Eerste Hulp Bij Kloosterbezoek, ik zeg het maar meteen, zou vanaf deze zomer gewoon in alle gastenkamers van de Nederlandse en Vlaamse kloosters moeten liggen. Het is een prettig informatief boek, toegankelijk geschreven, een boek met humor én een boek met af en toe ‘bijzondere weetjes’. Het boek is zeker niet alleen een aanrader voor mensen die overwegen eens naar een klooster te gaan of er een enkele keer zijn geweest. Ook mensen die al jaren in kloosters komen kunnen veel aan het boekje hebben.

Wie alleen praktische tips verwacht had in dit boekje, zal snel worden teleurgesteld. Alleen hoofdstuk 13, het één na laatste hoofdstuk, geeft de lezer die tips. Na een korte stoomcursus in het eerste hoofdstuk geven de volgende hoofdstukken informatie over: de geschiedenis van het kloosterleven (hoofdstuk 2), de Benedictijnse spiritualiteit (3), hoe je monnik wordt (4), de kloosterpopulatie (5), de dagindeling van monniken (6), het getijdengebed (7), de kleding van kloosterlingen (8), de indeling van een klooster (9), de werkzaamheden van kloosters en kloosterlingen (10), het kloosterleven in Nederland (11) en de toekomst van het kloosterleven (12). Hoofdstuk 14 is een interview met abt Rien van den Heuvel van de Sint Willibrordusabdij in Doetinchem. Enkele literatuurtips en een adressenlijst completeren het boek.

EHBKlooster
Beeld door: Berneboek.com

De humor in het boek en de ‘bijzondere weetjes’ vind ik dus twee grote pluspunten van het boekje. Wat betreft die humor het volgende. Hoofdstuk 13, ‘Hoe overleef ik mijn kloosterbezoek?’, heb ik met het meeste plezier gelezen. Dit hoofdstuk bevat 8 pagina’s ‘praktische tips’. Of het nu gaat over de vraag ‘moet ik solo of samen gaan?’ of ‘kan ik een gesprek aanvragen met een van de monniken?’: Wils antwoordt en bespreekt steeds kort maar krachtig, af en toe met de nodige humor. Een paar voorbeelden: “Wanneer je het ritme een beetje te pakken hebt, vinden monniken het prima wanneer je meezingt met het getijdengebed (liever niet uit volle borst tenzij je over concerttalent beschikt).” En: “Als je dol bent op sandalen maar die om begrijpelijke reden buiten het klooster nooit durft te dragen – grijp je kans.” Wat mij betreft had dit hoofdstuk wel wat langer mogen zijn dan die 8 pagina’s. Een paar anekdotes waren leuk geweest. Humor is zeker in de eerste contacten tussen gasten en broeders/zusters erg belangrijk. Het beeld dat veel mensen van kloosters hebben – strenge, mysterieuze en bijna goddelijke kloosterlingen – kan hiermee snel bijgesteld worden. Terecht geeft Wits aan dat “lang niet alle kloosterlingen levende heiligen zijn” (pagina 9). Integendeel: “ook in kloosters wordt volop gemopperd, geroddeld, geruzied, gevloekt en zijn er altijd wel mensen waarvan je je afvraagt waarom die in hemelsnaam deze weg hebben gekozen.” Als dat geen humor is!

Dan de ‘bijzondere weetjes’. Je proeft in hoe en wat Wits schrijft zijn fascinatie en liefde voor kloosters, zijn jarenlange ervaring met kloosters en kloostergangers. Dat levert af en toe interessante passages op. Een aantal voorbeelden. In hoofdstuk 12 over ‘hoe gaat het verder met het kloosterleven?’ komt Wits aan het eind met een aantal interessante opmerkingen onder het kopje ‘Oefenschool’: “Het zit niet in de aard van een monnik om snel te denken in vernieuwing en experimenten.” Op zich misschien geen bijzondere opmerking, ik vond ‘m bijzonder omdat ik meerdere monniken heb ontmoet die volgens mij het tegendeel bewijzen. Een andere passage: “Toch zullen veel kloosterlingen toegeven dat masturberen soms ook werkt om al te grote spanningen te ontladen. Er bestaat geen eenduidig recept voor een gelukkig celibatair leven.” Je kunt je afvragen of deze ‘bijzondere weetjes’ wel in een Eerste Hulp Bij Kloosterbezoek vermeld moeten worden. Immers: het gaat er toch om de lezer te informeren? Ja, dat is waar. Maar veel lezers, zeker ondergetekende, zijn begaan met het kloosterleven. Zijn erdoor geraakt. Weten hoe kwetsbaar het kloosterleven is. Hoe menselijk hun problemen, verlangens en twijfels zijn. Ik vind die weetjes dan erg bijzonder.

Een prachtig boekje dus. Maar heb ik dan niet één verbeterpuntje? Ja, meerdere zelfs. Het is denk ik goed dat in de tweede druk (en de andere drukken die er zeker gaan komen) van alle achterin vermelde kloosters een foto wordt afgedrukt. Nu ontbreken foto’s van vier kloosters en vraag je je af als lezer waarom dit zo is. Zijn het kloostergebouwen die lelijk zijn of hebben deze kloosters geen toestemming gegeven voor een foto? Verder bleef een aantal begrippen voor mij onduidelijk. Natuurlijk, dit boekje is geen encyclopedie, maar ik bleef met vraagtekens zitten na het doornemen van de ‘stoomcursus’. Een pagina extra tekst zou al veel kunnen verhelderen. Wel positief is dan weer dat Wits aangeeft dat hij niet op alle vragen een antwoord heeft: “Er zijn ook kloostergemeenschappen met alléén broeders. Die noemen zichzelf dan soms, en vraag me niet waarom, frater (zoals de fraters van Tilburg). Althans in Nederland, want bij Vlamingen zijn het gewoon broeders (zoals de broeders van Liefde).” Wie onder deze recensie (als eerste) het antwoord op deze vraag wel kan geven, krijgt van mij een gratis exemplaar van dit boekje.

Voor de boekgegevens of om het boekje te bestellen: klik hier. Voor een interview met Wits: klik hier.

Greco Idema

Greco Idema

Eigenaar Bureau Intermonde

Greco Idema is eigenaar van Bureau Intermonde, een interreligieus advies- en organisatiebureau. De afgelopen jaren ontwikkelde hij (soms …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.