Islambestrijding, de oorsprong van de Staten-Generaal

De islam en de moslims komen veel voor in De schijn-élite van de valse munters en diezelfde moslims vormen zelfs de aanleiding tot het oprichten van de Staten-Generaal waar PVV’er Martin Bosma lid van is. Hij stelt in de Epiloog van zijn boek dat onze Volksvertegenwoordiging het licht zag omdat “onze stichter, Filips de Goede, als reactie op de val van Constantinopel (1453) de Eed bij de Fazant zweert, en de plechtige afspraak maakt de islam een halt toe te roepen de stad te bevrijden van het juk van de islam (p. 327).” Filips roept later de belangrijkste burgers van zijn staten bij elkaar en op de eerste vergadering van de Staten-Generaal in Brugge in 1464 wordt dan de verdedigingsoorlog tegen de islam besproken. Ik denk dat weinigen (de interpretatie van) deze geschiedenis kennen. Ik kan er een gedegen historisch onderzoek aan wijden, maar dat is voor het begrip van Bosma’s visie niet opportuun. Onze volksvertegenwoordiging staat blijkbaar in de traditie van de strijd tegen de islam en nu is “islambestrijding na eeuwen terug in het hart van de Staten-Generaal”. Een tekst die Bosma een aantal malen citeert is Jesaja 5:20: “Wee hen die het kwade goed noemen en het goede kwaad, die van het duister licht maken en van het licht duisternis, van bitter zoet en van zoet bitter.” In het Hebreeuws staat deze tekst, ongetwijfeld als motto, op een beginpagina van het boek. Ik vind deze bijbeltekst daarom zo interessant omdat zij het over schrille tegenstellingen heeft. En niets is makkelijker in het leven om alles en iedereen in twee elkaar uitsluitende partijen te verdelen. Wat zoet is, is niet bitter en wat bitter is, is niet zoet. Maar u voelt hem natuurlijk al wel. Licht en duisternis, zoet en bitter, die tegenstellingen zijn empirisch nog wel te onderbouwen. Maar wat is kwaad en wat is goed? En dan hoor ik al weer de stem van Wilders die in een Kamerdebat op 28 mei 2009 het volgende zei: “Alles relativeren ze (hij bedoelt de – linkse – elite, JJdR) weg. Goed en kwaad, logica en gezond verstand, het is één grote grijze streep geworden…” (p. 293). Volgens Bosma en Wilders is het helder wat goed is, bijvoorbeeld het christendom, en wat kwaad, de islam. Zo simpel ligt het. Maar ik herhaal de vraag: wat is goed en wat is kwaad? In het voorwoord tot het boek waarin Bosma de lezer heil wenst, Lectori Salutem, beschrijft hij de reis van zijn leven “met in het achterhoofd dat er vele wegen naar Rome leiden, maar altijd maar één weg naar Mekka”. Het christendom, zie deel I van deze cyclus, onderscheidt zich door variatie (hoewel het doel hetzelfde is) maar de islam is ondeelbaar één. Licht of donker, bitter of zoet, goed of kwaad. De islam is kwaad. Dat is de conclusie van Bosma en al weten we dat al uit het debat met de PVV, het is goed vast te stellen dat er van variatie, van kleur, van grijstinten, net als in het christendom, in de islam geen sprake is.

De islam is het kwaad

De islam, een kwaad, heeft zich in ons land genesteld en is er bovendien op uit het land te bezetten, net als indertijd Constantinopel. Langs welke lijnen redeneert Bosma om zijn punt te maken? Van de ongeveer 400 citaten die ik uit het boek van Bosma heb gehaald, bevatten er vele een verwijzing naar de islam, moslims of islam- of moslimsgerelateerde begrippen. Geen een ervan is ook maar enigszins positief van karakter. Werd de emancipatie van vrouwen en homo’s nog beschouwd als een van die zeldzaam positieve uitkomsten van de activiteiten van Nederlands verfoeide politieke links (zie deel I), de islam heeft werkelijk niets goeds gebracht. Als het zo is dat er maar één weg naar Mekka leidt, dan is het ook zo dat de islam “niet kan veranderen. De islam tolereert geen kritische geesten; elke kritiek is onmiddellijk kritiek op Allah en dat levert tal van gevaren op voor de gezondheid (p. 173)” en met dat laatste bedoelt Bosma dat je zomaar aan het mes geregen kan worden zoals Theo van Gogh overkwam. “De islam brengt ons onderling wantrouwen, zeker geen multiculturele verrijking (p. 321),” is een andere vaststelling die Bosma doet. In het debat over de islam komt ook het begrip takkiya voor. Dat staat voor de mogelijkheid dat een moslim zijn ware religie verhult omdat hij zich bedreigd weet. Bosma komt tot een andere definitie: “Takkiya betekent letterlijk ‘het ware doel verbergen’: de islam moedigt aan te liegen over de ware bedoelingen als de intentie is de islam te versterken” (p. 176). Het is ook wat mij betreft een ongelukkig begrip en het versterkt het wantrouwen in moslims en de islam. Maar de relatie leggen tussen takkiya en liegen is absoluut een brug te ver. Verder nemen moslims het in Nederland met de gehoorzaamheid aan de staat niet zo nauw. “In de As-Soennahmoskee in Den Haag verkondigt de imam luidkeels dat de gelovigen geen belasting moeten betalen aan de heidense Nederlandse overheid (p 190).” “Voor hen (de lokale ‘jeugd’ uit Amsterdam-West) vertegenwoordigt hij (Hero Brinkman) eerder een soort bezetter dan de Nederlandse zwaardmacht (p. 195)”. Bosma komt dan toch nog met een heel voorzichtige relativering: “Het is … belangrijk steeds een onderscheid te maken tussen de aanhangers en de ideologie. Islamitische culturen zijn doordrenkt met de islamitische ideologie (p. 174)” maar aan het einde van zijn boek luidt het eindoordeel: “Misschien dat de individuele moslims zich hier en daar aanpassen, de islam kan dat niet (p. 304)”.

Er staat in het hele boek geen positief woord over de bijdrage van moslims of mensen met een moslim achtergrond, zelfs geen verwijzing naar de naar eigen zeggen atheïstische begenadigde schrijver Hafid Bouazza, of gelauwerd auteur Abdelkader Benali. En wat te denken van het initiatief van sommigen van de Stichting Marokkaanse Nederlanders om homoseksualiteit bespreekbaar te maken onder de Marokkaanse jeugd? De ondeugden van de moslims zijn er vele, maar de deugden ook. Maar dat levert te veel grijstinten op en dat past niet in het goed kwaad discours van Jesaja.

Het wordt echter nog grimmiger. Het is bekend dat de PVV en zijn aanhangers er terecht een grote hekel aan hebben vergeleken te worden met Hitler en zijn nazi’s. Maar weer moet ik vaststellen dat het de PVV’er Bosma is die zich aan deze handeling bezondigt door een relatie te leggen tussen islam en het nazisme en de Holocaust. Zo maakt hij melding van het bezoek van de moefti van Jeruzalem, Haj Amien al Hoesseini (±1893-1974), die gedurende de oorlog een aantal jaren in Berlijn woonde, aan Auschwitz, “waar hij de bewakers oproept nog efficiënter te werk te gaan (p. 253).” Van historici begrijp ik dat het nog maar de vraag is of genoemd bezoek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, maar feit is wel dat de moefti een ras antisemiet was, wat gek klinkt want ook Arabieren zijn Semieten. Bosma vergeet te melden dat de Marokkaanse koning Mohammed V zich sterk verzette tegen de antisemitische wetgeving die de Franse Vichy regering in Marokko wilde invoeren. Verder verwijst Bosma naar islamitische SS divisies die bestaan uit “halal etende moslims in speciale islamitische SS uniformen, met als hoofdbedekking een fez met de nationaal socialistische adelaar (p. 253)”. Bosma heeft het hier ongetwijfeld over de dertiende Berg Waffen SS divisie genaamd Handschar die in 1944 actief was in Kroatië. De divisie bestond uit – Europese – Bosnische moslims en… katholieke Kroaten, saillant detail dat Bosma verzuimt te noemen. En het zal degene die de moeite neemt begraafplaatsen van geallieerde soldaten te bezoeken opvallen dat er naast grafstenen voor christenen (kruis) en joden (davidsster) ook grafstenen staan met de islamitische halve maan, de moslimsoldaten.

De islamisering van Nederland

De islam is kwaad en het kan dan ook niet anders dan dat Bosma dit kwaad als een bedreiging ziet dat hij wil bestrijden zoals onze voorouder Filips de Goede dat al deed. De verwijzingen in het boek naar de islamisering van onze samenleving zijn zo mogelijk nog talrijker dan de verwijzingen naar de islam en moslims. Kern van dit denken wordt verwoord in het volgende citaat: “Op lange termijn bestaat de levensgrote mogelijkheid van de invoering van de sharia in (gedeelten van) Nederland. Op middellange termijn zal het onderwerp islamisering een verlammende werking hebben op het politieke bestel (p. 119).” Bosma verwacht dat op termijn de sharia in (gedeelten van) Nederland ingevoerd zal worden en katalysator van dit proces is de islamisering. Het gebruik van de term invoering wekt de indruk dat een en ander via processen van besluitvorming gaat plaatsvinden en de term islamisering wordt gebruikt om aan te geven dat de geesten rijp gemaakt dienen te worden voor die uiteindelijke invoering. Ik vind het gebruik van het tussen haakjes staande zinsdeel “gedeelten van” echter verwarrend. Het wekt de indruk dat de sharia dus toch niet overal in Nederland ingevoerd zal gaan worden. Wellicht dan alleen maar op informele wijze in gebieden waar veel moslims wonen? Of in de woorden van Bosma:“Dit binnen de grotere driehoek Malmö, Marseille, Manchester, waar de islam zich het sterkst zal laten gelden. De grenzen van die enclaves zullen niet vreedzaam zijn (p. 149)”. Dus sharia wordt vooral ingevoerd in die gebieden waar moslims dominant aanwezig zijn? De teksten van Bosma blijven op die twee gedachten hinken. Andere citaten uit zijn boek wekken de indruk dat de invoering van de sharia een zaak is die op nationaal niveau wordt bewerkstelligd. Een denkfout die als gevolg daarvan veel gemaakt wordt, is dat een landelijke islamitische meerderheid nodig is voordat er sprake is van de invoering van de sharia (p. 147). Weer maakt Bosma de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog: “Een kleine goed gemotiveerde minderheid kan een heel eind komen. Dat zagen we al bij de machtsovername door Nieuw Links van de PvdA en bij extreem links dat de macht greep in het Duitsland van 1933 (p. 321)”. Het zou dus zo maar kunnen dat het middels centrale democratische weg tot invoering van de sharia komt. Dat doen de moslims overigens niet op eigen kracht. Zij worden daarbij krachtig geholpen door links: “Ook hoeft de steun voor de invoering van de sharia niet noodzakelijk afkomstig te zijn van moslims. De dominante factor… is niet zozeer de oemma (de internationale islamitische gemeenschap, JJdR), maar het is de machtige linkse kerk, met zijn cruciale machtsposities (p. 148)”. En zo wordt de uitspraak dat een “een kleine, fanatieke groep een heel eind kan komen (p. 148)” enigszins gerelativeerd want die kleine, fanatieke groep heeft blijkbaar wel de steun nodig van “de dominante factor” links die toch minstens 40% van de zetels in het parlement bezit. De islam als onafhankelijke fractie is blijkbaar niet zo machtig als Bosma het doet voorkomen.

Niettemin gaat aan het proces van de invoering van de sharia, of dit nu informeel plaats vindt in bepaalde gebieden of formeel landelijk, de islamisering van het land vooraf. Van de term islamisering geeft Bosma nergens een definitie maar de volgende citaten geven aan waar hij aan denkt. “Dit klimaat van zelfcensuur, terugtrekken en angst is in wezen de islamisering van de meningsvorming. Want het betekent dat via een achterdeurtje de normen en waarden van de islam de discussie bepalen (p. 129)”. “De grenzen van wat je zegt in Nederland worden niet meer bepaald door de democratisch vastgestelde wetten, maar door de afweging of je door het uitspreken ervan kans maakt ritueel geslacht te worden langs de openbare weg (p. 130)”. Stelling van Bosma is dat het gedachtegoed van de islam (in zijn meest orthodoxe vorm, er is immers maar één weg die naar Mekka leidt) inmiddels het denken en van daaruit het handelen van politici, beleidsmakers, journaille en media anchor mannen en vrouwen, bepaalt. Vooral niets zeggen dat onze islamitische landgenoten kan kwetsen en hen zo veel als maar mogelijk is tegemoet komen in hun wensen. Doe je dat niet, dan loop je de kans gedood te worden zoals Theo van Gogh overkwam. Volgens Bosma is het al zo dat “de islam al een beetje heeft gewonnen. Dhimmitude heeft zijn intrede gedaan (p. 121)”. En met dhimmitude bedoelt Bosma de opvatting van de islam dat joden en christenen getolereerd dienen te worden en burgers van tweede rangssignatuur zijn. De beide laatste staan in dienst van de eerste. Bosma geeft betrekkelijk weinig voorbeelden van die islamisering. Wel noemt hij het feit dat cabaretiers wel grappen maken over het christendom maar nauwelijks over de islam. “We begrijpen nu ook waarom de dappere linkse cabaretiers decennialang grappen maakten over het christendom, maar nooit iets kwaads durven te zeggen over de islam”. Ze zijn bang de moslims te beledigen en de gevolgen daarvan te ondervinden. Overigens valt het mij dan weer op dat er recentelijk in The Daily Show van Jan Jaap van der Wal stukjes te zien zijn waarin moslims als Osama ben Laden op de hak wordt genomen, ook wordt er ernstig de draak gestoken met moslims in PowNews van PowNed en de laatste tijd zie je ook steeds meer korte items van Lucky TV over islamgerelateerde onderwerpen. Zou deze toegenomen vrijheid te danken zijn aan de sterkere machtspositie van de PVV en haar gedoogsteun aan de regering? Het zou zo maar kunnen. Immers, “een kleine goed gemotiveerde minderheid kan een heel eind komen (p. 321)”.
De tekst van Jesaja die de wereld opdeelt in twee elkaar uitsluitende delen sluit prima aan bij het denken van Bosma, het christendom (deel I) is goed, de islam is kwaad. Zou je je politiek op deze manier van denken baseren, dan valt er veel te vrezen voor de toekomst van moslims in dit land. Want je kunt er niets aan doen als je zwart bent en niet wit: je bent nooit een volwaardige gesprekspartner en je zult het ook nooit worden. Of valt er nog wat te hopen voor de moslims op basis van dit laatste citaat van Bosma? “Eerst maar eens zorgen voor heldere standpunten, en daarna kijken wie er mee wil doen. Water kan er altijd nog wel bij; eerst maar eens zorgen dat de wijn op smaak komt (p. 30)”. De wijn is op smaak, de PVV is gevestigd, het wachten is op het water. Maar wie doet er nu saai water bij kostelijke wijn? Ik vrees dat dat nooit zal gebeuren.

De komende weken zullen door Jan Jaap de Ruiter deze onderwerpen worden behandeld: Joden en de staat Israël (3), Links (4), Massa-immigratie en multiculturaliteit (5), De PVV (6), Feiten en cijfers (7), De NSB stemwijzer (8), Gezelligheid (9) en Epiloog (10).

Jan Jaap de Ruiter

Jan Jaap de Ruiter

Arabist

Jan Jaap de Ruiter (1959) is arabist en de Arabische taal is zijn grote -professionele- liefde. Het Arabisch is een van de twee ankerpunten …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.