Climax
In Turbulentie beschrijft Annette Herfkens hoe ze in de Vietnamese jungle een vliegtuigcrash overleeft. Na zeven dagen bereikt ze de totale overgave in ‘een moment van extatische vrijheid’:
‘Ik ben het moment. Ik behoor toe aan het Leven zelf! Aan het universum. Aan God.’
‘Leven’ en ‘universum’ en ‘God’ lijken samen te vallen in haar mystieke ervaring. Maar zijn ze ook met elkaar inwisselbaar? Elkaars synoniem?
Ik denk eerder dat er sprake is van een opbouw. De opbouw van een climax. Het woord ‘God’ onderscheidt zich als het hoogste, het overstijgende, het ultieme. En dat vooral in het tere, het kwetsbare: de vreemde, overvloedige liefde die ze in die bizarre situatie ervaart. God als het beste en edelste in een mens, juist als hij niet meer is dan een wrak.
Voor dat specifieke ‘gevoel’ hebben we dan toch blijkbaar het woord ‘God’ nodig. Het enige woord dat deze ervaring dekt.
Magneet
Eigenlijk ben ik het zat, het getob met dat woord. Als ik zie hoeveel ‘God’ betekent voor mensen die er open voor staan, hoe ‘God’ een werkelijkheid is in veler leven, dan moet het maar zo zijn dat hele volksstammen bij dat woord aan een kille regelneef in de hemel denken. Dat is onvermijdelijk. Elk woord kan immers tot Babylonische spraakverwarring leiden.
De beleving van de God van de traditie is ook niet zo eenduidig theïstisch als in de huidige theologie soms wordt afgeschilderd. Onze voorouders ervoeren God niet uitsluitend als een ‘bovennatuurlijk, van ons gescheiden wezen’, maar juist midden in de aardse werkelijkheid.
Het is allemaal niet zo zwart/wit.
Zo bezocht ik een doodzieke man in het ziekenhuis. Hij was bepaald niet kerks, type liberaal volksgeloof, maar hij had vast wat we zouden noemen zo’n ouderwets ‘theïstisch godsbeeld’.
Waarom herinner ik me dat bezoek als zo warm en troostrijk?
Nauwelijks nog uit zijn woorden komend zei hij: ‘Dominee, wilt u nog eens wat voorlezen over God? Het maakt niet uit wat. Want als je zo ziek bent als ik, dan hoor je die dingen zo graag.’
Dan hoor je die dingen zo graag…
Die dingen van God. Dat woord ‘God’ dat alles naar zich toe trekt als ijzervijlsel naar de magneet. Een veld van liefde.
Vijver
Ja, ik weet ook niet wat het is en ik heb er geen enkel rationeel argument voor, maar niets of niemand ter wereld kan mij afbrengen van het besef dat er een Liefde is waarin wij allemaal thuiskomen. Ongeacht of je dat nu God, Allah of Brahma noemt. Of licht, bron, het numineuze, het heilige, Nirwana, Logos of helemaal Niets.
Natuurlijk is het woord ‘God’ te klein om dat mysterie te bevatten. Daarom moet het ook gezien worden als een symboolwoord dat verwijst, van zichzelf vandaan: het convergerende punt op de horizon, van waaruit talloze lijnen divergeren in een onbevattelijk universum.
Een puntje in de verte, meer is het niet, dat woord ‘God’. Het is in zichzelf niets dan een betekenisloze soortnaam. Het is behelpen zoals elk dichtwoord behelpen is. Maar het roept werelden op.
Voor mij is het van jongs af aan een stille vijver van licht.
Die schoonheid en liefde weerspiegelt.
Aan de oevers waarvan een mens altijd weer op adem komt.
Daarom wil ik het niet kwijt.
Buber: Ich und Du
Tot zover mijn beleving. En ik bevind me in uitstekend gezelschap. Bijvoorbeeld van Martin Buber. Hij stelt: ‘Waar zou ik een woord vinden dat hierop gelijkt om het hoogste aan te duiden? […] Wij kunnen het woord ‘God’ niet schoonwassen en wij kunnen het niet heel maken.’
Echter… veel belangrijker dan het spreken over God acht hij het element van de relatie. Belangrijker dan het woord ‘God’ is de levende werkelijkheid daarachter. Dat ik die aanspreek: Jij.
Liefde, onze diepste bron, kan immers niet anders dan persoonlijke ontmoeting zijn: Ich und Du.
Of zoals Erica Meijers zijn filosofie samenvat: ‘God is de eeuwige Jij die onder alle omstandigheden een tegenover blijft.’
Tja, ik kan niet anders zeggen dan: helemaal mee eens. Toen ik alles beetje bij beetje weghaalde wat de religie zou hoog had weten op te bouwen bij mij, hield ik uiteindelijk alleen een stukje God over.
Daar heb ik ook afstand van gedaan en voor 2 hele seconden was de wereld even helemaal zwart, kil en ontdaan van alle liefde. En het raarste was dat het leek alsof ik mijzelf ging ontkennen. Het voelde als een amputatie van iets levensgevends.
Toen besefte ik dat God niets met religie te maken had; hij is er gewoon of er nu wel of niet religie is of men wel of niet in hem gelooft. God is.
En dat niet alleen; God is altijd benaderbaar. In tegenstelling tot allerlei schuld en doe gebasseerde religies die God’s liefde als voorwaardelijk presenteren.
Het maakt ook niet uit of mensen wel of niet in God geloven. Het heeft niets met geloven te maken, God is en dat weten we allemaal al van nature. Dat is geen actieve daad, God is al onderdeel van je.
Niet in God geloven is een actieve daad. Wat overigens weer prima is want iedereen heeft zijn eigen pad in dit leven. Maar zelf koester ik elk sprankje Gods besef in mijzelf.
Hoe groot is God werd mij eens gevraagd door een theologiestudent. Mijn antwoord: Elke mens is geschapen naar het beeld van God en al die miljarden beelden van God is niet God. Het verbod om een beeld van God te maken onderstreep ik volledig. Elk beeld dat wij mensen van God maken is nu eenmaal niet God. Wanneer we ons bewust zijn dat elk spreken over God een menselijk spreken is, niet meer en niet minder, dan hoeven we ons over veel zaken niet volkomen nodeloos op te winden.
*God is niets en Hij/Zij/Het is alles.
*Hij is soms oneindig ver, in een tijd van verdriet. Dan lijk je volkomen alleen. Dat is een test voor jezelf.
*Dan weer zie ik in de ogen van een ander, die flits van herkenning: jij bent ik en ik ben jij.
En God is daar dan opeens ook bij.
*God is: Ik Ben…die ik was, die ik ben, die ik zijn zal…
*God heeft 99 namen, maar eigenlijk zijn de namen niet te tellen.
*God is in Jezus tot leven gekomen, zo wordt verteld, en wij kunnen proberen Jezus na te volgen om zo dichter bij het grote raadsel te komen.
*In de ontkenning van Hem zit de erkenning. Want waarom zou je iets dat niets is zelfs maar een naam geven.
*God IS “De Naam” (HaSjem). Zo wordt de echte naam niet genoemd, want wie zijn wij dat wij die zouden kennen en noemen?
*De Eeuwige is in de aarde, de lucht, het water en het vuur…In alle bewegende en roerloze verschijnselen, in het zichtbare en onzichtbare…
*Al blijf ik woorden rijgen,
De ketting is nooit klaar…
‘T past beter om te zwijgen.
Stil… toe…stil nu maar…
✴✴✴
God is…dat klopt niet. We kunnen als mensen niet verder komen dan volgens mij is God…Door de stelling: God is…heeft door de eeuwen heen miljoenen mensen het leven gekost en worden om die reden nog steeds mensen onderdrukt, vervolgd en vermoord, alleen al om die reden kunnen we onmogelijk stellen God is…, maar hooguit prevelen: volgens mij is God.
Het klinkt inderdaad allemaal mooi en prachtig, maar we kunnen anderzijds toch onmogelijk ontkennen dat miljoenen en miljoenen helemaal niets hebben met mooie teksten. Die vinden juist dat de ware god, vol van liefde, genade enz. enz. mensn eeuwig laat kreperen, dat mensen in zijn naam elkaar het leven zuur willen maken en desnoods de dood injagen. Ook deze mensen willen hun god niet kwijt. Uiteindelijk wil de in God gelovige mens zijn/haar godsbeeld niet kwijt, of vergis ik me?
Dat God mensen zou laten creperen is natuurlijk maar een idee van mensen met een bepaald Godsbeeld, de God die bepaalt of er ergens wel of niet een mus van het dak valt, ergens een tornado of tsunami losbarst (Voltaire was de eerste die dit betwijfelde) , iemand ziek wordt, of slaagt voor zijn rijexamen. Mijn hele jeugd stond in het teken van zo’n God, ik bad dus ook steeds voor goede afloop van dit of van dat, er was geen toeval, wel een Voorzienigheid. Ook het oude testament en de koran dragen die boodschap uit.
Wanneer het zogeheten oude testament niet vertaald wordt naar het hier en nu heb je zeker gelijk. Maar reeds de Mondelinge Torah onderwijst dat de Schriftelijke Torah niet gelezen kan worden door alleen te stellen: dit, of dat staat er. Je zult altijd de vraag moeten stellen, dit, of dat staat er en wat kan en moet ik daarmee in deze hier en nu situatie.
Wie stelt dat zo binjamin, jij of de Schriftgeleerden? In de Koran heet dat Tafsir, en dat kan alleen door geleerde oude heren, die de Koran trouw zijn, niet door simpele zielen dus!
Klopt. De basis van de Mondelinge Torah is de Talmoed bestaande uit Misjna en Gemarra. De Mondelinge Torah gaat altijd door, omdat aldus onze wijzen: Er altijd geleerden zullen zijn die antwoorden zoeken naar de noden van de tijd. Zo kwam men b.v. tot het inzicht dat de doodstraf afgeschaft moest worden, omdat omdat een mens niet het leven van een ander mens kan nemen. Dat geschiedde tijdens de Romeinse bezetting en voor de val van de Tweede Tempel (70 na Chr.) De Mondelinge Torah en de Schriftelijke Torah vormen een eenheid.
Dank voor jullie reacties!
Er wordt altijd nogal schamper gedaan over mooie woorden. Dat begrijp ik niet. De woorden voor bv. je geliefde kunnen niet mooi genoeg zijn. Zo kunnen de woorden voor (wat ik noem) God al helemaal niet mooi genoeg zijn.
Zeker is het dat mensen hangen aan hun godsbeeld, zoals ik ook schrijf. Dat is ieders vrijheid. Het heeft wel te maken met de m.i. misvatting dat ‘God’ als een wezen wordt gezien. Ik kan alleen maar vertellen hoe ik het beleef: God is voor mij geen ‘wezen dat zus of zo’ is. Ik heb geen godsbeeld. Ik draai het om: ik ervaar, dwars door de chaos en ellende heen, een liefde als bron en geheim van het leven. En die ervaring, die werkelijkheid, noem ik God, als symboolwoord voor het ultieme.
Dan kom je dus dicht in de buurt van de mysticus Ruusbroeck Wim. Detail: hij kreeg bezoek van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die wel onder de indruk waren van zijn mystiek, maar hem toch weer de kerk binnen wilden loodsen (hij zat in een boshutje in het Zonienwoud).
Voor mij als 80 jarige is God soms heel ver weg. Een joodse rabbi schreef het boek: ” God zoekt de mens”. Ik heb niets met Dawkins, al vind ik geloof in God heel moeilijk. Zoekt en gij zult vinden. Maar wanneer dan?
Er is helemaal niets mis mee met mooie woorden, maar die mooie woorden moeten wel hun beslag vinden in daden. Als woord en daad te ver uiteen gaan lopen worden mooie woorden, lelijk en misplaatst.
Dank weer allen.
O, wat heeft me dat altijd aangesproken, Dirk, dat Zoniënwoud van Ruusbroec! Die luitjes hoefden hem niet de kerk in te lokken. De mensen kwamen vanzelf wel naar hem toe (merk ik zelf ook nu ik met emeritaat ben).
Rinus, God zit soms verscholen waar je het niet zou zoeken. Misschien verwacht je het teveel in een ervaring. Moeder Theresa heeft in Calcutta nooit een Godervaring gehad. Toch ben ik ervan overtuigd dat hij/zij/het daar altijd was.
Zeker, Binjamin, niet voor niets is in het hebreeuws woord en daad hetzelfde: dabar.
Het woord was meer dan daad alleen, volgens Johannes kwam het overeen met God zelf! Was het Woord er al voor de schepping eigenlijk??
Dank Dirk.
Maar Johannes speelt met het Griekse Logos. Daar klinkt iets heel anders in mee, namelijk uit de Griekse filosofie, de stoïcijnen, zoiets als ‘beginsel’. In het Hebreeuwse taaleigen is het woord de daad. Trouwens, God is zijn ‘debarim’, zijn woorden/daden vallen samen.
Je laatste vraag onttrekt zich aan onze waarneming…
Ik zou zeggen: typerend voor God is nu net dat in hem/haar geen voor of na is. Pas met schepping begint tijd. Zoiets…