De afgelopen jaren is de relatie tussen religie en geweld urgenter geworden. Sacks richt zich met zijn boek op “de specifieke uitdaging van het gepolitiseerde religieus extremisme in de eenentwintigste eeuw” (p. 21). Om te beginnen is het nodig te begrijpen dat religie een van de sterkste menselijke motivatiebronnen is. In het Westen heerste lang de opvatting dat religie vanzelf zou verdampen, met de voortschrijding van wetenschap en technologie. Maar de mens is “het dier dat betekenis zoekt. Als er één ding is waar de grote instituten van de moderne wereld niet in voorzien, dan is dat betekenis” (p. 22).
De terugkeer van religie gebeurt echter in een geradicaliseerde en politieke vorm. Geweld in naam van een god of religie noemt Sacks ‘altruïstisch geweld’, omdat het gebeurt met een beroep op een heilig doel of hooggestemde idealen. Dat is niet specifiek voor religieus geweld, want de geschiedenis van de 20e eeuw toont hoeveel slachtoffers zijn gemaakt door seculiere ideologieën als nazisme en communisme. Volgens Sacks kan religieus geweld bestreden worden door niet alleen achterliggende oorzaken te begrijpen, maar vooral door te rade te gaan bij de bronnen van de monotheïstische traditie. Religie is niet het probleem maar kan de oplossing bieden.
In het eerste deel van het boek analyseert Sacks de bronnen van onze gewelddadigheid. Die komen voort uit onze groepsaard. De mens leeft in groepsverband en de groep moet van tijd tot tijd beschermd worden tegen gevaren van buitenaf. Agressie en de bereidheid om te vechten, om je als individu op te offeren voor het geheel van de groep, zijn evolutionair ontwikkelde menselijke eigenschappen.
Religie is in dat licht te beschouwen als bindmiddel voor de groep, maar ook als regulatiemiddel voor het geweld. Beide functies grijpen in elkaar bij het fenomeen van de zondebok, zoals René Girard dat heeft uitgewerkt. De zondebok is het slachtoffer, de niet-betrokken derde partij in een conflict tussen twee tegenstanders of groepen, wiens dood verzoenend werkt en het oorsprongsconflict tussen de beide rivalen oplost. In de geschiedenis hebben de Joden helaas vaak deze zondebokfunctie vervuld. Hoe dit mechanisme te doorbreken? Girard ziet dat gebeuren in het christendom, dat het slachtoffer (Christus) voor onschuldig houdt en met de opstanding rehabiliteert. Sacks wijst een andere weg. Volgens hem is ‘broedertwist’ een centraal motief in de Hebreeuwse Bijbel, in het bijzonder in het boek Genesis. Dat begint al bij Kaïn en Abel (de eerste moord!), en gaat verder met o.a. Isaak en Ismaël, Jakob en Esau, Jozef en zijn broers. Broedertwist staat aan de oorsprong van menselijk geweld. De centrale stelling van Sacks is “dat de Hebreeuwse Bijbel die rivaliteit juist niet toejuicht, maar bedoelt die te ondermijnen, te ondergraven, uit te dagen en uiteindelijk te vervangen door een heel andere manier van kijken naar onze relatie met God en die met de menselijke ander” (p. 125).
In het tweede deel werkt hij dit uit door nauwgezet de bekende Genesisverhalen te herlezen. Belangrijk motief is voor hem de ‘rolomkering’. De verhalen zijn zo geconstrueerd en worden op zo’n manier verteld dat de protagonisten worden gedwongen zich in de positie van de ander (de zwakkere) te verplaatsen. Dan kan verzoening plaatsvinden en vergeving worden geschonken vanuit oprecht berouw. “Vergeven is makkelijk, berouw – een ware verandering van karakter – is moeilijk. Toch is berouw, morele groei, de basis van de Bijbelse visie”, aldus Sacks (p. 185). Mensen zijn geschapen met vrijheid om te handelen. We zijn geen machines. “Vrijheid gaat ook over de mogelijkheid om onze opvatting van het verleden zelf vorm te geven en voor een deel de pijnlijke erfenis daaruit te helen. Dit punt is optimaal van toepassing op de broedertwist tussen het judaïsme, het christendom en de islam. De toekomst wordt niet gedicteerd door het verleden (p. 186).
Het is fascinerend om Sacks bij zijn bijzondere lezing van de Genesisverhalen te volgen. Zijn leeswijze komt overtuigend over. Moraliteit, zo stelt hij, begint met het vermogen om te erkennen dat de ander evengoed menselijk is en als zodanig voorwerp is van Gods liefde.
In het derde deel wordt dit basale inzicht uitgewerkt en inzichtelijk gemaakt aan de hand van hoofdstukken waarin hij kernbegrippen als herinnering, interpretatie, macht en wraak, analyseert. Hij laat niet na te wijzen op het gevaar van antisemitisme, zoals hij onlangs in een redevoering voor het Europese Parlement deed. Antisemitisme is vaak een graadmeter, waaraan af te lezen valt hoe een cultuur er voor staat. Volgens Sacks is het “het eerste waarschuwingssignaal dat een cultuur zich in een toestand van cognitieve instorting bevindt. Het leidt tot die complexiteit aan psychologische regressies die uitloopt op kwaad op een monumentale schaal: splitsing, projectie, pathologisch dualisme, ontmenselijking, een gevoel van slachtofferschap en het gebruik van een zondebok om de morele verantwoordelijkheid terzijde te kunnen schuiven. Het biedt een cultuur de mogelijkheid om, zonder ooit met zichzelf in het reine te komen, anderen de schuld te geven van de toestand waarin ze verkeert” (p. 298).
Sacks heeft een rijk en inspirerend boek geschreven, dat het waard is breed gelezen en besproken te worden. Een hartstochtelijk pleidooi om “trouw te zijn aan ons geloof en een zegen voor anderen te zijn, ongeacht hun geloof en om Gods naam te eren door zijn evenbeeld te eren: de mensheid” (p. 307).
Jonathan Sacks, Niet in Gods naam. Een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld, Kok Utrecht 2016, isbn 9789043527187, €22,50, 352 pag.
Klik hier voor een interview met Jonathan Sacks elders op Nieuwwij.nl.
Wat een fijne samenvatting van Bert Altena. Wij hebben het boek gelezen in een groep met Joodse en christelijke gelovigen en menen dat het ‘hartstochtelijk pleidooi’ van Sacks overtuigend en leerzaam in het boek wordt onderbouwd.