We hoeven het echt niet te hebben over hoe mooi, goed en leesbaar het boek De Hillel Codex van Emile Schrijver is. De auteur is buitengewoon hoogleraar voor de Geschiedenis van het Joodse Boek. Hij is directeur van het Joods Cultureel Kwartier en het Joods Museum in Amsterdam en ook nog eens hoofdredacteur van de Encyclopedia of Jewish Book Cultures.
Collega-auteur Robert Vuijsje roemt dit romandebuut van deze geleerde heer als “ambitieus opgezet, spannend en grappig”. En Arnon Grünberg roemt Emile Schrijver als “goed thuis in de wereld van verzamelaars, Schriftgeleerden, oplichters, profeten, Joden, antisemieten. En hij schrijft er ook heel smakelijk over”. Vorig jaar werd het boek genomineerd voor De Gouden Strop.
Met deze beoordelingen heb ik aan de kwaliteit van dit werk niets toe te voegen.
Maar één aspect moet daarnaast zeker naar voren worden gebracht. En dat is het feit dat ook dit boek over Joden, de Joodse gemeenschap en het Jodendom zich bedient van een eindeloos arsenaal aan stereotypen.
In het gebruik daarvan wanneer het over de Jood gaat, staat Emile Schrijver overigens helemaal niet alleen. Schrijvers als Leon de Winter, de eerdergenoemde Robert Vuijsje en andere Joodse schrijvers of schrijfsters die “iets met Jodendom” hebben, doen dat vaker. En dat gebeurt dan ook weer vaak in navolging van de bekende niet religieus Joodse schrijvers van literatuur, toen nog in het Jiddisch, uit het Oost-Europa van vóór de Tweede Wereldoorlog.
In De Hillel Codex beschikt de Amsterdamse Jood Max Blitz over ongelimiteerd toegang tot grote sommen geld. En daar waar dit op bepaalde momenten even niet voor handen is, dan heeft moeder in Amsterdam-Zuid nog wel een voorraad hiervan in haar kluis liggen. Max houdt zich tussen de geheimzinnige oude Joodse geschriften waar hij in opdracht van zijn neonazistische opdrachtgever naar op zoek is staande door bovenmatig gebruik van de duurste merken Whisky en luxueus, nadrukkelijk niet koosjer voedsel. Heeft hij zijn buik goed gevuld dan, helemaal in de stijl van die Joodse patser uit Mokum, zijn er om de paar bladzijden de vrouwen waar Max Blitz zich onophoudelijk aan overgeeft. Hij vliegt er heel Europa voor door. Onderhand wordt er gezwendeld, gemanipuleerd en bedrogen door al diegenen die als Jood een rol in het verhaal krijgen toebedeeld.
De chassidische Joodse gemeenschap in het Amerikaanse stadje Monsey, onder de rook van New York, speelt ook mee in het ingenieuze plot dat de schrijver tevoorschijn tovert. Maar dan komt wel meteen de term “Ultraorthodox” tevoorschijn. De “Ultraorthodoxe” Jood die zich in het verhaal aan de lezer mag tonen, doet dat op een gewelddadige manier die zeker geen waarachtige afspiegeling is van deze gemeenschap, maar die wel perfect bijdraagt aan de negatieve beeldvorming over hen. En dat is weer precies waar deze gemeenschap in het echte leven ook door seculier Jodendom aan wordt blootgesteld.

Dat dit boek vol staat van stereotypen, het zij zo. Kennelijk staat dit de positieve beoordeling die dit werk krijgt niet in de weg.
Alleen, hoe was het geweest wanneer De Hillel Codex niet door Emil Schrijver maar door auteur Gerrit de Wit, Piet de Groot of, nu we toch deze kant op gaan, door iemand met de naam Ismail, Mohammed, Sadia of Samira was geschreven? Was de wereld dan niet te klein geweest?
Diegenen die zich 24/7 bezighouden om ieder die wat over Joden zegt te toetsen om te kijken of de uitspraken die gedaan worden wel zuiver op de graad zijn, zwijgen nu hartgrondig.
Joodse stereotypen door Joden, daar is dus kennelijk niets mis mee. Maar een oud en al dan niet satirische tweet over “de Joodse burger in de Amsterdam-Zuid” van iemand die niet de Joodse identiteit draagt, is voldoende om zoveel commotie te veroorzaken dat de schrijver daarvan onmiddellijk wordt ontheven van publieke functies in ons land. En datzelfde geldt voor de stadsdichter die het als jeugdzonde ooit heeft gewaagd iets over Joden te schrijven. Het meppen met de antisemitisme-kaart is genadeloos. Hij wordt ontslagen.
De Hillel Codex ligt in de boekhandel. Het wordt alom door Jood en niet-jood aangeprezen. Het is goed dat Emile Schrijver dit werk heeft geschreven. Het laat zien dat het gebruik van stereotypen, ook in die heftige vorm waar de schrijver van De Hillel Codex niet per definitie “antisemitisch” hoeft te zijn. Tenzij die instituten en clubs die hun tijd vullen met de strijd tegen antisemitisme deze directeur van het Joods Museum, deze hoogleraar voor de geschiedenis van het Joodse boek en ook nog eens hoofdredacteur van de Encyclopedia of Jewish Book Cultures de schrijver van dit boek als antisemiet neerzetten. Omdat te kunnen doen moeten ze echter wel van heel goede huize komen, van veel betere huize dan Emile zelf.
Een vervolg op deze beoordeling over dit boek is natuurlijk de vraag of het gebruik van stereotypen door Joden zelf van andere orde is dan wanneer niet-Joden dat doen.
Bij het huidige boek komt dan meteen de vraag naar voren: wie is dan eigenlijk Joods? Maar zoals gezegd: dat is een vervolg op deze boekbespreking.
En in dat vervolg gaat het dan ook al niet alleen maar over het wel of niet Joods zijn van de gebruiker van stereotypen of andere mogelijk antisemitische mechanismen. Dan gaat het ook over de vraag hoe Joods (of niet-joods) iemand zelf moet zijn om zichzelf überhaupt gekwalificeerd te vinden om iets verstandigs te zeggen over antisemitisme. En daaraan is tenslotte onlosmakelijk de vraag verbonden hoe het woord Jood of Jodendom wordt ingevuld wanneer we het hebben over de negatieve dan wel positieve interactie van de niet-joodse wereld op de Jood of het Jodendom.
De Hillel Codex werd vorig jaar niet genomineerd voor de Gouden Strop. Het stond dit jaar wel op de longlist voor deze prijs. Dat is iets anders dan genomineerd zijn. Pas als je de shortlist haalt, kun je van een nominatie spreken.