Vanuit verschillende hoeken doet men een beroep op barmhartigheid en naastenliefde. Aan de ene kant zegt Gert Jan Segers van de ChristenUnie dat hij moslims als zijn naaste wil liefhebben, terwijl hij continu wijst op ‘de donkere kant van de Islam’. Aan de andere kant roepen christenen een halt toe aan politici die het christendom misbruiken voor hun eigen politieke, lees islamofobe en xenofobe agenda’s, zie bijvoorbeeld deze petitie van theoloog Alain Verheij.
Religie en politiek
In beide gevallen wordt christelijke liefde gescheiden van politiek en macht. Segers’ naastenliefde is er één op basis van ongelijkheid. Hij verschaft liefde aan moslims, die hij tegelijkertijd continu problematiseert. De vraag hoezeer het Westen een gevaar vormt voor de vrijheden van moslims komt bij hem niet aan de orde. Hij centreert zijn eigen barmhartigheid tegenover moslims die problematisch zijn. Over de ‘donkere kanten van Europa en het christendom’ zal je hem niet zo snel horen.
Maar ook de ondertekenaars van Verheij’s petitie spreken over barmhartigheid en de wenselijkheid van het scheiden van macht en religie: ‘de kerk is geen politieke partij’ en ‘dat moet je ook niet willen’. Het ideaal klinkt mooi: ‘In de bijbel woonden de beste profeten ver weg van het paleis, voor ieders bestwil’. Vrij vertaald: alleen met afstand tot het torentje in Den Haag kan je de macht vrij aanspreken. Dat kan niet als je vastzit aan het pluche.
Het ideaal van de petitie klinkt mooi, maar de gedachte dat religie en macht elkaars tegenpolen zijn is ook een probleem. Het maakt ons blind voor de manier waarop de taal van de christelijke naastenliefde politiek wordt ingezet en zelf een lange geschiedenis kent van uitsluiting.
Universaliteit en kolonialisme
De christelijke liefde, of beter, een specifieke interpretatie daarvan, verhoudt zich moeilijk tot macht. Er is een dominante stroming die de christelijke liefde kenmerkt door haar volledige overgave, haar belangeloosheid en afwezigheid van particuliere lust. De theoloog Nygren plaatst de christelijke liefde, agape, tegenover eros, die hij kenmerkt als een zelfzuchtige liefde. In tegenstelling tot de eros is de christelijke liefde niet gebonden aan één specifiek lichaam. Agape is gericht op iedereen, het is een universele liefde. Want niet alleen de eigen clan, zelfs de vijanden moeten worden liefgehad.
De christelijke liefde, of beter, een specifieke interpretatie daarvan, verhoudt zich moeilijk tot macht.
Maar juist die universele claim, die op het eerste gezicht zo mooi lijkt, is het probleem. Het idee van ‘universalisme’ in Europa kreeg vorm in een koloniale context. Alleen witte mannen waren ‘universeel’ – zij beschikten over ‘rationaliteit’. Joden, gekoloniseerden en tot slaaf gemaakten niet. Met een beroep op de superioriteit van de christelijke naastenliefde werden zij als ‘niet-christelijke ander’ gecategoriseerd als primitief en particulier. Europeanen waren in staat zichzelf te overstijgen, de rest van de wereld kon dat niet en verdienden een andere behandeling. Europa legitimeerde hiermee de onderwerping van niet-witte lichaam aan hun eigen koloniale politiek.
Wrang genoeg is het precies de suggestie van universaliteit in de christelijke liefde, die deze geschiedenis aan het zicht onttrekt. Die liefde betreft tenslotte iedereen en gaat niet over macht en particuliere belangen. Bij ‘liefde’ en ‘barmhartigheid’, denken we aan iets wat mooi is en goed. Niet aan het uitsluiten van niet-witte lichamen, of andere religies. Niet aan machtsongelijkheid en geweld. Precies voor dit soort politieke gevoeligheid is het idee van de christelijke liefde blind.
De farce van ‘joods-christelijk’
Toch zet deze geschiedenis de discussie over de ‘joods-christelijke traditie’ in een ander licht. Niet alleen door de verraderlijke toevoeging van ‘joods’ – tot en met de twintigste eeuw werden joden nauwelijks geaccepteerd als gelijkwaardige medeburgers. Maar vooral omdat tegen moslims dezelfde stereotypen worden gebruikt waarmee een eeuw geleden de inferioriteit van joden werd geclaimd.
Toen vond men het jodendom een achterlijke godsdienst van de wet, met bijbehorende barbaarse gewoonten en praktijken. Nu zegt men hetzelfde over de islam. Toen vond men dat joden als ‘joden’ niet pasten in een moderne samenleving. Nu zegt men hetzelfde over moslims. En weer wordt het christendom als ‘universele’ religie van de liefde bovenop de apenrots gepositioneerd. In verschillende gedaanten: hetzij orthodox, hetzij getemd door de Verlichting, hetzij als bron van onze liberale waarden. Oude triomfalistische kliekjes worden opgewarmd en met volle overtuiging uitgeserveerd.
Blindheid voor ongelijkheid
Die blindheid voor politiek en macht zien we ook terug in de bijdragen van witte theologen aan het ‘Islamdebat’. Voor hen ziet het speelveld er als volgt uit: of men stelt dat er een groot probleem is met ‘de Islam’, of er wordt gezegd dat we niet moeten stigmatiseren, maar wel ‘erkennen dat er problemen zijn’.
Binnen dit kader is het nauwelijks mogelijk de structurele ongelijkheid van moslims in Nederland aan te kaarten: ongelijkheid in het onderwijs, bij etnisch profileren, bij het vinden van een baan, in de politiek. Ter vergelijking, witte christenen worden misschien gestigmatiseerd en gestereotypeerd, maar veel macht zal deze dynamiek hen niet kosten: ze krijgen geen lager schooladvies, hoeven niet te sjacheren voor een baan en belangrijker nog: ze worden niet continu als groep geproblematiseerd en gecriminaliseerd. Hun burgerschap wordt niet in twijfel getrokken. Bij moslims gebeurt dat wel. Mannen met een ‘moslimachtig’ uiterlijk worden bij voorbaat gewantrouwd en vrouwen met een hoofddoek krijgen steeds vaker te maken met geweld op straat.
Wat mist is een doordachte analyse van de consequenties van het ‘Islamdebat’ zelf. Het probleem is dat de focus op religie (op dé Islam) discriminatie van moslims in Nederland moeilijk bespreekbaar maakt. Let wel, ik heb het niet alleen over beeldvorming, maar over de materiële consequenties daarvan: economische en maatschappelijke achterstelling en inperking van vrijheden. Aan de andere kant zorgt het Islamdebat zelf voor een structurele ongelijkheid: als moslim begin je ieder debat met tien-nul achterstand. Voordat je aan een gesprek begint, moet je eerst bewijzen dat je vredelievend bent, goed geïntegreerd en geen gevaar vormt voor ‘onze waarden’.
Tweederangs burgers
Die voorwaardelijkheid is precies het probleem. Nawal Mustafa, gespecialiseerd in internationaal recht en etnisch profileren, verwoordde het in een interview op De Correspondent als volgt: ‘Moslims worden continu gedehumaniseerd en gecriminaliseerd. Ze moeten bewijzen dat ze niet gewelddadig zijn, dat ze oké zijn, dat ze niet onderdrukt worden, dat ze menselijk zijn. (…) Dat vind ik heel zorgwekkend. Dat ik moet bewijzen dat ik een mens ben en dat ik geen gevaar voor jou vorm, dat is absurd.’
Een aantal weken geleden bespraken keurige witte mannen en vrouwen in intellectueel jargon strategieën om het aantal moslims in Nederland te verminderen, door een deel van hen het land uit te zetten. Politiek filosoof Paul Cliteur opperde: ‘We moeten voorzichtig beginnen’. Alleen de ‘internationale verdragen’ stonden nog in de weg. Deze mensen hebben aanstellingen op universiteiten en beschikken daarmee over invloedrijke posities.
Op dezelfde dag publiceerde de minister president een brief waarin iedereen met een migratieachtergrond en de hele anti-racisme beweging wordt gecriminaliseerd en tot voorwaardelijk burger van Nederland wordt gemaakt. Deze retoriek komt niet uit de lucht vallen. Ze is het resultaat van decennialang problematiseren van moslims, migranten en iedereen die racisme aankaart. Moslim- en anti-racismeactivisten roepen dit al jaren.
'Muslimban'
Toen Trump zijn ‘Muslimban’ invoerde, schreef Ish Ait Hamou een aangrijpend gedicht. Met zijn ‘muslimban’ had Trump de ontmenselijking van moslims nog weer een stap verder gebracht. Alles rond moslims wordt geproblematiseerd. Vandaag deed het Europees gerechtshof een uitspraak over vrouwen met een hoofddoek die een baan geweigerd mogen worden. Hoe valt dit te rijmen met die ‘belangrijke waarden’ van emancipatie en gelijke rechten?
Moslims worden tot tweederangs burgers gemaakt. En veel christelijke theologen hebben het niet eens door.
Moslims worden op deze manier tot tweederangs burgers gemaakt. En veel christelijke theologen hebben het niet eens door. Sterker nog, ik zie steeds meer bijdragen in de krant waarin christenen vrolijk meedoen met het criminaliseren en problematiseren van moslims. Mensen, die hier al generaties lang wonen. Maar het is moeilijk deze ongelijkheid in beeld te krijgen, omdat de theologie machtsstructuren onzichtbaar maakt, net als de concrete lichamen waar theologische uitspraken invloed op hebben.
Ontwrichtende liefde
In plaats van meezingen in het koor van de ‘joods-christelijke cultuur’ met haar naastenliefde, zouden we ons moeten trainen in vragen over macht: welke mensen worden hier buitengesloten met een beroep op de christelijke naastenliefde? Wie moet zich continu verantwoorden, terwijl anderen buiten schot blijven? We zouden te rade kunnen gaan bij al die tradities waarin liefde wel politiek gedacht wordt en nooit losstaat van de lichamen die door anderen worden genegeerd, gecriminaliseerd, geschonden, veracht en vermoord. Christelijke tradities die zelf in de marge zijn ontstaan.
Ik hoop dat we deze vragen in gedachten houden bij het lezen van het gedicht van Ish Ait Hamou. Dat we ervoor waken dat ‘liefdestaal’ wordt gebruikt om moslims te dehumaniseren. Dat we luisteren naar mensen die niet meer ‘de goede, aardige moslim of allochtoon’ willen spelen. Activisten die streven naar radicale gelijkheid. Niet praten over, maar luisteren naar. Ook in de kerk. Wat hebben politieke partijen als NIDA in Rotterdam te zeggen? En activisten als Malique Mohammud, Ibtissam Abaâziz, Dino Suhonic, Berna Toprak, Nawal Mustafa, Khadija Al-Mourabit, Anne Dijk, Aya Sabi, Bedel Bayrak en zoveel anderen.
Alleen bij verzet tegen machtsongelijkheid en onderdrukking kan het geloofwaardig over naastenliefde gaan. Dat is dan geen barmhartigheid die ik verleen aan iemand anders. Eerder een ontwrichtende liefde, met de ogen open naar de macht, waarbij mijn eigen positie op losse schroeven komt te staan.
Een moedig artikel, omdat het ingaat tegen de spraakmakende gemeente van linkse theologen en andere goedbedoelende christenen.
En nu de verkiezingen (bijna) voorbij zijn, kunnen we ook weer zinnig gaan discussiëren over dit thema.
Of ik het er mee eens ben, is iets anders. Ik stel m’n mening uit totdat ik het vervolg heb gelezen (dat komt toch wel, he?)
Overigens: de term ‘islamofobie’ is gewoon onjuist als synoniem voor moslimhaat.
Een fobie is een (irrationele) angst, en geen haat. We moeten niet gaan wennen aan deze onjuiste terminologie omdat ie een ideologische lading heeft gekregen.
Islamofobie bestaat waarschijnlijk wel als syndroom: angst VAN blanke allochtone Nederlanders VOOR de islam.
Wat een slecht artikel. Matthea heeft zeker het debat gisteren tussen Wilders en Segers niet gezien. Dat je vanuit je geloof een probleem hebt met de islam als geloof, omdat de islam theologisch haaks op het christelijke, bijbelse geloof staat, betekent niet dat je islamofoob bent of dat in stand houdt.
Dat je christelijke barmhartigheid en naastenliefde leidt tot uitsluiting en discriminatie is onjuist. Het is juist het beroep op die bijbelse uitgangspunten door mensen die zich verder helemaal niet aan die bijbel willen houden, waardoor het lijkt dat het christendom anderen uitsluit.
Wat is er overigens mis met het zeggen dat de islam als religie een probleem heeft met vrijheid? Voor Segers bijvoorbeeld leidt dit in het geheel niet tot ongelijkwaardige behandeling. Alleen door te benoemen dat je van mening verschilt, en niet alles vlak wil strijken wat niet vlak is, kun je in gesprek en werken aan volwaardige acceptatie van alle burgers, moslims, christenen, joden, boedisten of hindoes etcetera.
Met de term ‘Islamofobie’ kun je heel veel gesprekken en ontmoetingen bij voorbaat doodslaan. Niet zo maar gebruiken dus!
De joods-christelijke relatie is door de eeuwen heen vooral problematisch geweest. Welke tradities delen zij? Pesach is Pasen niet. Tradities en geloofsopvattingen zijn heel anders. De geschriften zijn niet hetzelfde en worden anders benaderd. Talmoed en Midrash zijn even elementair voor joden als het Nieuwe Testament voor christenen. Andere geschriften zijn door christenen op eigenzinnige wijze vertaald. De culturen hebben altijd op gespannen voet met elkaar gestaan. Gezamenlijke tradities bestaan niet. Kennen christenen de verschillen in gebed en gebedsbijeenkomsten en de verschillen in ijver om te leren niet? Dat laatste is misschien de reden voor het misverstand. Methodologieën van de religies en culturele eigenschappen van het volk kennen weinig overeenkomst. Het valt ook op dat alleen christenen dat anders zien. Het lijkt een manier om schuldgevoelens van zich af te praten. Als het dat niet is, kan het ook een gebrek aan historisch besef zijn. Gelukkig zijn lang niet alle christenen zo. Er spelen andere redenen mee bij mensen die zich op joods-christelijke tradities beroepen.