Is het celibaat nog van deze tijd? Die vraag wordt regelmatig gesteld. Waarom moeten rooms-katholieke priesters, broeders en zusters celibatair leven, terwijl de dominee en de anglicaanse priester getrouwd mogen zijn?

“Het celibaat bestaat niet sinds het begin van het christendom. Het is eeuwen geleden door de kerk zelf ingevoerd en was in hoge mate een sociaal-economische maatregel. Tot die tijd waren priesters (en ook menige paus) getrouwd, en het geld en de goederen die ontvangen werden, bleven bij het overlijden van de priester in de familie. Zulke families konden zo puissant rijk worden. Om dat te voorkomen werd de priester het celibaat opgelegd. De priester kwam zo los te staan van de familie en geld en goederen werden eigendom van de kerk.

Later is deze maatregel omgebogen naar een regel: priesters dienen celibatair te leven, omdat ze dan dienstbaarder aan de gemeenschap zijn. Of deze regel terecht is, kun je je afvragen. De protestanten, de Anglicaanse Kerk en oudkatholieken kennen deze regel niet (meer). Zijn de voorgangers daar minder dienstbaar?”

Mijn inziens zijn zij niet minder dienstbaar. Maar goed, de Rooms-Katholieke Kerk kent nu eenmaal de gelofte van het celibaat. Wat verstaan we er precies onder? Wanneer schendt iemand het celibaat?

“Van de buitenkant lijken we daar makkelijk over te kunnen oordelen, maar in wezen kan alleen de priester of religieus zelf en/of zijn meerdere uitmaken of het celibaat wordt geschonden.

Wat we wel zien is dat er naast de strikte regel ook verschillende opvattingen over het celibaat zijn ontstaan. Volgens de ene opvatting wordt het celibaat geschonden als er fysieke intimiteit tussen de priester en de ander is. Volgens deze platonische opvatting mag je elkaar ‘vanuit intimiteit’ niet bedoeld aanraken en is een fysieke afstandelijkheid, een feitelijke distantie, tot elkaar nodig.

Een andere opvatting is dat het celibaat wordt geschonden als er sprake is van fysieke seksuele reacties en gevoelens. Je mag elkaar dan wel aanraken, omhelzen en een zoen op de wang geven, maar tongzoenen, fysieke aantrekkingskracht voelen of een erectie krijgen, zijn de opstap van schending van de gelofte.

Weer een andere opvatting is dat je het celibaat pas schendt als er sprake is van seksuele penetratie.

In deze drie opvattingen zie je dat het begrip ‘celibaat’ wordt opgerekt. Waar ligt dan de grens? Dat is moeilijk, omdat het ook moeilijk is om te bepalen waar de grens van seksualiteit ligt. Als je alles tussen een aai en penetratie als seksualiteit ziet, wat blijft er dan nog over voor het normale intermenselijke contact als zelfs de intimiteit ontoelaatbaar geacht wordt? Kun je dan nog wel normaal, vriendschappelijk met elkaar omgaan en elkaar omhelzen of een arm om iemands schouder leggen? En als je intimiteit toelaat en de grens bij seksualiteit legt, waar ligt die grens dan in dit grote grijze gebied? Ligt die bij penetratie of al veel verder daarvoor?”

Dat zijn lastige vragen. Hoe wordt daar in de praktijk mee omgegaan?

“Priesters die een relatie (in de klassieke betekenis) krijgen, komen veelal in een gewetensconflict terecht: blijven ze priester met de geloften die daarbij horen, of verlaten ze het priesterschap en kiezen ze voor die relatie? Sommigen maken een duidelijke keuze, anderen kiezen voor een toegedekte relatie en gaan een camouflageperiode in. Je ziet dan bijvoorbeeld dat een priester en een pastoraal werkster heel veel samenwerken. Die samenwerking is dan de mantel waarmee de relatie bedekt wordt, maar ondertussen weten velen dat er wat ‘speelt’ tussen die twee.”

Hoe reageert een parochie dan hierop? Zien ze de priester van zijn voetstuk vallen of wordt het geaccepteerd?

“Dit kan heel wisselend zijn. In mijn gesprekken vernam ik over geloofsgemeenschappen waar ze eerst tegen een verruiming van het celibaat waren, maar dat ze later wat soepeler werden. De priester kon daardoor met zijn relatie uit de taboesfeer komen. De gelovigen zeiden: ‘Ach, die priester is ook maar een mens’. Dit is een interessant sociologisch gegeven. Het laat volgens mij zien dat de gemeenschap er meer en meer klaar voor is om een discussie over het celibaat te voeren.”

Het celibaat wordt vaak in seksuele termen uitgelegd. Dat is een negatieve manier: je mag geen seksuele omgang hebben. Kan het ook positief worden uitgelegd?

“In de sessies die ik met priesters en hun vriendinnen heb gevoerd, ben ik met hen op zoek gegaan naar andere vormen om de relatie vorm te geven. Daarbij kom ik, kort samengevat, uit op vriendschap. De existentiële vorm van vriendschap, de waarachtige vorm ervan, kent een basis-intimiteit die diep geworteld is, maar die niets van doen heeft met seksualiteit. Seksualiteit komt simpelweg niet aan de orde. Ware vrienden kunnen dicht naast elkaar zitten waarbij de intimiteit wordt gevoeld, maar er geen seksualiteit in het spel is. Ik heb zelfs de ervaring dat zulke vrienden samen in één bed kunnen slapen, zonder dat er van enige seksualiteit sprake is.”

Vriendschappen zoals deze komen we maar weinig in de samenleving tegen. Hoe kunnen we zo’n vriendschap concreet omschrijven?

“Een bekende tekst over vriendschap is geschreven door de Griekse filosoof Aristoteles. Hij maakt een onderscheid tussen drie vormen van vriendschap: de nuttige vriendschap, zoals zakenpartners, de maatjes waarmee je bijvoorbeeld sport, en de echte vrienden die je midden in de nacht kunt bellen als er wat is. Aristoteles brengt een steeds grotere abstractie aan in de vorm van vriendschap. Maar wat ik als de hoogste vorm van vriendschap zie, benoemt Aristoteles niet. Die hoogste vorm is de hartsvriend en de hartsvriendin. En juist die zijn moeilijk te omschrijven. Zulke relaties zijn exclusief voor de twee mensen die het betreft. We kunnen daar niet in algemeenheden over praten.”

Hartsvrienden; leidt zo’n exclusieve relatie niet net zoals een seksuele relatie tot een claim op de priester waardoor hij zijn werk minder goed kan doen?

“Nee, in principe niet. Vriendschappen, dus ook hartsvriendschappen, zijn niet concurrerend naar andere relaties. Een hartsvriendin laat de priester ruimte om ook andere vriendschappen aan te gaan. Mensen kunnen hartsvrienden van elkaar zijn en allebei met iemand anders getrouwd zijn.

Het exclusieve van een hartsvriendschap is dat er een zeer grote, diepgaande intimiteit kan zijn. Dat heeft alles te maken met de intentionaliteit van een vriendschap. Vriendschap is een ‘van-zelf-sprekendheid’. Waar in het begin van een liefdesrelatie de spanning speelt of de ander jou ook wel (fysiek) aantrekkelijk vindt, ontbreekt dat in een vriendschapsrelatie. Er is allereerst sprake van een vertrouwdheid. Een vertrouwdheid met elkaar, maar ook het vertrouwen dat ze allebei geen seksuele intenties hebben. Een bijzondere vorm daarin is de hartsvriendschap.”

Hoe kan de opvatting dat celibatair leven wel intimiteit in de (harts)vriendschap toestaat helend werken voor hen die worstelen met het celibaat?

“Door vriendschappen, daarbinnen ook een hartsvriendschap, aan te gaan, kun je je als mens binden, voeden en laten groeien aan de ander en geldt omgekeerd hetzelfde. Vrienden wensen elkaar het goede toe, helpen en steunen elkaar, lachen met elkaar. Kortom, het doet de mens goed.

Ik denk dat een priester die in staat is tot zulke waarachtige vriendschap (en ook hartsvriendschap), eveneens in staat is om vriendschappelijk met de gelovigen om te gaan. De anderen hoeven niet meer op afstand gehouden te worden, want … er zouden weleens seksuele gevoelens kunnen opspelen. Uitgaande van de vriendschap kan een priester, maar ook een non of een broeder, opener op anderen afstappen, aandachtiger luisteren en vooral beter, en heel gewoon, samenwerken.

En, zeker voor hen die eerst een seksuele relatie hadden, kan de transformatie naar vriendschap heel positief uitpakken. Liefdesrelaties zijn binnen het celibaat niet toegestaan, dus de liefdesrelaties die er zijn, dienen toegedekt te zijn. Niemand (of bijna niemand) mag weten van de relatie. Het wordt een verboden relatie, met verboden seks en dat leidt er toe dat de relatie oneigenlijk is, verminkt raakt. Zo’n relatie wordt ongezond en beschadigend, ook voor anderen.

Een vriendschapsrelatie kan echter in de openbaarheid plaatsvinden. En die openbaarheid doet de relatie goed. Je kunt de relatie delen, je kunt laten zien dat je blij bent met elkaar en dat laten doorwerken in de werkzaamheden die je verricht.”

Dit staat haaks op het beeld dat een non de bruid van God is. Hoe kijk jij aan tegen dit beeld?

“Het probleem dat ik met dit beeld heb, is dat God dan als bruidegom wordt gezien en de non als bruid. Door deze termen te gebruiken, wordt er automatisch seksualiteit bijgehaald. Bruid en bruidegom kennen immers de huwelijksnacht; en, alleen binnen het huwelijk is seks toegestaan. Maar deze zusters moeten vervolgens zeggen: “Ik trouw met God, maar heb geen seks met mijn Man.” Je snijdt dan een belangrijk deel van de relatie eruit. Wat houdt je dan over?

Dat dit een vreemd beeld is, blijkt ook als je het doortrekt naar priesters en broeders. Je zou dan moeten zeggen: de priester/broeder trouwt met God. Als je God (zoals meestal) mannelijk opvat, kom je uit op een homoseksuele relatie, waarbij je afziet van seksualiteit. Dit beeld doet de wenkbrauwen fronsen. Volgens mij is dit niet hoe we goed met het celibaat om kunnen gaan.”

Kunnen we concluderen dat het celibaat een gegeven is dat voorlopig in de Rooms-Katholieke Kerk zal blijven bestaan, maar dat we wel onze houding ten opzichte van het celibaat kunnen veranderen en zo meer ontspannen, natuurlijker met het celibaat kunnen omgaan?

“Ja, inderdaad. Ik denk dat we van de negatieve formulering van ‘geen intimiteit, geen seks’ moeten loskomen en het moeten verwoorden in: ‘ware vriendschappen en ook hartsvriendschap zijn toegestaan’. De priester blijft zelfstandig, de broeders en zusters blijven volledig deel van hun gemeenschap, maar door de vriendschappelijke omgang met hun medemens kunnen ze zelf vollediger mens worden. Daarin is tevens de bijzondere vorm mogelijk: de hartsvriend en de hartsvriendin; het hartsvriendschappelijke. Dat straalt af op de geloofsgemeenschap. Dat is een houding ten opzichte van het celibaat die voor alle partijen vruchtbaar is. Deze houding zou ook in de opleiding en vorming van priesters en religieuzen vertaald dienen te worden. En dat lijkt mij geen sinecure, maar zeker wel een zinvolle en warmmenselijke uitdaging. Persoonlijk verwacht ik echter dat het celibaat op den duur een vrije keuze wordt waarbij de priester zelf op goede gronden kiest, of misschien zelfs opgeheven wordt.”

In deze serie verschenen eerder:

– Nieuwwij in bed met Jacqueline Snelder
– Nieuwwij in bed met Boris van der Ham
– Nieuwwij in bed met Esther Kaper
– Nieuwwij in bed met Geert Kimpen

 

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
Tanja van Hummel

Tanja van Hummel

Filosoof en Schrijfcoach

Tanja van Hummel is filosoof en schrijfcoach. Tijdens haar filosofiestudie aan de Radboud Universiteit ontdekte zij een voorliefde voor …
Profiel-pagina
Al 5 reacties — praat mee.