pas later ben ik de openstelling op waarde gaan schatten. Ontwikkelingen in andere landen, zowel gunstige als negatieve, leidden tot het besef dat die eerste april zeker geen grapje was. Het heeft mondiaal impact gehad. Landen als Spanje, Canada, Argentinië, Zuid-Afrika, de VS en Ierland volgden het Nederlandse voorbeeld. Het lijkt misschien een vanzelfsprekendheid, maar het is – wanneer je het in de lijn van de geschiedenis plaatst – ongelooflijk bijzonder dat in vijftien jaar tijd zoveel landen deze stap hebben genomen.
Schrik
Tegelijkertijd heeft het velen schrik aangejaagd. Overal ter wereld zijn er mensen die homoseksualiteit niet kunnen of willen erkennen als normale menselijke ervaring. Het idee dat uit homoseksuele lust en liefde een relatie ontstaat is voor hen onbegrijpelijk, en het idee dat dit wettelijk wordt geaccepteerd en bekrachtigd door het huwelijk onbestaanbaar. De ontwikkeling van homo-acceptatie baart hen zorgen en een intensivering van tegenbewegingen is op verschillende plaatsen zichtbaar. Deze worden vaak gevoed door (opzettelijke) onvolledige of onjuiste beeldvorming van wat homoseksualiteit betekent. Zo wordt het ten onrechte in verband gebracht met ziektes, besmettingsgevaar, pedofilie, seksueel misbruik en zelfs natuurrampen. Het blijft dus belangrijk om lokale homobewegingen te ondersteunen in hun strijd.
Onze eigen beperkingen
Tegelijkertijd moeten wij waken voor onze eigen beperkte beelden over seksualiteit (en gender). Onze mainstream opvattingen hierover voldoen simpelweg niet aan de realiteit. Niet iedereen herkent zich in de categorieën man/vrouw, lesbisch, hetero-, homo- of bi-seksueel. Dat is voor sommigen van ons vreemd of onvoorstelbaar. Maar het is een realiteit. Dit accepteren en maatschappelijk faciliteren maakt zaken wat complexer. Op scholen moeten we kinderen meer bijbrengen, formulieren en sanitaire voorzieningen moeten aangepast worden omdat de keuze ‘man’ of ‘vrouw’ te beperkt is, we moeten ons beheersen wanneer we mensen zoals Tofik Dibi tegenkomen en hen willen dwingen het te zeggen of juist niet. In de nationale en internationale regenboog-beweging moeten we luisteren naar de (nuance)verschillen in opvattingen over identiteit, gemeenschap, privacy, tolerantie en rechtvaardigheid.
Dankbaarheid
Als de vijftien jaren sinds 1 april 2001 mij iets hebben geleerd is het dat we niet nonchalant kunnen doen over het (eindelijk) erkennen en faciliteren van menselijke ervaringen en behoeften. Een wereld die werkelijk recht doet aan haar bewoners is een complexe wereld. Deze vergt inzet, zelfreflectie, bescheidenheid en leiderschap om de maatschappij aan te passen aan de realiteit. Het kruispuntdenken, of intersectionaliteit, is daarbij van essentieel belang omdat we nooit alleen maar homoseksueel zijn, maar ook een kleur hebben, een gender, een klasse, enzovoort. Dit alles is medebepalend voor onze bevoorrechte of achtergestelde positie, en onze behoeften. Op die kruispunten vinden we belangrijke aanwijzingen voor hoe we onze wereld beter kunnen inrichten. Dat gaat niet in een keer, zoals we zagen met de openstelling van het burgerlijk huwelijk. Daar hebben velen zich jarenlang voor ingezet, waarvoor wij ze veel dank verschuldigd zijn. Er is geen betere manier om onze dankbaarheid te uiten dan door die achterstellingen aan te pakken die worden aangekaart door activisten van deze tijd.
Helaas een beetje gemakkelijke manier om opponenten weg te zetten. In de kern is de kwestie eigenlijk heel simpel:
Élk mens wil graag zijn/haar seksuele voorkeuren uitoefenen.Dus óf men staat dat iedereen toe, maar dat is een onmogelijkheid, óf iedereen beperkt zich.
Waar doel je precies op, Anthony?