Een hippe en bovenal menselijke partij
Noem het woord hip, en je denkt onwillekeurig aan de tijd van de hippies in de jaren ’60 en ’70 en daarmee ook aan het ‘verschrikkelijke’ Nieuw Links dat die goeie ouwe Partij van de Arbeid te grazen nam. Ik besprak dat laatste in deel 4 van deze serie. Toch, en dat is opmerkelijk, noemt Martin Bosma, de stormachtige ontwikkelingen van de PVV aan het einde van zijn boek beschouwend, zijn partij hip: “We zijn hip geworden” (p. 329). Het toe-eigenen van de terminologie van de ander is een bekende strategie om jezelf in de markt te zetten. Hip? Dan moet je bij de PVV zijn! De schijn-élite wordt gekenmerkt door de rode lijn van zijn eigen ontwikkeling als PVV’er en die van de PVV zelf. Partijleider Geert Wilders wordt uiteraard ook genoemd in een geschiedenis, die Bosma kwalificeert als een missie die strijd en inzet vraagt: “We moeten functioneren als een soort half-ondergrondse verzetsorganisatie” (p. 29). En over Geert Wilders: “Hij zal zijn huis niet meer terug zien” (p. 24; na de moord op Theo van Gogh in 2004). Het laat zich lezen als een, vergeef me de vergelijking, indianenverhaal. Tegenslagen: “Zwijgend kijken we uit het raam. We hebben nog een lange weg te gaan” (p. 33), na een teleurstellende verkiezingsavond in Den Bosch. Spanning: “Al je bloed, zweet en tranen heb je de weken en maanden ervoor vergoten, nu is het een kwestie van afwachten” (p. 198) op de avond van de verkiezingen van 22 november. Triomfen: “De blikken van de mensen van de andere partijen spreken boekdelen: wij zijn toch party-crashers, de ongewenste indringers? Wat komen wij toch doen?” (p. 199), bij de verkiezingsoverwinning van 22 november 2010. Opofferingsgezindheid: “Ik zal nooit vergeten hoe Geert zegt: ‘Dit is precies waarvoor we hier zitten. Al houden we een zetel over, dit is nu eenmaal onze taak’” (p. 226) bij de commotie rond de film Fitna. Opluchting: “Het zijn momenten die veel goedmaken. Nederland gaat het steeds beter snappen” (p. 226) na reacties van mensen die in Volendam en Drachten op de PVV hebben gestemd”. Corporate spirit: “De PVV is uitgegroeid tot een rassemblement van vrolijke… patriotten. Mensen die zich afzetten tegen ‘hen die het kwade goed noemen en het goede kwaad, die van het duister licht maken, van licht duisternis, van bitter zoet en van zoet bitter” (p. 325). En gevoel voor geschiedenis: “Over honderd jaar zullen mensen zich Geert Wilders herinneren als iemand die de morele helderheid had de waarheid te vertellen die verteld moest worden” (p. 227). We zien het: niets menselijks is de PVV vreemd.
Normen en waarden
Het is prettig vast te stellen dat Martin Bosma en Geert Wilders mensen zijn van vlees en bloed met alle emoties die daarbij horen. Bovendien toont zich door de regels van het boek ook een stelsel van normen en waarden: “De volgende generatie van mei 1968 heeft zich afgezet tegen de burgerlijkheid van de traditionele linksen op waarden als discipline, netheid, arbeidsethos, matigheid, respect voor ouderen en waardering voor onze geschiedenis en nationale symbolen” (p. 285). “Monoculturaliteit, aangevuld met christelijk-westerse waarden als vlijt, discipline, eerlijkheid en efficiency zorgden voor een ongeëvenaard hoogtepunt in de menselijke geschiedenis” (p. 187). Al eerder betoogde ik dat Bosma met een redelijk mild oog kijkt naar die goeie ouwe Partij van de Arbeid van de jaren ’50 en in dat licht concludeer ik dat hij waarde hecht aan discipline, netheid, arbeidsethos en matigheid (het eerste citaat), en hoe dan ook aan vlijt, eerlijkheid en efficiency (het tweede citaat). Mooi en prijzenswaardig. Ik denk dat niemand het oneens zou kunnen zijn met genoemde waarden. Toch wringt hier iets want de PVV praktijk wordt beslist niet gekenmerkt door met name matigheid en respect voor ouderen. Je kunt dan nog zo mooi betogen dat je niets tegen moslims hebt en alles tegen de islam, ik kan me niet voorstellen dat, als je als moslim wordt weggezet als ‘islamitisch stemvee’ of als dragers van ‘kopvodden’, je dat ervaart als uitingen die gekenmerkt worden door gematigdheid en respect (ik vat respect voor ouderen hier op als respect voor elk mens; immers waarom zou je wel respect hebben voor ouderen maar niet voor jongeren?). Ik voel me niet geroepen Wilders, Bosma en de PVV de moreel-ethische maat te nemen, maar ik sta het mezelf wel toe hen langs hun eigen moreel-ethische meetlat te leggen. De taal en stijl van de PVV worden gekenmerkt door een buitengewone grofheid en botheid, de rechter maakte daar ook melding van in zijn Wildersvonnis van 23 juni jl. De PVV-uitingen mogen juridisch dan niet strafbaar zijn, naar de menselijke maat kunnen ze heel erg pijnlijk zijn. En dus in forse tegenspraak met de waarden die de PVV zo eigen zegt te zijn.
Grubbenvorst en Zuidlaren
Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten van 2 maart 2011 stemden er van de 17.509 opgekomen kiezers in de gemeente Horst aan de Maas, waaronder het dorp Grubbenvorst valt, 2.776 kiezers op de PVV. Dat is een percentage van 15,85 bij een opkomst van 55,48%. Voor de gemeente Tynaarlo, waaronder het dorp Zuidlaren valt, geldt dat 1.291, 7,67%, mensen op de PVV hebben gestemd op een totaal van 16.821 mensen die hun stem hebben uitgebracht bij een opkomst van 67,07%. Wat zullen deze cijfers u als lezers bommen? Het volgend citaat verklaart een en ander: “Veel politici die ik spreek, zijn stinkend jaloers op ons organisatiemodel. Geen gezeur met de partij, of de programmacommissie die je ineens van de lijst gooit omdat er nog iemand uit een bepaalde provincie of achtergrond hoog op de lijst moet…Voor hun (de politici van andere partijen, JJdR) plaatsje op de lijst zijn ze afhankelijk van diezelfde partijdemocratie, dus moeten ze wel de wijsheid van de afdeling Grubbenvorst of Zuidlaren bewieroken” (p. 218). Bosma doet in zijn boek verslag van de opbouw van de partij en de structuur ervan. Volgens de kieswet moet elke politieke partij een vereniging zijn en ook al zouden Wilders en Bosma liever een stichtingsvorm kiezen voor de PVV, dat kan niet. Bijna noodgedwongen hebben ze daarom maar de Vereniging Partij voor de Vrijheid opgericht die slechts twee leden telt, Geert Wilders zelf en de Stichting Vrienden van de PVV (p. 26). Met een zekere vlerkerigheid beschrijft Bosma in hoofdstuk 18 van zijn boek de gang van zaken in de vereniging: “Elk jaar is er een jaarvergadering, ook die verplichting wordt tot op de letter nageleefd. Er worden keurig notulen opgemaakt, er is een rondvraag. Meestal heeft Geert geen inbreng. Na die handvol minuten gaat de partij weer terug in de winterslaap” (p. 216). Je zou de humor van deze passage misschien nog wel willen inzien maar feitelijk toont hij het ijzeren karakter van de PVV. De PVV is een verenging en dus staat het haar vrij leden te werven, dat is verenigingen eigen. Dat doet de PVV niet. We moeten ons evenwel goed realiseren dat we hier te maken hebben met een inmiddels machtig politiek orgaan, de PVV die de regering in het zadel houdt en haar eigen wensenlijstje nauwkeurig bijhoudt. De denigrerende toon over kiezers als die in Grubbenvorst vlakbij Venlo en Zuidlaren waar toch meer dan 4.000 mensen op de PVV hebben gestemd bij de laatste Provinciale Statenverkiezingen gaat in tegen het principe van respect voor mensen en gematigdheid zoals boven verwoord. Je zou zomaar kunnen concluderen dat de PVV geen boodschap heeft aan de meningen van haar kiezers en dat is ook zo. De PVV heeft een van bovenaf vastgesteld programma en de mensen zijn het ermee eens of niet, of in de woorden van Bosma: “We zijn onze eigen baas” (p. 216). Maar komt de PVV-kiezer uit Grubbenvorst of Zuidlaren met een fenomenaal idee, dan blijft het in nevelen gehuld of en hoe de PVV daarop reageert. Ik vind dit des te merkwaardiger omdat het boek van Bosma tevens doorspekt is met anti-elite frasen, hij wekt de indruk voor de gewone mensen, in Grubbenvorst en Zuidlaren bijvoorbeeld, op te komen. Een paar citaten: “De mensen die het niet cadeau krijgen, de gewone mensen, hebben nooit enige sympathie getoond voor de massa-immigratie” (p. 284) . “Iedereen die wil behoren tot de elite moet het morele wachtwoord uitspreken en Geert Wilders veroordelen” (p. 286). “Zullen de multiculturele elites en het patriottische publiek naar elkaar toegroeien?” (p. 289) De PVV is tegen de elite(s) maar verwordt zelf weer tot elite want er is geen kanaal voor de stem van de ‘gewone man’, laat staan dat diens ideeën onderdeel van het partijprogramma kunnen worden. Sterker nog: dat lijkt uitdrukkelijk niet de bedoeling.
De PVV in het parlement
Wie in de media de berichtgeving over het interne functioneren van de parlementsleden van de PVV volgt krijgt de indruk dat er een strakke discipline heerst. Hoe vaak horen we niet dat een parlementslid of lid van de provinciale staten, desgevraagd, zegt geen commentaar te hebben en te verwijzen naar Geert Wilders zelf of de provinciale leider van de PVV. Bij de stemming onlangs voor het wetsvoorstel betreffende het onverdoofd slachten van dieren stemde PVV’er Wim Kortenhoeven tegen. De goede man werd verboden de pers te woord te staan. Bosma beschrijft hoe het er in de fractie aan toegaat: “De portefeuillehouders in de fractie hebben enorme vrijheid” (p. 220). Geert volgt de lijn van zijn leermeester Bolkestein: “Frits Bolkestein had een heldere politieke lijn, maar voor de invulling gaf hij grote vrijheid aan zijn fractieleden” (p. 219). De indruk wordt zo gewekt dat Geert Wilders de visionair is, op de grote lijnen let en de details (enorme vrijheid en grote vrijheid) aan de fractieleden overlaat. Maar het addertje zit hem onder het volgende citaat: “De chief whip, de ‘chef zweep’, dient ervoor te zorgen dat iedereen daadwerkelijk de goede kant op gaat” (p. 219). En wie is die chief whip? “Geert heeft mij (Bosma, JJdR) chief whip gedoopt” (p. 219). Bosma is niet alleen de partij-ideoloog, maar zorgt, zoals het een goede partij-ideoloog betaamt, dat iedereen in het gelid blijft. Het is een merkwaardig stelsel van elkaar contrasterende observaties. Daar komt nog iets anders bij. Bij het opzetten van een landelijk netwerk voor de PVV, het verzamelen van het voor de verkiezingen verplichte aantal van 30 handtekeningen in elke kieskring, hadden Wilders en Bosma het voornemen “deze operatie foutloos te laten verlopen” (p. 197). Ze zullen er alles aan doen om het beeld dat de – linkse – pers van de PVV ophangt als zou deze partij de erfgenaam zijn van Centrumpartij en Centrumdemocraten van de jaren ’80 en ’90, te bestrijden: “Zelfs die mensen, burgers die geen enkele politieke verantwoordelijkheid in de organisatie zouden krijgen, zaag ik nog door over hun eventuele banden met de clubs uit de jaren tachtig. Zelfs iemand wiens oom ergens ooit op een lijst had gestaan van de CD, wijs ik daarom de deur” (p. 197). De screeningsprocedures zoals Bosma die beschrijft zijn, ook volgens hemzelf, draconisch en extreem: hij noemt ze ‘’belachelijk’’ (p. 196). Weer roept deze observatie vragen op. In het najaar van 2010 kwamen er tal van schandalen aan de oppervlakte over nieuwe PVV-kamerleden als James Sharpe, Richard de Mos en met name Eric Lucassen. Er was wel degelijk iets heel erg mis gegaan met de screening. Denkelijk waren de kandidaten voor de PVV -lijst tot op het bot bevraagd over hun ideologische verleden maar niet of ze juridisch onbeschreven bladen waren. De verklaring voor deze fout? Ik citeer Bosma: “De ideologie had de waarneming verblind” (p. 283).
Never a dull moment
De wording van de PVV en de ontwikkelingen van Bosma als PVV’er passen perfect in het zwart-wit en goed en fout beeld dat we eerder gezien hebben bij de beoordeling van het christendom. Goed, de islam, fout, links, fout, multiculturaliteit, fout, joden en Israël, goed. Bosma spreekt sterk in termen die bij een dergelijk eenvoudig wereldbeeld passen: strijd voor het goede en strijd tegen het kwade. Ik vind dit verontrustend. De PVV is de gedoogpartner van de regering en heeft dus invloed op beleid en bestuur en dat merken we steeds meer. Het hele verhaal van de wording van de PVV en het functioneren van haar parlementariërs en medewerkers, staat in dienst van het zwart wit denken waarin de eerdere delen vermelde mechanismes van uitsluiting van moslims steeds duidelijker aan het licht komen. Maar ook het toch tamelijk autocratische karakter van de partij die zegt tegen de elite te zijn en voor de gewone mensen maar die deze laatste geen stem binnen de partij geeft, geeft te denken. Maar misschien moeten we het boek van Bosma niet als representatief voor de partij opvatten hoewel ik toegeef dat deze gedachte tamelijk naïef is. Bosma schrijft in dit verband het volgende: “Dit is mijn boek. Ik heb het geschreven op persoonlijke titel” (p. 333), maar in dezelfde adem bedankt hij Geert Wilders: “Niet alleen omdat hij mij in de gelegenheid stelde dit boek te schrijven, maar vooral de reis die ik nu al zes jaar (hij schreef het in 2010, JJdR) met hem maak” (p. 333). Ik concludeer uit dit citaat dat Wilders achter de inhoud van de Schijn-élite van de valse munters staat. Bovendien is Wilders er uiteindelijk de man niet naar echt oppositionele geluiden te tolereren: dan was het nooit verschenen. Bosma eindigt zijn dankbetoog aan Wilders met de frase Never a dull moment. Ik denk dat hij gelijk heeft: wij gaan geen saaie tijden tegemoet. Het lukt mij echter niet de opgewonden spanning te voelen die Bosma in deze Engelse zin legt. Ik voorzie buitengewoon onaangename spanningen en vrees dat we de beker van de uitsluiting tot de bodem leeg zullen moeten drinken.
Dit is voorlopig het laatste deel van de serie ‘De ideologie van de PVV’. Vanaf de tweede helft van de maand augustus verschijnen de laatste vier delen. Feiten en cijfers (7), De NSB stemwijzer (8), Gezelligheid (9) en Epiloog (10). In november 2011 wordt de serie in een uit te geven boek gepresenteerd. Meer informatie daarover volgt later.
Wat is er mis met zwart/wit-denken, meneer de ruiter?
Waar gaat het boekje verschijnen?
@igor: goeie vraag die je stelt.
wat denk je zelf dat er mis is met zwart-wit-denken?