Ernst Hirsch Ballin hield in 2015 de Anton de Kom-lezing. Hierin, en in zijn boek Tegen de stroom, kaartte hij naast zijn sympathie voor eigenzinnige vredesactivisten die tegen de stroom in durven zwemmen, een aantal universele thema’s aan. Thema’s die centraal zouden moeten staan op de wereldagenda. Hoeveel van de mondiale polarisatie is bewust aangestuurd? Hoeveel komt voort uit onze emotioneel bepaalde identiteit van ‘eigen volk, eigen cultuur en eigen geloof eerst’? Hoeveel mensen die beslissingen kunnen nemen zijn daarover écht in gesprek en waarover zou dat gesprek moeten gaan? Hieronder het antwoord van Ernst Hirsch Ballin. Zwart op wit kan ik zijn consciëntieuze, zorgvuldige manier van formuleren en zijn stemgeluid niet reproduceren. Wel heb ik de euvele moed gehad zijn woorden iets in te korten, licht te bewerken en slechts een enkele keer te onderbreken.
Crisis
Er is sprake van een vluchtelingencrisis. Wij kunnen daar vanuit onze comfortzone niet mee omgaan, maar vluchtelingen hebben helemaal geen comfortzone. Het kan zijn dat onze ‘menselijkheid’ op het spel staat. We kunnen inderdaad niet iedereen zomaar binnenlaten, maar er is op dit moment wel een andere vraag die we ons moeten stellen. Hirsch Ballin zegt: “welk beeld wij hebben van de mensen in een land als Syrië, wanneer de gedachte opkomt dat ‘de’ crisis wordt opgelost door ze met muren en prikkeldraad van ‘ons’ te scheiden. En daarmee ook de vraag welk beeld we van onszelf hebben, als we zoiets zouden willen?” Hij vervolgt: “De mening dat we te maken hebben met onoverbrugbare verschillen in cultuur voedt de angst voor vreemdelingen, en dient als rechtvaardiging om de grenzen te sluiten. Maar menselijke waardigheid, hoe cultureel verschillend ook, is universeel.”
Toen in 1989 de ‘muur’ tussen communistische staten en vrije democratieën was geslecht, begon een periode van haast euforische wereldwijde erkenning van de universele rechten van de mens. Echter, inmiddels eisen steeds meer politieke leiders in naam van het volk – hun volk – het recht om een ‘eigen’ uitleg aan de rechten van de mens te geven. Dat is steevast een uitleg met minder vrijheden en meer afgedwongen uniformiteit. Hun zondebokken zijn meestal mensenrechtenactivisten of rechters die beweerdelijk ‘overvragen’, bijvoorbeeld inzake kiesrecht voor gedetineerden, openheid over homoseksualiteit of vrijheid van meningsuiting. Was – zo vragen sommige critici zich af – de gedachte van universele mensenrechten dan misschien een brug te ver?
Mensenrechten
Universaliteit wordt soms verward met uniformiteit van mensenrechten. Wanneer een telling wordt uitgevoerd van alle verdragsbepalingen die mensenrechten omschrijven, lijkt de codificatie daarvan inderdaad te zijn doorgeschoten. Veel van die formuleringen zijn intussen steeds weer nieuwe compromissen om de staten ruimte te geven voor uitwerking. Mensenrechten uitwerken is hun nationale bevoegdheid, en als het werkelijk om de behoeften van de mensen in die samenleving gaat hun goed recht. Maar vaak zijn de machthebbers in die staten eerder bezig met het versterken van hun eigen positie dan met de rechten van hun burgers.
De toespraak die Navid Kermani in de Paulskirche hield was een hartgrondige aanklacht tegen de regimes in de Arabische wereld, die de vrijheid van hun eigen burgers breidelen, en óók tegen de Europese politici, die het al jarenlang in feite koud laat wat de regimes in Syrië en in Saoedi-Arabië aanrichten. In hun hoofden zijn, reeds voordat de gedachte van aangescherpte grensbewaking opkwam, grenzen getrokken tussen haves en have nots van rechten van de mens. Soms wordt dat gepresenteerd als ‘realisme’, soms als cultureel relativisme, maar vanuit het standpunt van de mensen in de Levant van allerlei culturen en geloofsovertuigingen komt het neer op een ontkenning van hun gelijkwaardigheid als mens en het ontnemen van perspectieven op een leven in waardigheid.
Het kernbegrip van het denken over de rechten van de mens is de notie van een onvervreemdbare, aan iedere persoon zonder onderscheid eigen waardigheid. Men vindt het in Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in Artikel 1 van het veel recentere Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Dat hoeft helemaal niet te betekenen dat iedereen er hetzelfde onder verstaat. Maar de gedachte dat het een typisch product van westerse cultuur is dat elders geen ‘geldigheid’ heeft, is faliekant onjuist. De verschillen in interpretatie bevestigen juist dat het gaat om een voor ieder mens relevant en herkenbaar ijkpunt.”
Moslimwereld
Hoe relevant en herkenbaar bleek toen de Islamic Council of Europe in Parijs op een internationaal congres over mensenrechten in de moslimwereld op 19 september 1981 De Universele Islamitische Verklaring van Mensenrechten presenteerde. De Korantekst die als leidraad werd gebruikt was voor moslims overtuigend: Dit is een duidelijke verklaring voor de mensheid, een leiding en vermaning voor hen die zich God bewust zijn.[1] Eerder citeerde ik Abu Zayd: ‘Waar het religieuze denken de zender van de teksten – God – tot kern en beginpunt van zijn redeneringen maakt, daar maken wij de ontvanger – de mens – met alles wat hem in zijn historische en sociale werkelijkheid omgeeft, tot referentiepunt.’ Voor alle denken over mensenrechten luidt de voorwaarde dat er een evenwicht tussen deze twee standpunten gevonden dient te worden.
De motivatie om tot een islamitische verklaring van mensenrechten te komen kwam voort uit het veel herhaalde commentaar van moslimgeleerden: de Koran is onze verklaring van mensenrechten! Vanuit de bronnen van de islam staat er inderdaad veel herkenbaars in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM), die in 1948 in Helsinki werd gelanceerd. De meeste landen van de moslimwereld waren toen nog niet onafhankelijk of verstrikt in een proces om dat te worden. Dit maakte het voor veel moslimdenkers en juristen niet mogelijk de UVRM als ‘universeel’ te zien. Voor hen was dékolonisatie niet alleen het bevrijden van landen maar ook de hoofden van vreemde bezetting. De UVRM zagen zij als afkomstig van de voormalige kolonisator die ook op het punt van mensenrechten zijn gelijk wilde halen. De moslimvolken van na de kolonisatie waren hevig op zoek naar een eigen identiteit; een eigen gezicht om de wereld te laten zien. Na 33 jaar werd besloten een antwoord te geven op de UVRM in plaats van die te ondertekenen. Het voordeel van dit nadeel is dat de Universele Islamitische Verklaring van Mensenrechten duidelijk maakt dat belangrijke denkers in de moslimwereld zich serieus met mensenrechten willen bezighouden. De obstakels voor de consequente uitvoering in de moslimwereld worden hier door Hirsch Ballin uitstekend beschreven.[2]
Verscheidenheid
Ballin besluit: “Vele wegen leiden naar de erkenning van menselijke waardigheid. Het universeel menswaardige is het onuitputtelijk vermogen van mensen tot verscheidenheid. Dat zien we niet enkel in een met afweerrechten verschanste eigenheid, maar nog veel meer in de levensprojecten die door de rechten van de mens worden beschermd. De erkenning van de ander als subject in zijn of haar waardigheid duldt geen uitsluiting. Daarin ligt de veronachtzaamde betekenis van een op sociaaleconomische ontwikkeling gericht internationaal beleid. Het is ook een kenmerk van een kijk op medemensen die de ander tot een ‘ding’ reduceert, slechts van betekenis wegens zijn productief vermogen, als verlener van seksuele ‘diensten’ of als pion die in een onrechtvaardige gewapende strijd wordt geofferd in ruil voor een belofte van geneugten na de dood.
Het relativeren van rechten van de mens blijkt – na de koloniale uitbuiting – een nieuwe manier om de gretigheid naar natuurlijke hulpbronnen en goedkope arbeidskrachten ongebreideld ruimte te geven. Als we echter achterstelling en verdrukking proberen te zien door de ogen van de ander kunnen we de verschillen in omstandigheden niet negeren. Wat onverkort blijft, is de plicht aan ieder mens recht te doen en daartoe begaanbare wegen uit te zetten. Voor zulke nieuwe wegen zijn ontmoetingen nodig, en plaatsen waar blijkt dat mensen zelf meer dimensies hebben. De fricties verlopen niet langs de grenzen op de kaart, maar dwars door culturen, religies, landen en steden heen. Onze wereld kan niet worden afgebeeld in een per land monochroom ingekleurde kaart, maar is een netwerk van steden waarin mensen elkaar ontmoeten.”[3]
Ernst Hirsch Ballin is hoogleraar rechten van de mens aan de UvA en president van het Asser Instituut voor Europees en internationaal recht.
Voetnoten:
[1] Koran 3:138
[2] De Islamic Council of Europe werd in 1973 in Londen opgericht. Dit platform bracht moslimgeleerden bij elkaar die onder meer de problematiek van moslims in het westen bespraken. Gedurende ongeveer tien jaar werden een serie conferenties en congressen georganiseerd die veel ‘vernieuwend denken stimuleerde. De ‘denktank’ van deze organisatie hield zich vooral bezig met twee documenten: een antwoord op de mensenrechtenverklaring van de Verenigde Naties en een model voor een islamitische grondwet. Hiervoor waren inhoudelijk verantwoordelijk, de voormalige premier van Soedan, Sadiq al-Mahdi, twee vooraanstaande Pakistaanse juristen A.K.Brohi en Khalid Ishaque, de rechter Midhat Azzam en Dr. Kholi uit Egypte. Hun werk wordt voortgezet door een aantal moslimgeleerden die zich met Islam en Mensenrechten bezighouden: Recep Senturk (Istanbul University); Abdulaziz Sachedina (George Mason University); Arnold Yasin Mol (Universiteit Leiden); Mashood Baderin (SOAS University of London); Abdullahi Ahmed an-Naim (Emory University); Anver M. Emon (Toronto University); Ahmed Moussalli (Florida University); Mohammed Fadel (Toronto University); Khaled Abou El Fadl (Berkley University) and Asma Afsaruddin (John Hopkins University).
[3] De notie van menselijke waardigheid is niet exclusief voorbehouden aan auteurs die in een Europese taal schrijven; het werk van Hans Joas en recentelijk het grote Oxford Handbook on Human Dignity laten dat zien, met verwijzingen naar de bronnen in velerlei religies en culturen. (Hirsch Ballin).