Wat betreft mogelijke verklaringen van verschijningen ga ik uit van het niet-weten. Ik besef terdege dat onze hersenen daar ook voor iets tussen zitten. Het is ongelooflijk waartoe ons brein bij machte is. Dat echter maakt het mysterie voor mij alleen maar groter. De ervaring is onze werkelijkheid. Die hebben we serieus te nemen, want meer hebben we niet.
Signalen van gene zijde?
Eerst een indrukwekkend verhaal uit mijn eigen omgeving. Een niet-gelovige, kritisch denkende jongeman belandde als adolescent in een psychische crisis. Hij vertelde:
Ik ben twee maanden na het overlijden van mijn opa geboren. Ik heb hem dus nooit zelf gekend. Alleen uit de verhalen van mijn vader. Op een avond, toen ik heel diep zat en geen uitweg meer zag, hoorde ik plotseling de stem van mijn opa, uit de richting van het raam. Hoe ik die herkende weet ik niet, maar hij zei dat het goed zou komen. Dat moment was de ommekeer.
Jaren geleden vertelde successchrijver Kluun in de Tien Geboden in Trouw over de dood van zijn vrouw:
Ze raakte er – hoewel ze niet gelovig was opgevoed – van overtuigd dat er na dit leven nog iets zou komen. Ik weet zeker dat ze mij, na haar dood, heeft geholpen mijn leven weer op de rit te krijgen. Ze heeft ook haar aandeel in het schrijven van mijn boek gehad.
Kluun
Ik geef zulke verhalen bewust weer op Nieuw Wij, want ze zijn universeel en verbindend: niet verteld vanuit een levensovertuiging of waarheidsclaim. Zoals dit soort existentiële, grensdoorbrekende – zo men wil mystieke – ervaringen altijd godsdienstoverstijgend zijn.
Achterberg
Een meester in dit domein was de dichter Gerrit Achterberg. Met alle mogelijke beelden wendt hij de taal aan – haast bezwerend – om de toegang tot ‘gene zijde’ te decoderen.
In het gedicht Dwingelo gebruikt hij het beeld van radiogolven om de aanwezigheid van de geliefde dode te duiden:
In Dwingelo hoor je het fluisteren
der leegte in de radiotelescoop.
Daar lopen ook uw trillingen te hoop.
En in Retrograde zijn het handen:
De dodelijke achterstand
die zich met ieder uur vergroot,
verhindert niet dat ik uw hand
terug kan vinden in mijn hand.
Niet als wezen
Ook de dichter – en evangelieschrijver – Johannes vertelt over de wijze waarop Jezus na zijn dood zal verschijnen en aanwezig zijn. Hij gebruikt een beeld dat ons zeer aanspreekt omdat we het allemaal ooit zelf zijn: kinderen die hun ouders verloren hebben. In Jezus’ afscheidsrede voert Johannes de wonderlijke verschijning van een ‘gids’ op, de Parakleet:
Ik laat jullie niet als wezen achter. Ik kom bij jullie terug. […] Dan zul je begrijpen dat ik in mijn vader ben, dat jullie in mij zijn en ik in jullie. […] De Parakleet zal jullie onderrichten.
Omdat ik Jezus beschouw als de ultieme uitdrukking van de menselijke mogelijkheden betrek ik deze belofte op iedereen, mezelf incluis. Ook wij laten een Parakleet na. En ook wij zijn in God, onze geliefden in ons en wij in hen.
Thuiskomen
Met betrekking tot de dood zei Spinoza: we voelen en ervaren dat we eeuwig zijn. Dit bescheiden besef spreekt me meer aan dan een al te letterlijk ingevuld hiernamaals.
Wij komen ergens thuis. Als een energie die telkens transformeert. Als een damp die opstijgt en zich voegt tot een wolk: een wolk van geliefden. Een wolk van liefde – waaruit wij misschien nu en dan als een druppel naar de aarde vallen om verkoeling te brengen waar een levende dat vraagt.
Deze eenheid, waarin alles zich verzamelt en verzoent, noem ik dan toch maar God – met alle risico op misverstanden van dien – maar ik zou die scherpe, schriele lettertekens zacht en rond willen maken.
Zacht en rond en vrouwelijk.
Als witte wolken drijvend aan de horizon van ons bestaan.
*****************************
Het was het meest gecompliceerde:
Waarvan moet ik meer verwachten?
Het eigen beeld dat Hij creëerde,
Of de God in mijn gedachten?
Hij gaf gehoor, geur, smaak en visie,
En zijn beeld gaf Hij sensoren.
Hij maakte niet alleen illusie:
Ook wat wij niet zien, proeven, ruiken, horen.
Zijn beeltenis dacht alles te zien,
Maar bleef steeds nieuws ontdekken.
Er was dus wel of niet maar ook misschien,
En God kent ook de blinde vlekken
Het is het meest gecompliceerde:
Waarvan mag ik meer verwachten?
Het eigen beeld dat Hij creëerde,
Of de God in mijn gedachten?
*****************************
(ingekort en gebrekkig vertaald, maar zo iets meer van toepassing)
Dat is een mooi gedicht, Abdur.
Van wie is het oorspronkelijk?
merci bien 🙂
De naam staat erboven Lous. Daardoor leek ondertekening overbodig. Eigenlijk is het een lichte bewerking van een deel van het origineel.
Dank Abdu’r-Rahman.
Voor de goede orde: deze column stond nog op de oude site. Daarop zijn de eerdere reacties gekomen – grotendeels instemmend – die niet meer naar de nieuwe site zijn meegenomen.
Wat ik heel sympathiek vind, is dat “uitgaan van het niet-weten”. Veel mensen denken dat religie helemaal gaat over antwoorden op vragen, maar geloof en vertrouwen is juist gebaseerd op het onbekende. We erkennen onze menselijke nederigheid door het onbekende te aanvaarden zonder ons meester van onderdelen ervan te verklaren. Er is veel te ontdekken voor een onderzoekende geest, maar we zullen altijd slechts een deel van het geheel kennen. Het erkennen van een hoger gezag of hogere waardes heeft alles te maken met je realiseren dat er dingen zijn die onze pet te boven gaan. Er zit wijsheid in dat uitgaan van het niet-weten.
Dit is wel een heel persoonlijke vorm van religie Abdu’r, waarin velen (de meesten?) zich niet zullen kunnen vinden, vrees ik (maar bijv. Heidi weer wel). Ook voor mijn vroege jeugd en katholieke opvoeding gold dit niet, er was een antwoord (van de kapelaan, bisschop of paus) op alle vragen over ethiek en geloof, twijfel of toegeven iets niet te weten kwam daar niet in voor. Ik heb de indruk dat dat ook nu nog zo is voor de meeste moslims.
Geloof en vertrouwen zijn niet gebaseert op zekerheden. Dat is meer een kwestie van de definitie van de begrippen dan van een persoonlijke geloofsbelevenis.
Overigens is ‘het onbekende’ een centraal begrip in islam, maar wat ik zei gaat evenzeer op voor godsgerichte religie en geloof en vertrouwen in het algemeen.
Mag ik je wijzen op een verwantschap met de dichter, stijl tachtiger, willem kloos, die dichtte:
-ik ben een God in het diepst van mijn gedachte
en zit in het binnenst van mijn ziel ten troon-
Het verschil: dat was niet religieus, wel zeer individueel, emotioneel, erotisch zelfs, maar soms is zelfs die scheidslijn moeilijk te trekken!
Ik dacht, dat je inging op wat ik daarna schreef. De verwantschap met het gedicht van Willem Kloos is zeer oppervlakkig. Verder ontleed geven beide gedichten zelfs een tegengestelde boodschap.
Poëzie vindt zijn voltooiing in de gedachten van de lezer. De gelaagdheid van een gedicht heeft niet op iedereen hetzelfde effect.
Klopt, helaas konden we niet alle reacties meeverhuizen. Vanaf nu moet dat weer goed gaan, Wim!
…Soms moest ik dalen in spelonken.
Dieper, dieper, kon ik niet.
Nergens kwam het licht daar binnen.
Eenzaam, donker, het verdriet.
Dan daarna, opeens toch, bloemen.
In een lieflijke vallei
Stond een Mens mij tegenover,
Klopte mijn hart weer luid en blij.
Zal ik ooit díé plaats bereiken,
Waar ik thuisgekomen ben?
Waar er Vrede in mijn ziel is?
Waar ik het ineens herken?
(Lichte bewerking van de laatste 3 strofen van “Pelgrim”.)