De blokkade zou verlicht worden; de grensovergangen zouden opengaan; de visserijzone zou uitgebreid worden. Niets van dit alles is gebeurd. En er zijn alweer beschietingen en luchtaanvallen op Gaza uitgevoerd, vissersboten zijn aangevallen, het is business as usual zoals het al was vóór die vijftig dagen van dood en verderf begonnen.

Maar in Gaza zelf is wel iets veranderd. Pasgeleden kwamen mensen van Kifaia, een Nederlandse stichting die gehandicapten in Gaza ondersteunt, terug van hun eerste werkbezoek sinds het bestand. Hun berichten waren alarmerend. En dat ging niet alleen over de verwoestingen en de rouwende nabestaanden van de ruim tweeduizend doden. Het ging over het voornaamste slachtoffer van het bloedbad van de afgelopen zomer: de hoop.

Diezelfde mensen die tijdens de aanvallen nog zeiden: voor minder dan opheffing van de blokkade doen we het niet, zien nu dat er niets veranderd is en zijn de hoop aan het verliezen dat dit ooit wél zal gebeuren. Mensen beginnen de Gazastrook te ontvluchten, letterlijk met gevaar voor eigen leven: van de honderden doden die onlangs vielen toen een vluchtelingenboot zonk in de Middellandse Zee was een groot deel uit Gaza afkomstig. Mensen die gevlucht waren omdat ze geen hoop meer hadden.

Er is nog een slachtoffer gevallen van de moordpartij (ik kan mezelf er werkelijk niet toe brengen om het ‘oorlog’ te noemen). Eén van de slogans die de ronde deed tijdens de aanvallen op Gaza was: “Je hoeft geen moslim te zijn om naast Gaza te staan, je hoeft alleen maar menselijk te zijn”. Een waarheid als een koe als er zoveel grof geweld wordt gebruikt tegen een bevolking die letterlijk opgesloten zit. Niettemin stond een groot deel van de Israëlische bevolking achter de aanvallen.

Maar ook hier in Nederland bleven de stemmen klinken die spraken over ‘Israël’s recht op zelfverdediging’, en die het zelfs deden voorkomen alsof Israël het slachtoffer was in plaats van de agressor. Alle militaire overmacht ten spijt. Waar aan Palestijnse kant de hoop het voornaamste slachtoffer lijkt te zijn geworden, dreigt aan de kant van Israël en zijn medestanders de menselijkheid het voornaamste slachtoffer te zijn geworden. En het verlies van menselijkheid – dat is misschien wel even tragisch en verontrustend als het verlies van hoop. Of nóg tragischer en verontrustender.

In de media ging het tijdens deze periode – wrang genoeg – na enige tijd niet meer over Gaza, maar veel meer over de vraag of de protesten tegen de aanvallen al dan niet blijk gaven van een toename van anti-semitisme. Richard Falk, tot voor kort speciaal rapporteur voor de Verenigde Naties over de mensenrechten in de Palestijnse gebieden, en overigens zelf van Joodse afkomst, heeft daar begin deze maand een belangwekkend stuk over geschreven.

Hij erkent daarin voluit dat er met name in de Arabische wereld een vorm van antisemitisme is die het Joodse volk veroordeelt vanwege de daden van de staat Israël. Maar, zo merkt hij op, dit standpunt wordt door een minderheid aangehangen. De meeste Arabieren zijn heel zorgvuldig in het maken van een onderscheid tussen de staat Israël en de Joden als etnische, over de wereld verspreide, groep.

Falk merkt ook op – en dit is cruciaal – dat het aan de andere kant juist de vertegenwoordigers en medestanders van de staat Israël zijn die dit onderscheid niet maken. Jaap Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods Geluid, heeft een maand eerder over dit zelfde verschijnsel geschreven: “Ik voel mij eenzaam over het schier collectieve onvermogen van de meeste joodse instanties en organisaties in Nederland om afstand te nemen van het gedrag van de Israëlische staat, vooral als het land ten oorlog trekt, onder voorwendselen die elke keer weer achteraf vals zijn gebleken.” En waarbij, zou ik hier aan willen toevoegen, ook weer keer op keer de menselijkheid het slachtoffer wordt.

Menselijkheid en hoop, het zijn twee dingen die we nu juist in onze wereld zo ontzettend hard nodig hebben. Beide zijn slachtoffer geworden van het inferno dat deze zomer boven en in de Gazastrook werd ontketend. Hoe moet het daar nu verder? Ik weet het niet. Wat ik wél weet, is dat ik zelf weiger om een ander te veroordelen omdat hij of zij – in mijn ogen – de menselijkheid te grabbel heeft gegooid. En dat ik weiger om me de hoop te laten ontnemen. Zelfs al lijkt het hoop tegen beter weten in.

Heleen Ransijn

Heleen Ransijn

Theoloog en predikant

Heleen Ransijn studeerde in 1999 af aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht. Tijdens haar studie deed zij onder meer …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.