Beste Oumaima,
Laten we onze briefwisseling allebei besluiten met een succesverhaal. Het is overigens niet mijn succes waarover dit hoofdstuk gaat. Het is het succes van een jongen die ik hier Bashar noem. Zijn echte naam laat ik achterwege, omdat zijn verhaal heel vervelend begon en ook bijna heel nare consequenties had voor hem en zijn familie.
Bashar betekent ‘Brenger van goed nieuws’. En hij heeft goed nieuws gebracht! Heel goed nieuws voor moslims en joden in de omgang met elkaar!
Het begon zo. Een jaar of acht geleden raakte ik aan de praat met een radioprogrammamaker. Ik was toen nog de directeur van een joodse school hier in Amsterdam. We spraken erover dat herkenbaar joodse kinderen op straat of in de tram weleens worden uitgescholden. Soms wordt een keppeltje afgepakt en een heel enkele keer volgt er zelfs een bedreiging.
Voor kinderen – en dan heb ik het over de leeftijd van een jaar of tien, twaalf – kan dit heel intimiderend en beangstigend zijn. De programmamaker opperde het idee om zo’n incident eens zichtbaar te maken.
‘Hoe doen we dat dan?’
‘We lopen met verborgen camera’s door de stad en zodra er iets gebeurt, leggen we het vast. Daarna kan iedereen zien wat zo’n incident inhoudt.’
Wilde ik hieraan meewerken? Dat vond ik best een lastige beslissing. Verborgen camera’s? Hoe gaat zoiets? Is zo’n actie niet provocerend? Na de nodige discussie besloot ik akkoord te gaan. In totaal liep ik tien uren lang met twee leerlingen van onze school door de stad. Er overkwam ons één incident dat de moeite waard was.
Op het pleintje bij de bakker zagen een paar jongens ons aankomen. Eerst klonk er een vriendelijk ‘shalom’ uit de mond van een van de jongens die daar stonden, maar twee tellen later was er van ‘vrede’ bepaald geen sprake meer.
Een van de jongens schoot pijlsnel naar voren, strekte zijn rechterarm uit, schreeuwde ‘Jood! Jood!’ en dook meteen weer weg.
En zo werd in een Amsterdamse straat in het jaar 2010 een ‘Hitlergroet’ door camera’s vastgelegd. De jongen zelf was op de beelden nauwelijks zichtbaar, maar zijn uitgestrekte arm en de woorden ‘Jood! Jood!’ spraken voor zich.
Een week later kreeg heel Nederland via het Journaal en andere actualiteitenrubrieken het voorval te zien. Een jood had een Hitlergroet gekregen. Direct na de uitzending werd de toenmalige minister van Justitie naar de Tweede Kamer geroepen om uitleg te geven. Het was nu immers wel heel erg gesteld met het antisemitisme in ons land. Zelf werd ik door de wethouder uitgenodigd om te komen vertellen wat er precies was gebeurd.
En ik kreeg twee telefoontjes.
Het eerste kwam van de politie: ‘Meneer Van de Kamp, wij verzoeken u naar ons bureau te komen om aangifte te doen. Het brengen van de Hitlergroet is strafbaar. Als u aangifte doet kunnen wij het onderzoek starten en gaan vervolgen.’
Het tweede telefoontje – en hier begint het succesverhaal – kwam van iemand die ik niet kende. ‘Rabbijn, u spreekt met Said Bensellam. Gisteren zag ik op de televisie wat u overkwam toen u door onze wijk liep. Ik betreur het dat u onze gemeenschap met behulp van verborgen camera’s negatief in het nieuws hebt gebracht. Natuurlijk is het helemaal fout wat er is gebeurd. Maar het negatieve beeld dat nu over onze hele wijk geschapen is, verdient onze gemeenschap beslist niet.’ Deze inleiding van Said Bensellam werd gevolgd door een belangrijke zin. ‘Rabbijn, hoe kunnen we dit samen oplossen?’
Het woordje ‘samen’ raakte mij diep. Samen aan de slag gaan om dit soort negatief gedrag te bestrijden… Ja, dat sprak mij aan.
Weer een dag later zaten Said Bensellam en Lody van de Kamp tegenover elkaar. Samen keken ze hoe ze het probleem konden oplossen. Samen gingen ze aan de slag met allerlei projecten.
Er werd een ontmoetingsavond tussen de joodse en de islamitische gemeenschap georganiseerd. Vijf weken lang werkten Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Joodse jongeren – met enkele ouderen – aan het opknappen van de verwaarloosde joodse begraafplaats in Amsterdam-Oost. Kennismakingen resulteerden in vriendschappen. Het eerste succes was geboekt, dankzij Said. En daarbij bleef het niet. Meneer Van de Kamp, ik betreur het dat u ons negatief in het nieuws hebt gebracht.
Er was ook nog die aangifte. Hoe ging het daarmee? De recherche spoorde de dader op. De Hitlergroet bleek te zijn gebracht door Bashar, een toentertijd vijftienjarige van Marokkaanse komaf. Hij zou voor de rechtbank moeten verschijnen, maar keer op keer werd de zittingsdatum uitgesteld. Bijna anderhalf jaar na de tv-uitzending van het incident had de rechtszaak tegen Bashar nog altijd niet plaatsgevonden.
Toen kwam Said met een voorstel. ‘Laten we zelf eens met Bashar gaan praten.’ Kort daarna zaten we tegenover elkaar, Bashar en ik, op dezelfde manier, dezelfde plek als Said en ik eens tegenover elkaar zaten.
De inmiddels zestienjarige jongen vertelde over zichzelf, over zijn familie, zijn school en over het voorval waarvoor wij daar zaten. Saids collega Youssef was er ook bij. Hij keek onze bezoeker aandachtig aan. ‘Bashar, het gezicht van de jongen die de Hitlergroet bracht, is nauwelijks in beeld. De verdachte is dus niet echt herkenbaar. Binnenkort moet jij bij de rechtbank voorkomen. Als de rechter aan je vraagt of jij het bent die die Hitlergroet bracht, wat ga je dan zeggen? Meneer, ik was het niet?’
Nauwelijks had Youssef zijn zin afgemaakt of Bashar stond op, greep met beide handen de tafelrand en keek ons kringetje rond. ‘Als ik had willen ontkennen, dan had ik hier vandaag niet gezeten.’
Even bleef het stil. Toen wilde Bashar weten wie ik eigenlijk was. Ik vertelde hem over mijn werk, over mijn familie en de geschiedenis van mijn familie. Gaandeweg werd het Bashar duidelijk waarom juist een Hitlergroet hard aankomt bij een jood. Hij besefte hoe mijn geschiedenis getekend is door de Tweede Wereldoorlog. Alles wilde hij weten. Over de onderduiktijd van mijn moeder. Over de jaren die mijn vader doorbracht in de concentratiekampen waaronder Auschwitz. Bashar vroeg ook wat er gebeurd is met de rest van mijn familie. Terloops viel de naam van Anne Frank.
‘Ik ben in het Anne Frankhuis geweest,’ vertelde Bashar. ‘Dat was toen ik in de achtste groep zat. Ik was nog maar twaalf. Dat die mensen zo opgesloten zaten in die kamertjes en later verraden werden, vond ik heel naar. Maar eerlijk gezegd wist ik te weinig van de Tweede Wereldoorlog en de joden om het hele verhaal te kunnen begrijpen.’
Voordat we afscheid namen had Bashar een verzoek. ‘Meneer Lody, kunnen wij contact met elkaar houden? Dat vind ik belangrijk. En wilt u met mij naar het Anne Frankhuis gaan?’
Een week later liepen Bashar en ik door het Anne Frankhuis. Hij vroeg mij het hemd van het lijf. Ik toonde hem de gele Jodenster, zoals ook mijn familieleden die gedurende de oorlogsjaren droegen totdat ze gedeporteerd werden. Ik liet hem het persoonsbewijs zien dat iedereen altijd en overal bij zich moest hebben en waarin voor joden een grote J gestempeld stond.
Het hele verhaal van Hitler-Duitsland, de bezetting in Nederland en wat er uiteindelijk met de joodse gemeenschap gebeurd is, werd hem duidelijk. Bashar zuchtte diep.
‘Wat is er, jongen? Waarom zucht je?’
‘Waarom wist ik dit alles niet? Hoe heb ik ooit die Hitlergroet kunnen brengen?’
Weer volgde een diepe zucht. We bekeken de foto’s van de dappere helpers van de familie Frank tijdens hun onderduik in het Achterhuis: Victor Kugler, Bep Voskuijl, Johannes Kleiman en Miep Gies.
Op een filmscherm vertelde Miep Gies hoe zij als jonge vrouw door Otto Frank, de vader van Anne, werd gevraagd of zij de familie wilde helpen.
‘Ja, meneer Frank, dat ga ik doen.’
Miep Gies wist maar al te goed welke straffen er op het helpen van onderduikers stonden. Toch was haar antwoord duidelijk. ‘Ja, meneer Frank, dat ga ik doen.’
‘Meneer Lody, dit filmpje wil ik nog een keer zien.’
Opnieuw bekijken we samen het relaas van deze heldhaftige vrouw, die niet heeft kunnen voorkomen dat Anne Frank en haar familieleden uiteindelijk verraden werden, maar die tot op dat moment er alles aan heeft gedaan om hen de oorlog te laten overleven.
‘Weet je meneer Lody, toen ik u de Hitlergroet bracht, vond ik mezelf cool. Nu weet ik beter. Wat deze vrouw deed,’ Bashar wees naar het scherm, ‘dat is echt cool.’
Met een hartelijke groet, Lody
Wie voor de presentatie op 3 april Over Muren heen, een hoopvolle briefwisseling tussen Lody B. van de Kamp en Oumaima Al Abdellaou bestelt via de website van de uitgever, hoeft geen portokosten te betalen. Voor meer informatie: klik hier.
Zeer akelige ervaring die eindigt met een goede afloop. Toch goed dat er media zijn die de rotte plekken in de maatschappij registreren. En een dappere rabbijn die dit weet om te buigen tot een goede ervaring en zelfs in samenwerking met een verstandige Marokkaanse-Amsterdammer een preventief netwerk weet op te zetten. Respect!
Een inderdaad persoonlijke en mooie oplossing van deze rabbijn, met een visie op menselijkheid en de toekomst van ons samenleven. Die jongen zal deze houding ook binnen zijn vrienden en leeftijdgenoten uitdragen. Dit staat in groot contrast met radicale moslims die dit samenleven bewust willen verstoren, maar ook met Joden die dergelijke gebeurtenissen aangrijpen om luidruchtig aan te tonen dat antisemitisme toeneemt, daarmee juist antisemitisme aanwakkerend.
Heel mooi!