De inleiding in uw boek draagt de titel ‘Nieuwe Nederlandsheid in feest en ritueel’. Wat verstaat u onder nieuwe Nederlandsheid?
“Er leeft een algemeen idee dat cultuur, en daar horen rituelen bij, iets is wat via traditie tot ons komt, onveranderlijk is en als gevolg daarvan onveranderlijk vastzit aan bepaalde groepen. Specifieke culturele uitingen zouden ván een specifieke groep zijn en zo zou de wereld bedekt zijn met een lappendekentje van culturen met keurig afgebakende grenzen. Rituelen verleiden ons tot het denken in onveranderlijkheid, omdat ze – parodoxaal genoeg – altijd ook teruggrijpen op rituele elementen die we kennen en herkennen.
Daarnaast is Nederland een land van culturele diversiteit, waar mensen met verschillende culturele achtergronden wonen. In het vormgeven van feestdagen en religieuze bijeenkomsten nemen mensen hun achtergrond mee. Tegelijkertijd zitten daar ook allerlei elementen in van de Nederlandse samenleving. Daarmee zijn deze feesten of rituelen toch veranderd. Dit noem ik een vorm van nieuwe Nederlandsheid: de mensen die het feest vieren zijn inwoners van Nederland en het feest of ritueel heeft in Nederland deze nieuwe vorm of betekenis gekregen. Een voorbeeld is het Kwakoe Festival in Amsterdam Zuid-Oost. Dat heeft een grote Surinaamse uitstraling, maar is toch tegelijkertijd typisch Nederlands: in Suriname bestaat er niet zo’n festival en mensen uit Suriname of mensen met een Surinaamse achtergrond komen graag naar Kwakoe in Nederland. Ze ervaren een sfeer van Surinaamsheid, waarvan mensen zeggen dat deze in Suriname zelf niet meer te vinden is, of die ze normaal missen. Het Kwakoe Festival is daarmee ‘nieuw in Nederland’.”
Hebben we het dan over een nieuw feest?
“Eerst was het Kwakoe Festival er niet en nu wel. Het is gekomen met de komst van de Surinamers in de jaren zeventig en ontstaan uit een voetbaltoernooi. Het is een nieuw verschijnsel dat uitgegroeid is tot een karakteristiek festival. Maar wat is nieuw? Het is maar net wanneer je de nieuwheid laat beginnen.”
U gaat in tegen het idee van de onveranderlijkheid van een ritueel…
“Sterker nog: er is niets zo veranderlijk als rituelen. Er wordt altijd heel gemakkelijk een relatie gelegd tussen ritueel, traditie en daarmee onveranderlijkheid: het idee dat rituelen en tradities van generatie op generatie worden overgedragen. Rituelen, ook als ze veranderen, werken zo overtuigend, omdat de elementen waaruit ze zijn opgebouwd ons bekend voor komen. Maar samenlevingen veranderen voortdurend en zo kunnen aan rituelen, ook al zijn de handelingen hetzelfde gebleven, heel andere betekenissen worden gegeven. In die transitie van dat herhalen kruipen ongemerkt allemaal veranderingen. Het is een dynamisch proces, dat haaks staat op de breed gedragen ideologie dat de eigen cultuur beschermd moet worden en juist niet mag veranderen. Hiermee gaat het bij cultuur ook altijd om bredere politieke kwesties.”
Wat betekent het woord ‘politiek’ in dit verband?
“Daarmee bedoel ik niet partijpolitiek. Het gaat om de manieren waarop er omgegaan wordt met ritueel. Daar liggen allerlei maatschappelijke kwesties aan ten grondslag. Een goed voorbeeld is het debat rondom Zwarte Piet. Dat laat zien dat de Sinterklaasviering niet (alleen) een neutraal, vrolijk gebeuren is, maar dat aan de hand daarvan allerlei kwesties – in dit geval frustraties over gevoelens van uitsluiting en discriminatie – die in de samenleving spelen, zichtbaar worden. Zo’n feest is een gelegenheid om aan die gevoelens van onvrede, dus politieke kwesties, uitdrukking te geven.”
Kunt u nog iets zeggen over uw relativering ten aanzien van afgebakende gemeenschappen?
“We denken heel sterk in groepen als ware het homogene groepen mensen die allemaal hetzelfde zijn en hetzelfde willen. Als het gaat om het vieren van een feest, dan zie je alleen de mensen die dat feest vieren. Anderen met dezelfde achtergrond, die zich daar niet bij thuis voelen, zie je niet. Zo wordt er gesproken over dé Marokkaanse gemeenschap die het Suikerfeest viert, maar er zijn ook mensen die er niet aan doen. Zo worden alle mensen met een Marokkaanse achtergrond tot dezelfde groep gerekend, en daar ook op aangesproken.”
Waarom doen we dat?
“Dat is identiteitspolitiek. We leven in een wereld waarin de culturele onderwerpen steeds belangrijker worden. Het idee van het bestaan van een eigen identiteit, bijvoorbeeld ‘wij Nederlanders’, is algemeen. Het is niet zozeer, of niet alleen, zoals vaak gedacht wordt de behoefte om saamhorigheid te voelen in gezamenlijke feesten of rituelen, het is vooral de behoefte zich te onderscheiden van ‘de ander’: dit ben ik en ik ben dus niet zó. Juist in culturele handelingen, zoals eten en feestdagen, laten mensen zien wie ze zijn en wie ze niet zijn.”
U hebt ook onderzoek gedaan naar bermmonumenten als een nieuw rouwritueel in de openbare ruimte. Is dat zo’n verandering die overtuigend werkt?
“Ja, dat is een goed voorbeeld. Die bermmonumenten namen toe in de jaren negentig. Ze waren er eerst niet of nauwelijks. Er liggen meerdere ontwikkelingen ten grondslag aan de behoefte om in de openbare ruimte te gedenken. Een reden is dat er steeds meer waardering bestaat voor het openlijk tonen van emoties, en daarmee ook in het publieke domein. Daarnaast zijn – als het gaat om verandering en traditie – bermmonumenten ook interessant. Ze lijken vaak op graven: er wordt bij de vormgeving teruggegrepen op ‘het graf’, met een steen en met bloemen en kaarsjes. Maar een bermmonument is totaal iets anders, want er ligt geen lijk. Het is wel een geritualiseerde plek die we als zodanig herkennen, omdat we het graf herkennen. Daar zit die overtuigingskracht. Dat er eigenlijk iets heel nieuws gebeurt verdwijnt uit het zicht.
Door te historiseren wordt duidelijk dat er eerst geen bermmonumenten waren, althans niet op deze manier en deze aantallen. Vervolgens moet je je dan als onderzoeker afvragen wat er veranderd is in onze samenleving waardoor het bermmonument nu zo algemeen is. Een ander deel van het antwoord – naast de eerder genoemde tendens tot het tonen van emoties – is dat mensen nu een andere omgang met de dood hebben. In onze rituelen tonen we onze emoties en ons commitment, of althans zoals deze van ons verwacht worden. Dat zag je heel duidelijk na de ramp met de MH17. Het is collectief en ook al heb je er zelf niet iets mee, je moet je er toe verhouden, want wie dat niet doet wordt beschouwd als onverschillig. Dat is de dwingende kracht van een ritueel en onderscheidt ritueel van ‘gewoonte’ of ‘routine’.”
Hoe komt het dat sommige rituelen al snel algemeen erkend worden, terwijl andere initiatieven maar niet van de grond willen komen?
“Dat is precies het punt met het woord ‘nieuw’. ‘Ritueel’ en ‘cultuur’ zijn geen zelfstandige naamwoorden. Het zijn processen. De aard van elke culturele handeling is dat het nieuwe elementen in zich opneemt. Soms zit de verandering in de vorm van de handeling, soms verandert het moment, soms wordt er een nieuwe betekenis aan toegekend. Bovendien zijn de betekenissen die toegekend worden aan rituelen niet altijd eenduidig. Mensen kunnen hetzelfde doen, maar er iets anders bij denken. Het gaat om inzicht te krijgen in: wanneer, wat, waarom en wie bepaalde rituelen uitvoert. Herdenken wordt steeds belangrijker in onze samenleving. Wat zegt dat over ons dat we dat steeds belangrijker vinden? Er is niet één reden, maar het is een samenspel van factoren. Het gaat niet om het bestuderen van feesten en rituelen an sich, maar om de complexiteit van waaruit zij voortkomen te laten zien. In feesten en rituelen komen veel dingen bij elkaar die anders niet bij elkaar zouden komen. Ze helpen om de grotere vragen te stellen en antwoorden te vinden op vragen als: hoe en waarom verandert de samenleving?”
Hoe ziet u de verdere ontwikkeling van de nieuwe Nederlandsheid?
“Het gaat om een blik op de samenleving die niet homogeen wit en autochtoon is, maar divers op allerlei manieren. Ik houd een pleidooi voor een andere manier van denken over cultuur dan in termen van: ‘dit is van jou en dit is van mij’, voor een manier van kijken die politiek kritisch geïnformeerd is.
Ik maak onderscheid tussen Nederlandsheid in de zin van het Nederlands eigene, de stereotype beelden en de romantisering van een wit Nederland dat naar het verleden kijkt en nieuwe Nederlandsheid, waar dynamiek en veranderlijkheid in zit en dat naar de toekomst kijkt. Het gaat hierbij niet om te denken in termen van exotische (of bedreigende) anderen met exotische rituelen die niet-Nederlands zijn. Mensen met een niet-Nederlandse achtergrond in Nederland zijn net zo goed Nederlanders. Erkennen dat bepaalde culturele handelingen en feestdagen niet alleen van hun zijn, maar als iets van de Nederlandse samenleving, kan helpen om anders naar de samenleving te kijken.
Al is de samenleving wel wat minder gepolariseerd dan tien jaar geleden, de Zwarte Pieten-kwestie laat zien dat er nog veel onderhuidse spanning en discriminatie is. Het zal altijd schipperen blijven. Als wetenschapper heb je de taak een relativerende, reflectieve blik naar buiten te brengen. Mensen hebben de neiging iedereen en zichzelf in hokjes te stoppen. Dat is een kracht die moeilijk tegen te gaan is.
Mensen willen uitdrukking geven aan dingen die ze belangrijk vinden, onder andere in feesten en rituelen. Maar waarom iets belangrijk is, dat is aan verandering onderhevig. De mensen in hun samenhang vormen de samenleving. De mens ís de samenleving. Die samenhang zit vol met tegenstrijdigheden en spanningen, ook met euforie en gezamenlijkheid. Dat wisselt elkaar af.
Als we iets geleerd hebben van de geschiedenis dan is het dat voorspellingen over hoe de toekomst eruit zal zien altijd anders uitpakken. Het zou mooi zijn als we wat minder een reïficerende opvatting over cultuur zouden hebben.”
Ina Veldman is student van het Opleidingsinstituut voor theologie, levensbeschouwing en geestelijke begeleiding in Vrijzinnig Perspectief (OVP). In het kader van een stageopdracht bij Nieuwwij.nl verdiept zij zich in de vraag: nieuwe rituelen of de nieuwe mens? Door middel van een serie interviews probeert zij een antwoord te vinden op deze vraag. Bovenstaand interview is het vierde en laatste interview van de serie. Het eerste met theologe Marian Geurtsen vindt u hier, het tweede met predikant Aart Mak hier, het derde met onderzoeker Claudia Venhorst hier.