Op 14 oktober 2024 organiseerde de Werkgroep Dekolonisatie van de TU Delft in samenwerking met de Indigenous Liberation Movement (ILM) een panellezing die dit onderwerp onder de aandacht bracht. Inheemse vrouwelijke leiders van de Indigenous Liberation Movement (ILM) deelden krachtige pleidooien en ze vertegenwoordigen gemeenschappen in het mondiale zuiden die de dupe zijn van de winning van hulpbronnen.
Het programma begon met het werk van Florian Huber, Data Analytics DCRM TU Delft. Hij gaf een uitstekend overzicht van de correlatie tussen ‘grondstoffen’ en de daarbij gepaarde ‘inheemse territoriale overlap’. Daarna kwam Camilo Benitez, postdoctoraal onderzoeker TU Delft, met Z-koloniaal risico, X-risico van aanvoer in de EU en Y- economisch belang in de EU. De paneldiscussie ging tussen David Peck (Associate Professor, Critical Raw Materials Group TU Delft), Jaco Quist (Sustainable Innovation Development TU Delft) en Chautuileo Tranamil, Mapuche Pewenche, politicoloog en medeoprichter van ILM. Chautuileo Tranamil zette de toon met een boeiend overzicht van de systemische uitdagingen waar inheemse volken mee te maken hebben. Dit werd gevolgd door diepgaande casestudies, gepresenteerd door Enseline Lenahan (Alifuru) en Myra Colis (Igorot), wier respectievelijke inheemse gemeenschappen worstelen met de milieu- en culturele verwoestingen die worden veroorzaakt door nikkel en goud. We sloten deze dag af met Anna Melnyk TPM Energy Transition Lab, TU Delft waar we in een workshop de Do No Harm verder hebben uitgewerkt naar aanleiding van de Inheemse bijdragen.
Wereldwijde strijd om kritieke grondstoffen
Naarmate geïndustrialiseerde landen hun inspanningen intensiveren om over te stappen naar een “groene” toekomst, groeit de vraag naar grondstoffen zoals nikkel en goud. Het archipel Maluku, dat rijk is aan nikkel, is bijvoorbeeld doelwit geworden voor mijnbouwactiviteiten die gericht zijn op het ondersteunen van de productie van batterijen voor elektrische voertuigen en hernieuwbare technologieën. Deze exploitatie gaat terug tot de komst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Maluku. De naarstige zoektocht van de VOC naar alleenheerschappij en controle over de lucratieve specerijenhandel, met name nootmuskaat en kruidnagel, werd gedreven door de economische belangen van de Nederlandse koloniale macht.
Op dezelfde wijze heeft het Igorot-Volk van de Filippijnen lang gestreden voor zelfbeschikking en controle over hun voorouderlijk land, aangezien door de staat gesanctioneerde grootschalige mijnbouwactiviteiten, waaronder dagbouw, de bodem in hun bergachtige gebieden hebben gedestabiliseerd, waardoor het land vatbaarder is voor aardverschuivingen tijdens tyfoons. Deze vormen van exploitatie bedreigen niet alleen het milieu, maar brengen ook de veiligheid en het levensonderhoud van inheemse gemeenschappen in gevaar, in navolging van de destructieve patronen die op de Molukken te zien zijn. De impact op het klimaat, de ecosystemen van deze operaties is enorm: ontbossing, waterverontreiniging en verlies van biodiversiteit zijn slechts enkele van de gevolgen. Inheemse Volkeren worden bedreigd door deze uitbuiting. Bovendien leidt de snelle uitbreiding van deze mijnbouwactiviteiten tot een mogelijke ecocide. Kortom, de verhalen van Maluku en de Cordilleras zijn een voorbeeld van een wereldwijde trend: het winnen van hulpbronnen ten koste van inheemse rechten.
Koloniale erfenis: financiële winst boven mensen
De strijd waarmee de Inheemse Volkeren van Maluku worden geconfronteerd, is geworteld in een koloniaal verleden. Het kolonialisme heeft geleid tot de ideologie om winst boven mensen te stellen, een uitbuitingsmentaliteit die vandaag de dag nog steeds de winning van hulpbronnen op Maluku domineert. Uit wetenschappelijk onderzoek naar kapitalisme haalde de VOC voor de Nederlandse overheid 7,9 biljoen dollar op, zo’n 6,7 miljard euro. Dit is slechts van de zogenoemde specerijenhandel van nootmuskaat en kruidnagel van Maluku. Dit onderstreept de enorme omvang van de economische uitbuiting.
Kolonialisme, kapitalisme en imperialisme zijn onderling verbonden systemen die historisch gezien ongelijkheid voortzetten, waardoor winstgedreven economieën, markten, hulpbronnen en goedkope arbeidskrachten kunnen worden behouden ten koste van Inheemse Volkeren. Deze systemen zijn nog steeds aan het werk op Maluku, dat nu illegaal geannexeerd wordt door Indonesië. Hierdoor blijven economische ongelijkheden en sociale ongelijkheden bestaan. Verdiept door de terugkeer van internationale investeerders – waaronder Nederlandse bedrijven – naar de grondstofrijke landen van Maluku. De situatie in de Filippijnse Cordilleras vertoont vergelijkbare kenmerken van kolonialisme. De goudwinning activiteiten die het voorouderlijk land van het Igorot-volk bedreigen, zijn een voortzetting van de kapitalistische expansie die tot doel heeft natuurlijke hulpbronnen te exploiteren met weinig aandacht voor de rechten van Inheemse volkeren.
De kern van het probleem is de rol van engineering, die vaak dient als facilitator van de winning van hulpbronnen. Ingenieurs ontwerpen de technologieën en processen die mijnbouw mogelijk maken, maar al te vaak doen ze dit zonder rekening te houden met de ethische consequenties voor de getroffen gemeenschappen en naties.
In het TU Delft Panel noemde David Peck een mogelijke bias, wanneer we wijzen op een correlatie tussen koloniaal risico, CRW en het EU- aanvoer risico. In reactie daarop zei Chautuileo Tranamil dat we ons zeker bewust moeten zijn van bias. Ook wanneer we het woord ‘kritiek’ gebruiken als we het over grondstoffen hebben. Wanneer spreken we van een crisis, wanneer is iets ‘kritiek’? Hebben we een ‘asielcrisis’ of is het een weerspiegeling van een politieke agenda? Ze verwees naar het artikel over kritische grondstoffen van het Leiden-Delft-Erasmus-Centre for Sustainability Circular Industries Hub over kritische grondstoffen, groene energie en geopolitiek, waar David Peck ook in vermeld is. Ondanks een samenwerking tussen experts, was er vanuit hen geen enkele vermelding van Inheemse Volkeren in relatie tot kritische grondstoffen.
Het is tijd voor een andere benadering vanuit technologie en engineering. Om ook de transitie te maken naar beleid dat Inheemse rechten waarborgt. Een nieuw denken omvat een gelijkwaardige co-creatie van moderne technologieën met inheemse kennissystemen. Inheemse Volkeren hebben voorouderlijke banden met hun leefomgeving, land en gronden en essentiële kennis voor duurzaamheid. Door deze perspectieven te integreren, kunnen ingenieurs technologieën ontwikkelen die niet alleen geavanceerd zijn, maar ook intersectioneel, intercultureel en ecologisch verantwoord zijn. Deze co-creatie beïnvloedt het dominant denken vanuit het Globale Noorden gericht op innovatie en bevordert een meer inclusieve, creatieve en duurzame toekomst.
Recht op vrije, geïnformeerde toestemming vooraf
Centraal in elk project voor de winning van hulpbronnen staat het principe van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming (FPIC), zoals bepaald in artikel 19 van de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren (UNDRIP). “Staten zullen overleggen en te goeder trouw samenwerken met de betrokken Inheemse Volkeren via hun eigen vertegenwoordiging instituten teneinde hun vrijwillige, voorafgaande en geïnformeerde toestemming te krijgen voordat wetgevende of bestuurlijke maatregelen die van invloed zijn op hen worden aangenomen of uitgevoerd.”
Met andere woorden, UNDRIP erkent de rechten van Inheemse Volkeren voor FPIC bij projecten die van invloed zijn op hun land, hulpbronnen en levensonderhoud. Terugkomend op de verhalen van de Molukken en de Igorot-gemeenschappen zijn er echter veel mijnbouwactiviteiten die dit fundamentele recht historisch hebben geschonden. Zonder toestemming wordt de winning van hulpbronnen de zoveelste vorm van kolonialisme, waarbij inheemse volkeren hun soevereiniteit en zeggenschap over hun land worden ontnomen. Wanneer FPIC wordt gerespecteerd, kan zich een samenwerkingsproces ontvouwen – een proces dat de behoefte aan middelen in evenwicht brengt zonder de rechten van Inheemse Volkeren te negeren. Ingenieurs, beleidsmakers en bedrijven dienen allemaal een rol te spelen bij het handhaven van dit principe om een rechtvaardigere en duurzamere wereld te creëren. Terecht stelde Chautuileo Tranamil in het panel dat het belangrijk is om het onderscheid te maken. In de EU wet inzake kritieke grondstoffen (CRMA) wordt verwezen naar inheemse volkeren (artikel 20). Er staat “indien van toepassing, een billijke compensatie”. Maar vanaf wanneer beginnen we met het analyseren van de schade voor deze compensatie? En wie bepaalt wanneer het van toepassing is? Het schrappen van FPIC in de CRMA toont eveneens de kwetsbare positie van inheemse volken in de duurzame transitie. Het verwijst naar een consultatie met Inheemse Volken, zonder dat er sprake hoeft te zijn van voorafgaand informeren, participeren of de noodzakelijke toestemming.
De strijd waarmee de inheemse Volkeren van Maluku en de Cordilleras worden geconfronteerd, zijn geen op zichzelf staande incidenten; ze maken deel uit van een breder wereldwijd patroon van uitbuiting en marginalisering. Solidariteit tussen Inheemse Volkeren en hun bondgenoten is essentieel bij het pleiten voor verantwoorde principes van bedrijven, inheemse rechten als FPIC en klimaatrechtvaardigheid. De Indigenous Liberation Movement speelt een belangrijke rol. We zijn gevestigd in het ‘hol van de leeuw’, om zo de inheemse wereldwijde belangenbehartiging in Europa uit te breiden. ILM heeft eveneens consequent opgeroepen tot meer participatie met besluitvormende stakeholders. ILM creëert bewustzijn over de ongelijkheid van financiële middelen die bedoeld zijn voor klimaatoplossingen. Minder dan 1 procent van de totale wereldwijde financiering gaat rechtstreeks naar Inheemse organisaties. Centraal in deze TU Delft Panel Talk staat het principe van Do No Harm. Dit toonaangevende principe benadrukt de noodzaak om integraal, meetbaar en met bewuste verantwoordelijkheden positieve gevolgen te creëren.
ILM pleit voor voortzetting van deze dialogen met relevante belanghebbenden zoals ingenieurs, beleidsmakers en bedrijven om ervoor te zorgen dat beslissingen die van invloed zijn op inheems land gezamenlijk worden genomen, met respect en toestemming. Deze dialogen zijn niet alleen symbolisch, ze zijn praktisch noodzakelijk om wederzijds respect en begrip te bevorderen. We dringen erop aan om in elke stap van het proces van winning van hulpbronnen rekening te houden met de inheemse rechten om de ecologische integriteit van het land van inheemsen volken te behouden en te beschermen. We moedigen studenten aan om zich bij ILM aan te sluiten om deze beoogde samenwerking samen aan te gaan. We willen jongeren stimuleren om zich in te zetten voor een rechtvaardige groene transitie met respect voor mensenrechten.