We hebben geen tijd voor mensen die willen praten over waar ze echt mee zitten, kwesties van leven en dood. Begrijpelijk, want zo’n gesprek kost tijd. Dat kun je niet verwachten van iemand die langskomt voor je steunkousen. Terwijl voor ouderen een existentieel gesprek essentieel kan zijn voor hun welbevinden.
Een voorbeeld. Een van ons voerde tijdens een stage geestelijke verzorging gesprekken met ouderen die gemiddeld twee uur duurden. Sprak driemaal met een zelfstandig levende, heldere vrouw van halverwege de tachtig. Zij maakte zich grote zorgen. Zodra zij minder mobiel is en afhankelijk van de zorg van anderen wil ze euthanasie. Ze heeft zich al gemeld bij de Levenseindekliniek. Na het eerste gesprek zei ze in de gang: “Ik ben er van opgeknapt. Op deze manier wil ik nog wel een paar jaar verder. Kom je nog een keer terug?” In het tweede gesprek vertelde ze: “Bij jou kan ik menselijk zijn. Je hebt pijnlijke plekken geraakt en die heb ik lopen uitdenken. Ik heb dingen onder ogen gekregen die ik in de puntjes van mijn schoenen gestopt had. Het is prettig als iemand naar je luistert en je warmte biedt.”
Hoe ouder hoe lastiger om de aandacht te krijgen die je nodig hebt. Je omgeving valt weg, je begint over te blijven. Dan kun je je zomaar overbodig gaan voelen. Wie zit er nog op je te wachten? Bovendien willen veel ouderen anderen – en zeker jongeren, bijvoorbeeld je kinderen – liever niet lastig willen vallen: “Die hebben al genoeg aan hun hoofd”. Nog meer sociaal isolement. Eenzaamheid, je afgesloten voelen van je omgeving, is een vorm van lijden. De gedachte aan het verlossende spuitje kan dan zomaar opkomen, bij ouderen èn hun omgeving.
Ongedeelde aandacht en onvoorwaardelijk acceptatie zijn sleutels om mensen geestelijk bij te staan. Dat geeft vertrouwen om vrijuit te durven spreken. Zo kan een vrije ruimte ontstaan waarin in alle rust de eigen ziel wordt onderzocht. Werkelijk aanwezig zijn is een voorwaarde. Kort gezegd: mond houden en luisteren. En die aandacht kost tijd, veel tijd. En dus ook geld.
Hoeveel hebben we over voor onze ouderen? Dat geldt op persoonlijk vlak: welke aandacht kunnen we opbrengen voor onze eigen ouders? Maar even goed maatschappelijk: welke aandacht willen we structureel verzorgen? Hebben we de politieke bereidheid om het geven van aandacht te organiseren? Dat kan door het opleiden en aanstellen van geestelijk verzorgers. De fysieke verzorging is nu met 2,1 miljard gegarandeerd. Zijn we bereid om een fractie van dat bedrag vrij te maken voor het geestelijk welbevinden van onze ouderen? Het is payback time.
Hoeveel hebben we over onze ouderen? Ligt er aan hoe je het bekijkt. Een verzorgingshuis valt onder een zorgkoepel en gezien de concurrentie gaat het bedrijfsresultaat voor alles, anders word je de markt uitgewerkt. Dit wel in het belang van de client. Het is tegenwoordig client voor en client na en deze staat centraal en moet zich thuis voelen en in zijn/haar kracht gezet worden.
Zo zien we om het bedrijf te redden er nog niet voldoende bezuinigd is. Het streven is nu dat de ouderen meer regie dienen te krijgen zodat zij samen met mantelzorgers en vrijwilligers meer en beter welzijn ontvangen en dat de professionals alleen hulp hoeven komen te verlenen wanneer het echt niet anders kan.
We hoeven echt niet te denken dat clientenraden, verenigingen van mantelzorgers/vrijwilligers, verenigingen van verzorgers en verpleegkundigen eensgezind in opstand komen om goede zorg te kunnen leveren. Ook managers, directieleden, bestuurders zullen niet in opstand komen.
Een eeuwenoud verhaal.
In westerse landen (of landen waar die westerse manieren zijn doorgedrongen), zijn die ouderen de klos, en goed de klos, want ze hebben rimpels, ze vergeten dingetjes, en reageren niet meer snel, assertief en met bravoure, maar dat is gelukkig heel anders in de oriëntaalse en moslim kringen en sferen, thanks God, zullen we dat ooit nog eens gaan waarderen in NL, ik betwijfel het eerlijk gezegd!! Ik heb er een heel erg hard hoofd in!!
Uitgaande van de zorgverlening zie ik het volgende: toen ik de verpleging in ging werden we niet zo hoog opgeleid, maar werd ons met beperkte kennis en middelen geleerd er voor die ander te zijn, roeping heette dat.
Later werden we bijgeschoold en werden we steeds professioneler opgeleid en stonden er ook meer middelen te beschikking. Wat ik mijn leerlingen onderwees en wat ik zelf moest leren als leerling, wat een vooruitgang!
Wat ik nu zie is achteruitgang in met name het leren verplaatsen in degene die je verzorgd, begeleid, verpleegd, ik beperk me tot de ouderenzorg. Het kennisniveau is achteruit gegaan, want een en ander moet rendabel zijn. Door de personeelsbezetting zie ik jachtige zorgverleners al dan niet betrokken op de bewoners, clienten heet dat tegenwoordig.
Het mensbeeld schijnt beperkt te worden tot lichamelijke verzorging en liever door mantelzorgers en vrijwilligers. Het moet zo goedkoop mogelijk ongeacht de gevolgen. Dat heet participatiesamenleving.