Je zei: ‘Ik zal naar een ander land gaan, naar een andere zee.
Een andere stad zal er te vinden zijn beter dan deze.
Al wat ik onderneem wordt onherroepelijk veroordeeld
En mijn hart is – als een dode – begraven.
Hoe lang zal mijn verstand hier moeten verkwijnen.
Waar ik mijn ogen ook op richt, waar ik ook kijk,
Zwarte puinhopen van mijn leven zie ik hier,
Waar ik zoveel jaar heb doorgebracht, verwoest en bedorven.’

K.P. Kavafis *)

Deze woorden zijn afkomstig van de Griekse dichter Konstantínos Kaváfis. Ze staan in zijn in 1910 gepubliceerde gedicht ‘de stad’. Toen ik deze regels voor het eerst las, voelde ik diepe ontreddering en compassie. Eenzelfde gevoel dat ik ook bij deze herdenkingsdienst heb. De confrontatie met het leed van mensen, die er alles voor over hadden om de gevaarlijke oversteek naar Europa te wagen, en hun hoop op een beter leven met de dood moesten bekopen, raakt mij. Sommige van hen vertrokken noodgedwongen, op de vlucht voor oorlog en geweld en omdat ‘de stad’ waar zij leefden in puin ligt. Anderen gingen min of meer vrijwillig weg, op zoek naar een betere toekomst voor henzelf en hun kinderen. Ze lieten alles achter: hun familie, hun vrienden, hun bezittingen – hun thuis.

Waarom bepaalde woorden, beelden en verhalen van een ander je raken, zegt meestal ook iets over je eigen verhaal. Dat geldt ook voor mij. De berichten over vluchtelingen op zoek naar veiligheid – inmiddels zijn ruim 82 miljoen mensen wereldwijd gedwongen op de vlucht, waarvan ongeveer de helft kinderen – herinneren mij aan de geschiedenis van mijn eigen familie aan mijn vaders kant. Ook zij maakten deel uit van een grote stroom vluchtelingen, die vanuit Oost-Pruisen naar West-Duitsland trok.

Miljoenen mensen waren in de koude winter van 1944-1945 uit angst voor het oprukkende Rode Leger op de vlucht  richting westen geslagen. Alleen de sterksten overleefden de ijzige kou en de honger. Vooral veel ouderen raakten te uitgeput om nog verder te kunnen lopen en moesten worden achtergelaten. Baby’s stierven aan onderkoeling in de armen van hun moeders, die ertoe moesten worden gedwongen hun dode kinderen niet langer in hun armen mee te dragen, maar in de sneeuw te begraven. Mensen bedelden om voedsel, braken in kelders in, op zoek naar etensvoorraden om te overleven. De trektocht ging over het Haff, een dichtgevroren stuk van de Oostzee. Soms begaf het ijs het en dan verdwenen mens, paard en wagen in de diepte. Maar niet alleen de kou en de honger waren hun vijanden. De vluchtelingen werden vanuit de lucht door Russische bommenwerpers belaagd en onder vuur genomen.

Er voltrok zich een humanitaire ramp die honderdduizenden mensen het leven kostte. Wie de tocht overleefde, werd opgevangen in vluchtelingkampen. Ze werden verdeeld over heel Duitsland en hielpen erbij het land na de oorlog weer uit de as te laten herrijzen.

manuela kalsky lezing 7nov 21
Manuela Kalsky in de Mozes en Aaronkerk

Het ‘wir schaffen das’, waarmee de Duitse bondskanselier Angela Merkel in 2015 de vluchtelingen in Duitsland ontving en de deuren opende, om veiligheid te bieden aan mensen die van huis en haard verdreven waren, moet mede in het licht van deze Duitse vluchtelingen-geschiedenis worden gezien.

Maar de woorden van Kaváfis roepen niet alleen pérsoonlijke herinneringen op aan de ook door mij achtergelaten Heimat. Ze appelleren ook aan de waarden van waaruit het na-oorlogse Europa is ontstaan. Waarden, die een belangrijke rol spelen in het functioneren van een humane samenleving, en die bij ons cultureel en religieus erfgoed horen: naastenliefde, compassie en gastvrijheid voor de vreemdeling. Waarden die bij álle levensbeschouwelijke en religieuze tradities hoog in het vaandel staan. Door de geschiedenis heen waren zij wegwijzers in de omgang met elkaar en met ‘de ander’. Geen kant-en-klaar recept werd erbij geleverd en de geschiedenis laat zien hoe moeilijk het was en is ‘je naaste lief te hebben zoals jezelf’.

Maar het is wel een must, wil je een voor God en mensen welgevallig leven leiden, zegt Matteüs in de tekst die we zonet hoorden.

Deze verzen over het laatste oordeel hebben christenen door de eeuwen heen beziggehouden, vooral uit angst voor hel en verdoemenis. De kleurrijke verbeeldingen in de christelijke kunst zijn talrijk en afschrikwekkend. We kennen ze denk ik allemaal wel. Het verbaast dan ook niet dat sommige vluchtelingen, die de barre tocht in de kleine bootjes op de Middellandse zee ternauwernood overleefden, hun overtocht als ‘de hel’ omschrijven.

Inmiddels geloven nog maar weinig mensen in Nederland in de hemel en de hel aan het einde der tijden. En als men nog in een God gelooft, is hij of zij of x, voor velen al lang niet meer oordelend of straffend – maar liefhebbend. Een God die je omarmt als je het moeilijk hebt en die nabij is als je eenzaam bent in een samenleving die niet meer op een ‘wij samen’ is gericht, maar op een ‘ik’, dat zichzelf moet zien te redden.

Maar als God er niet meer is als autoriteit, wie eist dan het recht op voor ‘de ander’, voor de zwaksten onder ons en voor de mensen die wij hier vandaag gedenken – allen die aan de hoop op een ‘humaan en menslievend Europa’ zijn gestorven? Wie of wat houdt dan ons geweten scherp om goed van kwaad te onderscheiden? Wanneer solidariteit met de zwaksten wordt gecriminaliseerd en ‘pushbacks’ van asielzoekers aan nationale grenzen worden toegestaan? Wanneer elementaire mensenrechten willens en wetens door officiële instanties worden geschonden, door vluchtelingen bijvoorbeeld terug te sturen naar een onveilig land?

Laten we het verhaal uit het Evangelie van Matteüs als een spiegel gebruiken en ons de vraag stellen, of wijzelf binnen onze mogelijkheden voldoende eigen verantwoordelijkheid nemen, om voor de mensen op te komen die we hier vandaag herdenken. Leef ik zelf volgens de waarden, waarvan ik vind dat ze ook voor mij zouden moeten gelden als ik in nood ben? Dit zijn lastige vragen.

Soms bekruipt mij de angst dat onze samenleving en daarmee ook wijzelf als Westerse mensen zo zeer geïndividualiseerd zijn, dat we ons helemaal niet meer kunnen en willen verplaatsen in mensen die niet tot onze ‘inner circle’ behoren. De eigen wereld is al zo complex geworden, dat we ze nauwelijks nog kunnen overzien, laat staan als het gaat om heel Nederland, Europa of de hele wereld. We willen misschien wel anders, maar hoe moeten we dat in onze geïndividualiseerde drukke levens dan vormgeven? Niet per se onwil, maar een gevoel van machteloosheid doet ons vaak wegkijken en onverschillig worden – en zo, passief medeplichtig aan onrecht.

Maar er is hoop. Compassievol leven is een veel gehoord verlangen in onze tijd. Niet alleen voor de oudere generatie maar juist ook voor jongeren is Paus Franciscus en zijn inzet voor vluchtelingen daarbij een lichtend voorbeeld. Veel jonge mensen engageren zich dan ook op de vaak door kerkelijke organisaties gefinancierde boten die de reddingsacties op de Middellandse Zee uitvoeren. Via social media vormen zij met elkaar een Europa-breed netwerk. En ook in Nederland zijn er veel mensen, jong en oud, die zich met projecten inzetten voor een betere omgang met vluchtelingen. Zo ontving de door jongeren opgezette organisatie ‘Takecarebnb’, die het voor statushouders mogelijk maakt om tijdens het wachten op een eigen woning bij gastgezinnen te logeren, afgelopen week de waarderingsprijs van de Konferentie Nederlandse Religieuzen.

Moreel leiderschap is nodig en het vormgeven van een inclusieve duurzame migratiepolitiek. De CCME, de ‘Churches’ Commission for Migrants in Europe’ heeft eind oktober in Brussel een verklaring uitgebracht, waarin zij Europese instituten, landen en regeringen tot een fundamentele verandering in de koers én de retoriek van het Europese asiel- en migratiebeleid oproept.

Net als de jongeren op de reddingsboten, pleiten zij voor een veilige overtocht en een asiel- en migratiepolitiek die gebaseerd is op realisme, compassie, solidariteit en fundamentele mensenrechten. Ze stellen concrete stappen voor om hierdoor zowel het lijden van de vluchtelingen te voorkomen, als ook het creëren van angst, haat en racisme onder Europeanen jegens ‘de vluchteling’ die in Europa een veilig onderkomen zoekt.

Hoe belangrijk het is om in tijden van onzekerheid en angst, haat en racisme tegen te gaan, evenals passieve medeplichtigheid, weten we in Europa maar al te goed. Het Holocaust Namenmonument aan het begin van de Weesperstraat, hier vlakbij, herinnert ons daaraan. Op 102.000 bakstenen staan de namen van alle vermoorde Nederlandse Joden, Roma en Sinti, die geen graf hebben.

“Everyone has a name”, zo schreef de Israëlische dichteres Zelda Schneersohn Mishkovsky (1914-1984). Een naam, die je door je ouders is gegeven, en die voor altijd is geschreven in de palm van Gods hand. Een naam die een verhaal vertelt dat niet vergeten mag worden. Moge het zo zijn!

*) K. Kavafis, ‘De stad’, in: Gedichten, in de vertaling van H. Warren en M. Molegraaf, Amsterdam 1986, 9.

Overweging bij de herdenkingsdienst voor vluchtelingen die omkwamen aan de Europese grenzen in de Mozes en Aaronkerk op 7 november. Naar aanleiding van Matteüs 25, 31-40.

Lees ook

allerzielen

“Laat je raken door wat er gebeurt aan de Europese buitengrenzen”

Allerzielen-herdenking en processie op 7 november voor omgekomen vluchtelingen

mk_foto

Manuela Kalsky

Oprichter en Bijzonder Hoogleraar

Manuela Kalsky richtte Nieuw Wij op als directeur van het onderzoekscentrum van de Nederlandse Dominicanen (DSTS). Zij was directeur, …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.