Door een bezoek aan de Efteling raakt Abdelkader Benali als kind in de ban van ‘De vliegende Fakir’. Een speurtocht leidt hem vervolgens naar de Arabische vertellingen van Duizend-en-een-nacht. Benali ontdekt de wereld van het oriëntalisme, en raakt geïntrigeerd door Shehrezade, een sterke, intelligente vrouw die de mensheid weet te redden van een barbaarse koning. Benali ontdekt dat ook zijn analfabete grootmoeder de kunst van het vertellen goed beheerst. Net als Shehrezade is haar geheim: timing. Je moet weten wanneer je stopt met vertellen. Zijn nieuwe voorstelling De Kalief van Nederland is dan ook een ode aan de kracht van de orale vertelling.
We kennen je voornamelijk als schrijver. Is het ook je ambitie om op het toneel te staan?
“Ik heb twee jaar geleden een voorstelling gemaakt met harpiste Lavinia Meijer, Brief aan mijn dochter. Dat is me erg goed bevallen. Ik liep al een hele tijd rond met Duizend-en-een-nacht in mijn hoofd. Het heeft me gefascineerd hoe deze Arabische vertellingen een idee hebben gegeven aan het Westen over de Oriënt en dat een sprookje dus ook een politieke lens kan zijn.
De vertaling van deze sprookjes door de fransman Antoine Galland, in de 18de eeuw, startte een hele tekstuele beweging op in Europa. Maar het is oorspronkelijk een orale vertelling. Het behoort tot de traditie van de weekmarkten in het Midden-Oosten, waar verhalenvertellers zijn die een verhaal hebben uit Duizend-en-een-nacht en deze ook weer tussen andere verhalen stoppen. Dat levert een heel andere perceptie op. Dat vind ik fascinerend. Aangezien ik zowel het kind van het boek ben als van de oraliteit, dacht ik: dit moet het theater in!”
Zuil 1: de geloofsbelijdenis (shahada)
In de voorstelling lopen meerdere verhaallijnen door elkaar waarin fictie en werkelijkheid één worden. Rode draad in de voorstelling is jouw fascinatie voor Shehrezade. Zelf figureer je ook als muze. In een traditionele rol, is de muze ondergeschikt aan de meester of kunstenaar. Hoewel jij als ‘Kalief van Nederland’ de ondergeschikte rol inneemt, is jouw muze Shehrezade juist ongrijpbaar.
“Dit raakt natuurlijk aan de vraag wie het verhaal mag claimen. Dat is in dit geval Shehrezade. Maar ze kan het verhaal alleen maar vertellen omdat de koning haar er toestemming voor geeft. Maar zodra ze klaar is met vertellen, moet ze zich weer in haar oude rol schikken en de zwijgzaamheid betrachten, die van haar wordt verwacht. Maar in de nacht krijgt ze weer de macht. Shehrezade blijkt een strategische verteller, want ze redt daarmee de mensheid.
Ik bewonderde mijn grootmoeder. Ze rook anders, ze sprak anders. Naar mijn gevoel kwam ze uit een sprookjesboek.
Die gave voor het tactische vertellen heb ik ook bij mijn grootmoeder gezien. Zij is voor mij het levende voorbeeld van de kracht van de oraliteit. Toen we vroeger de zomervakantie in Marokko doorbrachten, zag ik hoe zij haar stem als breekijzer gebruikte, om de aandacht te krijgen van haar kinderen. Want ze wist namelijk dat ze binnen een paar weken weer zouden vertrekken. Alles wat ze te vertellen had, moest ze binnen die tijd doen. Daar was ze heel obsessief in. Ik zag hoe mijn vader door haar van een sterke man veranderende in een kleine jongen. Dat vond ik ontroerend om te zien. Ik bewonderde haar. Ze rook anders, ze sprak anders. Naar mijn gevoel kwam ze uit een sprookjesboek.”
Zwarte magie versus witte magie. Kun je daar wat meer over vertellen?
“Op het toneel probeer ik grote thema’s klein over te brengen. Duizend-en-een nacht heeft nog altijd een plek in deze samenleving. Het gaat namelijk over de vraag hoe wij naar het Oosten kijken, en het Oosten terugkijkt naar ons. Dat zijn spiegels die elkaar verdubbelen. Dat maakt ons soms de muzen van anderen. Daar mogen we best wat meer bewust van zijn.
Toen ik in 2006 in Beiroet was om een conferentie bij te wonen, raakte ik in gesprek met een taxichauffeur. Hij vroeg me waar ik vandaan kwam. Toen ik zei: ‘Uit Nederland’, nam hij daar geen genoegen mee. Maar toen ik zei dat mijn oorsprong in Marokko ligt, was de eerste associatie die hij daarmee legde de zwarte magie. Dat snapte ik in eerste instantie niet, totdat een Marokkaanse schrijver op de conferentie me uitlegde dat dat de reputatie is die Marokko heeft in het Midden-Oosten. Dat beeld is ook terug te vinden in de Arabische sprookjes. In het verhaal van Duizend-en-een-nacht komen de tovenaars uit de Maghreb. Die verhalen komen uit Caïro en Damascus, de culturele centra van de Arabische wereld. Voor de mensen daar is dat beeld heel gewoon: de Maghreb is Andalusië. De landen die daartoe behoorden zijn van oudsher de plekken waar het mystieke denken heel sterk is.
Zij noemen dat de zwarte magie. Daar zijn andere wezens mee verbonden. De zgn. djinns. Deze worden genoemd in de koran, maar staan bekend als een witte kracht. De ‘ifriet, een soortgelijk wezen, is weer de kwade kracht. Er zijn mensen die het idee hebben dat deze wezens bemiddelend zijn in de relatie tussen de mens en God. Dat als je iets wil, de djinn als witte kracht, jou hierin kan bijstaan.”
Dat is toch meer een soort van bijgeloof?
“Jawel, maar de mensen die zich daarmee inlaten citeren uit de koran. Ik heb er wat onderzoek naar gedaan en toen ik kwam erachter dat binnen de islam in Andalusië er heel veel geschreven is over die mystieke kant. Er zijn diverse bewegingen geweest, zoals de Moslimbroederschap in Marokko, of de Tijaniyya, maar ook muzikale bewegingen zoals de Samah, die de islam verspreidden door middel van mystieke ordes in Afrika en die namen ook weer dingen mee terug. Ze beïnvloedden elkaar.
Ken je Het boek der geneeskunde van de Perzische medicus en filosoof Ibn Sina (Avicenna)? Dat boek is voor een deel gebaseerd op allerlei ideeën over dat het lichaam een spirituele entiteit is. En dat je door middel van voeding iemand kan genezen. Dat wordt verbonden aan de overlevering dat de profeet Mohammed het at en dat het dus heilzaam is. Daar is het mystieke op gebouwd. Voor mensen uit de Maghreb, is het heel krachtig.
In het Midden-Oosten is dat veel minder. De joodse kabbala bijvoorbeeld, die komt uit Andalusië. Die is gevormd in de bloeitijd van de islam. De joden van Andalusië hadden natuurlijk een eigen religie met een eigen mystiek. Maar die lieten zich inspireren door de islamitische mystiek. Het lezen van een heilige tekst als ware het een bron met een verborgen code komt regelrecht uit de islam. Veel mensen geloven dat je aan de heilige tekst allerlei krachten kunt ontlenen, dat het je kan genezen van ziekten, door bepaalde verzen uit de koran te reciteren of in geschreven vorm op te lossen in water en het vervolgens op te drinken.”
Maar welke rol speelt witte magie daar dan in?
“Je hoort mensen wel eens zeggen dat iemand bezeten is van de duivel door zwarte magie. Vervolgens komt er iemand langs, die door middel van koranverzen deze kwade djinn verdrijft. Dat is witte magie. Er zijn mensen in mijn directe omgeving die daar in geloven. Zwarte magie is iets wat je moet bestrijden, maar witte magie is door God gegeven omdat djinns in de koran vermeld staan. Voor eenvoudige mensen is het gewoon de waarheid.
In de voorstelling vertel ik over een waargebeurd ritueel waarbij ik als twaalfjarige jongen door mijn oma in het pikkedonker in een klein lemen moskee in ons dorp werd achtergelaten. Vervolgens werd verderop een bak water boven mijn hoofd gehouden terwijl er een spreuk werd gepreveld. Ik wist niet wat me overkwam. Ik heb op Facebook rondgevraagd wat dat was. Er waren mensen die dat ritueel herkenden. Als je een beetje een druk of angstig kind bent, dan doen ze dat, om je rustig te krijgen.
Het heeft op mij grote indruk gemaakt, dus ik dacht: laat ik het een plek geven. Voor de buitenstaander die hier niets van begrijpt is het een sprookje, maar voor mijn grootmoeder en ik is dit echt. Als je die twee dingen hebt, dan kun je verhalen gaan vertellen. Want het is een span van feit en fictie.”
We hebben het net gehad over de muze als inspiratiebron. In hoeverre is Allah voor jou als seculiere moslim een inspiratiebron?
“God is natuurlijk dé inspiratiebron. Maar je kan het ook omdraaien. De inspiratie is God. Alleen, ik noem het geen God. Ik zie het gewoon als inspiratie. Ik word geraakt door mooie boeken, zoals anderen geïnspireerd kunnen raken door hun geloof.
Ik vind de vraag waar inspiratie vandaan komt niet zo interessant. Belangrijker vind ik de vraag wat je doet met je talent. Want uiteindelijk heeft iedereen iets nodig om in te geloven of om voor te leven. In onze gemeenschap zijn veel mensen die zeggen heel erg in God te geloven, maar ze geloven niet in zichzelf. Dat rijmt niet met elkaar. Zeggen dat je in God gelooft lijkt dan meer een uitspraak uit gewenning, dan dat je er werkelijk in verdiept hebt. Dan maak je je er te makkelijk van af.”
Zuil 2: het gebed (salat)
Welke betekenis heeft de moskee voor jou?
“In Marokko kijk ik graag naar moskeeën. Ik vind ze prachtig. De oproep tot het gebed, door de muezzin vind ik ook prachtig om te horen. Maar ik ga niet naar een moskee om te bidden of iets te bewijzen. Voor mij is het gewoon mooie een plek om de spirituele vrede aan te roepen. Waar een moskee is, is jama’a. Een moskee wordt ook wel eens jama’ genoemd in het Marokkaans. Beide woorden geven aan dat het een samenkomst betreft. Dat zegt alles.
In Nederland is dat minder, want we leiden een individualistisch bestaan. Eigenlijk hebben moskeeën geen plek in onze seculiere samenleving meer. Alles wat vroeger via de moskee en de kerk ging, gaat nu via de overheid. Maar in een land als Marokko, Mali, Senegal of Palestina is gemeenschapszin nog wel heel belangrijk.”
Eer je God op een andere manier?
“Ja, door proberen het goede te doen. Dat ik op die manier op het rechte pad blijf, ihdhina siraata el mustaqim (verwijst naar openingsvers van de koran). Maar ook door anderen daarbij te helpen, als ze daar open voor staan. Als ik jonge Marokkanen zie met een bepaald talent, die graag iets willen bereiken, en ik kan daar een steentje aan bijdragen, dan zal ik dat doen. Dat zie ik ook als mijn plicht. Want ik beschouw ze als een soort van jongere broertje of zusje waarover ik me graag ontferm. Ik zie namelijk dat ze met dezelfde dingen worstelen als ik vroeger. Dan is advies goud waard.
Ik vind het ook heel leuk om te doen en ben ook heel dankbaar dat ik het mag doen. Als je iemand troost of iemand kan helpen, dan bid je eigenlijk voor die persoon en worden je gebeden verhoord. Een gebed is namelijk een verzoek tot redding. Wat mij betreft kan een gebed meerdere vormen aannemen. Een gedicht is ook een soort van gebed. Natuurlijk roep ik God wel eens aan. Maar Hij roept niets terug. Dat is maar goed ook.”
Want je moet het zelf zien te redden, zoals je muzes?
“In Marokko zeggen ze toch altijd: Allahi ‘awn, moge Allah je helpen, toch? Dat betekent in de praktijk dat ze jou niet gaan of kunnen helpen. Dat lijkt me op samenwerkingsvlak niet handig, want ze laten het echt van God afhangen. Je moet toch met mensen zien te werken die niet al die woorden gebruiken, maar gewoon doen. Want van Allahi ‘awn, hebben we er wel een paar miljoen.”
Zuil 3: de armenbelasting (zakat)
In de voorstelling vertel je dat je grootmoeder je zegt dat alleen arme mensen de gave hebben om te vertellen. Net als de Fakir, Shehrezade en je grootmoeder bezit je deze gave. Waan je je zelf rijk of arm als verhalenverteller?
“Allebei. Het vertellen van verhalen is mijn beroep, mijn gift aan anderen. Maar om iets moois te kunnen vertellen, moet je ook leeg van binnen zijn. Je moet op een hele andere kanaal gaan zitten om in de juiste stemming hiervoor te kunnen komen. Je moet geconcentreerd zijn, weten waar je naar toe wilt. Je moet de weg kunnen zien. Die weg loopt niet recht. Dus je moet een kronkelige weg zien, en vervolgens zien dat het één weg is. Dat moet je leren.
Dat raakt ook wel aan de mystiek. Je moet leren om te denken in kronkelwegen. Iedereen kan rechte wegen zien. Maar kunst en cultuur gaat eigenlijk over het vinden van een andere manier om tot een bepaald punt te komen. Dat is wat kunstenaars doen.”
Zuil 4: het vasten in de maand Ramadan (sawm)
In de voorstelling word je aan het lijntje gehouden door de kunstenares Shehrezade. Ze speelt met je verlangen naar haar. Dat verlangen wordt bewust niet bevredigd omdat ze je een levensles wil meegeven. Hoe disciplineer je jezelf in het echte leven?
“Het gaat over de menselijkheid van dat verlangen. Veel mensen zijn gefrustreerd omdat ze niet krijgen wat ze willen. Je moet als je wilt (over)leven, afspraken maken met jezelf. Je moet jezelf op nummer één zetten. Tegen jezelf zeggen dat je sterk bent en elk verlangen kan beteugelen. Dat is een van de redenen waarom ik meedoe aan de ramadan. Door te vasten in deze maand, word ik bevestigd de baas te zijn over mijn leven.
Eigenlijk zou dat de rest van het jaar ook zo moeten zijn met heel veel dingen. Maar we blijven slechts mensen. Het hoeft niet de hele jaar door ramadan te zijn. Maar wat je ervan kan mee nemen is dat je trots op jezelf mag zijn.”
Zijn er meerder manieren behalve het vasten waarop je jezelf disciplineert?
“Nou ik sport heel veel. Ik doe aan hardlopen. Verder heb ik volgens mijn vrouw altijd mijn financiën heel goed op orde. Dat heeft ook te maken met een soort van discipline, dat je het allemaal netjes wilt doen. Het moet wel kloppen.
Dat komt ook door mijn familie. We zijn een familie van harde werkers. Ik heb mijn vader altijd zien werken in de slagerij, elke dag open doen. Elke dag sluiten, schoonmaken. Discipline, dat krijg je dan mee.”
Zuil 5: de bedevaart naar Mekka (hadj)
“De Marokkaanse wereldreiziger Ibn Battuta (14e eeuw) nam nooit twee keer dezelfde weg. Daar schijnt een diepe wijsheid in te schuilen. Het nemen van een andere weg zou baraka bevatten oftewel gezegend zijn. Dat vind ik heel mooi. Ik merk aan mezelf ook dat als ik een verhaal schrijf of toneelstuk, ik daarna altijd iets anders wil doen. Ik wil ook nooit twee keer dezelfde weg nemen.”
Ligt hierin een behoefte aan reizen?
“Ja, natuurlijk. Reizen betekent nieuwe ontmoetingen, nieuwe inzichten. Het maken van een theaterproductie is ook een reis op zich. Je kan natuurlijk naar Mekka gaan, terugkomen en vervolgens veronderstellen dat je het licht hebt gezien. Maar een paar weken later is dat gevoel weg en verval je weer in oude gewoonten. Wat ik daarmee wil zeggen is dat wij in het Westen vaak denken in termen van die ervaringen die alles veranderen. Maar eigenlijk is een echte goede ervaring, een ervaring waardoor je pas achteraf beseft hoe je veranderd bent.
Het gaat om het verkrijgen van nieuwe inzichten. Dat heeft tijd nodig. Maar we leven in een heel jachtige tijd. Daarom is een pelgrimage toch heel goed. Want je moet soms vertragen. Misschien ga ik wel een keer naar Mekka. Veel Nederlandse vrienden hebben mij wel eens gezegd daar graag naar toe te willen om te ervaren hoe het is, maar dat kan niet als niet-moslim. Daar had ik niet eerder bij stil gestaan. Ik mag en kan er als moslim naar toe, dus waarom zou ik het mezelf niet cadeau geven?”
Heb je nog een slotwoord over de vijf zuilen?
“Nou, weet je, ik had het er laatst nog met iemand over. We kwamen er op uit dat een samenleving twee fundamenten heeft. Je hebt de steunpilaren en de dwarsbalken. De vijf zuilen zijn de steunpilaren van het geloof. Die zorgen ervoor dat de gelovige honderd procent moslim kan zijn.
Maar wil een cultuur zich ontwikkelen dan moeten er ook dwarsbalken zijn. Dan kan er weer iets opgebouwd worden. Iedere cultuur heeft dwarsbalken nodig. Dat zijn vaak mensen die anders denken, die dingen anders doen, die een andere mening hebben. Die wel onderdeel zijn waarop die steunpilaren leunen. Maar als je die dwarsbalk niet hebt, een dwarsdenker, dan kun je niet bouwen. Dat vind ik mooi.
Staar je niet blind op de vijf zuilen, maar wees een dwarsdenker en laat een ander je helpen om verder te komen. Er is heel veel potentieel. Mensen kunnen zoveel meer als ze maar wat meer in hun directe omgeving gestimuleerd zouden worden. Wees vooral niet moralistisch door ‘de waarheid’ aan een ander op te dringen. Laat de ander dat voor zichzelf beslissen. Wees mild en tactvol.”