Vandaag de zevende brief van deze briefwisseling, geschreven door Hendro Munsterman (brief 1 hier, brief 2 hier, brief 3 hier, brief 4 hier, brief 5 hier, brief 6 hier). Het is zijn laatste brief. Volgende week de laatste brief van Harrie van den Akker.
Beste Harrie,
Voordat ik met de deur in huis val en antwoord op de door jouw in je vorige brief geopperde zaken, hecht ik er aan – op de drempel van deze nieuwe en tevens mijn laatste brief – je te zeggen hoezeer ik onze dialoog van belang acht en waardeer.
We hebben het in de katholieke kerk nodig om frank, vrij én respectvol met elkaar te kunnen praten over zaken die ons gedeelde geloof betreffen, maar ook de verschillen in nuances of verschillen in opvattingen überhaupt. Niets is erger (ik zou het zelfs een ‘ecclesiologische doodzonde’ noemen) om in hoekjes te blijven zitten en af en toe een ’trap naar de overkant’ te geven. Vele van deze ’trappen’ zijn overigens vaak al zulke open deuren geworden dat jongere katholieken er vaak moe en moedeloos van worden. Daarom nu al vast hartelijk bedankt voor de tijd en energie die je in onze dialoog hebt willen stoppen!
Maar OK, omdat je er om vraagt… toch nog een paar speldenprikjes terug. Speldenprikjes die ik niet bedoel om pijn te veroorzaken, maar als een soort acupunctuur die (wellicht… ooit…) weldadig mogen zijn voor onze kerk en haar boodschap van een liefhebbende, bevrijdende God.
Aanpassing
Één van de zinnen uit je laatste brief waar ik bleef haken was de volgende: “Een relevante vraag is of de wereld zich moet aanpassen aan de kerk, of de kerk aan de wereld”. En je voegde er aan toe: “Ik denk toch echt het laatste”. En ik vind dat linke soep! Het automatisme dat uit die uitspraak lijkt (!) te spreken bevalt me niet. (Ik schrijf uitdrukkelijk “lijkt” omdat ik vermoed dat je mijn volgende paragrafen vast – minstens grotendeels – zou kunnen onderschrijven.)
We hebben namelijk in het verleden zoveel voorbeelden gezien van de kerk die zich aanpaste aan de tijd – en waarvan we nu tot onze spijt moeten vaststellen dat we ons schromelijk vergist hebben – dat voorzichtigheid geboden is.
Ik denk bijvoorbeeld aan de opstelling van (vooral de protestantse) kerken tijdens het nazisme. De nieuwe heilsorde werd veelal klakkeloos en kritiekloos overgenomen. Of de aanpassing van de katholieke kerk aan de staatsinrichting en gebruiken in het Romeinse Rijk. Of zelfs de aanpassing van de schrijver (of schrijvers?) van de brieven aan de Kolossenzen en Efeziërs (waarschijnlijk niet Paulus zelf, hoewel deze brieven aan hem zijn toegeschreven) aan de gebruiken van zijn tijd als hij slaven oproept hun meester in alles te gehoorzamen (Kol 3, 22; Ef 6, 5).
Het lijkt me dat twee extremen vermeden moeten worden. Enerzijds het zich terugtrekken uit “de wereld” en een sektarische club van arrogante en geïsoleerde betweters worden. We weten allebei dat deze tendens in bepaalde katholieke kringen aanhang geniet. Maar hier citeer ik graag de prachtige uitspraak van Edward Schillebeeckx: “Buiten de wereld geen heil” (een woordspeling op het aloude “buiten de kerk geen heil”, waarmee eeuwenlang de verdoemenis van buitenkerkelijken en niet-katholieken werd beargumenteerd).
Natuurlijk laat de schrijver van het Johannes-evangelie Jezus zeggen dat zijn volgelingen niet “van de wereld” zijn (Joh. 15, 19). Maar dat betekent niet dat zij niet “in de wereld” en “voor de wereld” moeten zijn. Zij staan er niet boven, en niet buiten. Gods heil is juist vóór deze wereld, die Hij immers volgens het zelfde Johannes-evangelie “zozeer heeft liefgehad dat hij Zijn eniggeboren Zoon zond” (Joh. 3, 16).
Het andere extreem dat vermeden moet worden is een eenvoudige aanpassing. De wereld is geen paradijs. Tijden komen en gaan. Niet alles wat zich in de mensheid en aan de mensheid toont, is het waard om ook gevolgd te worden. Het christendom heeft daarom ook een sterke profetische opdracht. Het christendom en de kerk moet ook een kritische instantie zijn en blijven. Als het gaat om gerechtigheid, armoede, ecologische zaken, enz. Maar ook als het gaat om religieuze kwesties, vragen die rond ethische zaken draaien (bio-ethiek, seksuele moraal, enz.). Niet omdat christenen betweters zijn en zij per definitie het gelijk aan hun kant hebben. Maar wel omdat niet alles wat kan, ook per definitie moet, of moet kunnen.
Beide extremen zijn verleidelijk, want zij zijn in zekere zin ‘gemakkelijk’. Simpele antwoorden en attitudes zijn het. Kritisch denken is eigenlijk niet gevraagd. Beide extremen delen de wereld in een zwart en een wit deel in – hoewel elk van beiden de grens anders trekt.
Ik stuitte laatst op een prachtige uitspraak van de Franse filosoof Marcel Gauchet: “La modération n’est pas la mollesse. Elle demande beaucoup de fermeté et un grand effort sur soi-même. La facilité, c’est la radicalité”. (Vert: “Gematigdheid is geen halfzachtigheid. Zij vraagt veel doorzettingsvermogen en zelfbeheersing. Maar radicaliteit is gemakzucht”). Gauchet deed deze uitspraak met het oog op de huidige politieke situatie in veel Westerse landen, waar veel kiezers zich inmiddels aangetrokken voelen tot gemakkelijke populistische taal.
Maar wat mij betreft zegt het ook iets over de wijze waarop de katholieke kerk zich traditioneel (maar helaas in het verleden niet altijd even consequent!) tot ‘de wereld’ en al het nieuwe, vernieuwende dat zich daar telkens weer in voordoet, verhoudt. Zij vraagt om “gematigdheid”. Een middenweg tussen het simpelweg alle nieuwe ideeën achterna lopen enerzijds en het “tegen-cultuur-willen-zijn” anderzijds.
En gematigdheid vraagt openheid tot dialoog. Als er iets is wat voluit katholiek en christelijk is, is het wel dat: dialoog. Want de Geest waait waar Zij wil (Joh. 3, 8) – vanzelfsprekend ook buiten de grenzen van de katholieke kerk. Maar buiten die grenzen waait niet slechts de Geest. En de Geest waait vast en zeker ook binnen de katholieke kerk – ja, ook binnen haar instituties.
Enkele jaren geleden schreven de theoloog Paul van Geest en bisschop Gerard de Korte een prachtig artikel in Trouw onder de welluidende titel: “Orthodox betekent ‘open geest’”. Zij tonen aan hoe echte, waarachtige kerkelijke orthodoxie slechts kan bestaan bij de gratie van een open houding, gematigdheid en tegelijkertijd een kritische blik. Geen klakkeloze aanpassing dus aan “de tijden”, en ook geen terugtrekken op het oude, vertrouwde kerkelijk erf. Binnen de Ignatiaanse traditie heet dat “onderscheiding van de geesten”. Om de “tekens der tijd” te kunnen verstaan.
Taal en beelden
Vlak na de hierboven aangehaalde zin, schreef je verder: “Als de kerk vasthoudt aan eeuwenoude opvattingen en dito formuleringen in oude taal en vergt dat iedereen die maar moet leren verstaan, dan gaat de kerk het niet redden. Dus ‘we’ moeten wel.” En ook hier zou ik je wat willen nuanceren. Helemaal als je verwijst naar alle “werelden” waarin jij je beweegt en bewoog en waarin “een andere taal gesproken wordt dan in en door de Kerk”.
Je hebt inmiddels wel begrepen dat ik niet behoor tot het soort “papegaai-katholieken”. Ik denk niet dat we alles wat vroeger voldeed ook zomaar mee kunnen (of zouden moeten) nemen naar het heden en de toekomst. Maar ook hier geldt voor mij dat de kerk haar “taal” niet moet aanpassen aan de taal van al die “werelden”. Ik denk juist dat zij een “andere taal” moet blijven spreken – niet als tegen-taal, maar als complementaire taal. De kerk heeft juist de mogelijkheid om uit haar bronnen zaken op te diepen waaraan onze tijd zo’n grote noodzaak heeft. Symbolische taal, zingevende taal, mythische taal en mystieke taal, metaforische taal, “tweede taal” (zoals Huub Oosterhuis het noemde).
Deze religieuze en kerkelijke taal steekt de spade een stuk dieper in de grond van ons leven, want zij raakt de ziel, het hart, het innerlijke. Het is existentiële taal! Juist in onze maakbare wereld, waarin alle taal zo beschrijvend, objectiverend, wetenschappelijk, verifieerbaar, moet zijn, mogen we de mogelijkheid van deze “andere taal” niet verwerpen of onder het voetkleed schuiven.
Als de kerk zich echter gaat verschansen in de taal die overal elders ook gesproken wordt, dan gaat voor de mensheid veel verloren. Misschien kan ik het uitleggen aan de hand van twee voorbeelden uit je brieven.
Nedergedaald ter helle
In je vorige brief bekritiseerde je de uitspraak “nedergedaald ter helle” uit de geloofsbelijdenis. En je schrijft dat niemand van je mede-Brabanders “in de hel geloofde”. En je vervolgt: “Toch word je geacht ‘nedergedaald ter helle’ in onze geloofsbelijdenis braaf mee te bidden of te zingen. Daar moet je het als gelovige maar mee doen. Neemt de kerk mij en mijn denken dan serieus?”.
Ik ben geneigd je de tegenvraag te stellen: Neem jij in jouw denken de kerk wel serieus? Want moet het niet beide kanten op? De toevoeging dat Christus zou zijn “nedergedaald ter helle” in de geloofsbelijdenis dateert pas uit de 9de eeuw. Maar zij is geen wetenschappelijke, beschrijvende, historische taal. Zij is religieuze, beeldende, mystieke, mysterie-volle taal. Zij beschrijft geen historische gebeurtenis, maar is uitdrukking van het heil dat Christus aan alle (!) mensen gebracht heeft, inclusief hen die voor hem geleefd hebben. En ik zou er als 21ste-eeuwse christen ook aan toevoegen: inclusief hen die het geluk niet hebben gehad Hem te kennen of als Heiland te herkennen.
Deze zinsnede heeft met “de hel” van Dante niets, maar dan ook niets van doen. Geen vuur, geen lijden. Het wil juist het tegenovergestelde uitdrukken: Christus is voor allen gestorven en Hij sluit nooit iemand uit. In existentiële taal.
Verouderde taal? Vast. Moet het daarom overboord? Dat weet ik niet. De werkelijkheid die we met deze taal uitdrukken is vele malen belangrijker dan de woorden die eraan gegeven worden. Maar laten we alsjeblieft dit “soort” taal behouden. Laat het christendom niet te “behapbaar” worden – maar ook een uitdaging voor ons denken en mediteren.
En misschien zou een scheut mystagogische catechese onze parochies en onze gelovigen geen kwaad doen. (Ik verwijs hier graag naar een paaspreek van paus Benedictus XVI.)
Transsubstantiatie
In je eerste en tweede brief sprak je over de “transsubstantiatie”. Ik neem aan dat het een typefoutje was dat je deze beschreef als “gedaanteverandering van brood en wijn tijdens de consecratie in lichaam en bloed van Christus”. Er is namelijk helemaal geen sprake van “gedaanteverandering”. Slechts van “wezensverandering”: volgens de katholieke leer is Christus namelijk “werkelijk” in de gedaanten van brood en wijn aanwezig in de eucharistie.
Ik snap het natuurlijk wel: ik heb tientallen theologiestudenten op dit punt wenkbrauwen zien fronsen. Maar de hele grap is dat de term “substantie” in de loop van de geschiedenis van betekenis is veranderd en voor ons 21e-eeuwers precies het tegenovergestelde (!) betekent als voor de theologen die hem vanaf de 11e eeuw gebruikten om theologisch uitdrukking te geven aan het geloofsgeheim van de eucharistie.
Wanneer wij het woord “substantie” horen, denken wij aan materie, aan atomen en moleculen. Middeleeuwse theologen hadden echter de term bij de Griekse filosoof Aristoteles gevonden (“substantia” was de Latijnse vertaling van het Griekse “ousia”), bij wie het “het wezen” van iets uitdrukte, tegenovergesteld aan alles wat niet wezenlijk en veranderbaar is (de zogenaamde “accidenten”).
Voorbeeld: als ik een lepel in mijn hand heb, dan zijn de kleur ervan, de materie waarmee het gemaakt is, de grootte, enz. niet per se wezenlijk om toch een lepel te kunnen zijn. Wat maakt het wezenlijke van die lepel uit? Juist: het feit dat hij gemaakt is en geschikt is om er (soep of iets anders) mee te eten.
Kleur, grootte, materie zijn volgens Aristoteles en de Middeleeuwse theologen de “accidenten”; het feit dat dit ding er is om mee te eten, d.w.z. het “wezen” ervan, is de “substantie”.
Trans-substantiatie tijdens de eucharistie betekent dus niet dat moleculen, atomen en materie veranderen; juist niet. Integendeel! Het is het “wezen” van dit brood, van deze wijn, dat verandert. Dit brood is geen brood meer om (fysieke) honger te stillen, maar is “hemels brood voor de ziel” geworden. Is Christus werkelijk aanwezig? Voor katholieken wel. Die aanwezigheid van Christus in de eucharistie is slechts ongrijpbaar en onbegrijpelijk voor hen die “werkelijkheid” verwarren of teveel samendenken met “materialiteit”.
De term is dus een filosofische term – geen natuurwetenschappelijke. Dan gaan we onherroepelijk de mist in. En wordt de eucharistie tot magie. (Je weet wellicht dat “hocus pocus” een verbastering is van het Latijnse “hoc est corpus” – “dit is mijn Lichaam”?)
Maar er is nog een reden om gerust gesteld te zijn. Katholieken geloven namelijk niet in de transsubstantiatie. Zij geloven dat in en onder deze gedaanten van brood en wijn, Christus werkelijk en wezenlijk onder hen aanwezig is. (Dat geloven zij bovendien samen met hun protestantse en orthodoxe zusters en broeders).
En zij denken (!) dat het filosofisch-theologische woord transsubstantiatie een geschikte term is om aan dit mysterie dat ons denken altijd zal overstijgen uitdrukking te geven. Maar het woord is maar een hulpmiddel.
De term wordt problematisch als zij niet meer begrepen wordt. En dat wordt zij niet meer. Daarom wordt zij ook nauwelijks meer gebruikt (heb jij hem nog wel eens gehoord in de kerk?). Maar het is “andere taal” dan die we gewend zijn. En de kerk moet deze andere taal spreken om kerk te kunnen zijn. Het gaat in de kerk namelijk niet om het “accidentele”, maar om het “wezenlijke”.
Gevoel
Ik wil ten slotte nog reageren op een laatste zinnetje uit je brief die is blijven hangen – of eerder nog een woord: ‘gevoel’. Zo schreef je: “Met welk godsbeeld voel je je meer in de palm van Gods hand?” Het woord ‘voelen’ kwam ook in je eerdere brieven een paar keer voor. Hoewel ik niet behoor tot diegenen die ‘gevoel’ als irreëel willen afdoen – integendeel – zou ik hier ook wat nuance willen aanbrengen.
Ik moest bij het lezen van het woord denken aan de slogan van de KRO-campagne van twintig jaren geleden: “Het gevoel blijft”. Het is typisch voor een zich katholiek noemende organisatie die schijnbaar met haar katholieke wortels weinig meer anders kon (kan?) dan het vatten in nostalgische gevoelens. Maar als slechts het gevoel blijft, blijft er al snel weinig anders meer over. Ik hoor bij de KRO weinig anders dan vaag gepraat over “normen en waarden” – de programma’s die zij van het inmiddels opgeheven RKK geërfd heeft vanzelfsprekend daargelaten.
Graag pleit ik er voor om met jou, met jullie, met katholieken van allerlei snit, in solidariteit met onze geloofsgenoten van protestantse en orthodoxe huize, een steek dieper te gaan. Dit gevoel te koesteren, maar de wortels van dit ‘gevoel’ weer te herontdekken én tegelijkertijd te actualiseren. Opdat dit gevoel beklijft, verinnerlijkt, groeit, opnieuw kan bloeien.
En daar hebben we elkaar voor nodig, gelovigen van allerlei snit. En eerlijke discussies. Zoals deze. Nogmaals dank!
Groet,
Hendro
PS: Ik verheug me ontzettend over het initiatief van De Zinnen om ons virtuele debat ook half december in Utrecht werkelijk te laten plaatsvinden – samen met denkers en doeners uit andere streken van de Nederlandse katholieke wereld.
Ik vindjullie discussie buitengewoon boeiend en kan met veel van wat je zegt, meegaan. maar Ik vind dat je nu te gemakkelijk omgaat met het begrip transsubstantiatie. Ik zal hier niet ingaan op de verschillen in interpretatie tussen bijvoorbeeld Rooms-katholieken en Lutheranen ( die qua opvatting nog het dichtst staan bij R-Katholieken, maar er alleen op wijzen, dat het Protestanten en Orthodoxen nog altijd niet is toegestaan in de RK.-kerk ter communie te gaan, van wege het verschil in interpretatie.
Ik vind dat we er voor moeten oppassen verschillen te gemakkelijk onder het tapijt te vegen (Ik vind overigens dat jij dat in het algemeen zeker niet doet!!). We moeten verschillen erkennen en ze vervolgens van elkaar respecteren.
Het is hier eerder gezegd: er is geen vergelijk mogelijk. Vallen over een verkeerde interpretatie van de term transsubstantiatie is nog tot daaraan toe, maar om die term nu zo belangrijk te achten dat men meteen de hele theorie erachter weer meent te moeten spuien, laat zien dat we ver afgedwaald zijn van waar het ooit om begonnen is: de spirituele vereniging van onze ziel met Jezus de Christus m.n. ‘in onze binnenkamer’ (Mat. 6:6), en tijdens een agape-viering van vrienden die zich samen willen gaan bezinnen op het leven en de woorden van hun voorganger in het geloof, Jezus van Nazareth. Ik vind het treurig dat hier dus weer vorm boven (spirituele) inhoud blijkt te moeten gaan in bepaalde kringen, en de vrijheid feitelijk ontbreekt (anderen duidelijk wordt onthouden) om aan die inhoud ook in vrijheid gestalte te geven. Dat nog kritiseren is zinloos. Ik ga daar dan ook niet verder op door.
Wél zou ik willen aanraden om bijvoorbeeld het recente boek van de cultuurhistoricus Jacob Slavenburg – “Het verguisde Christendom | Oorsprong en teloorgang van de vroegste ‘kerk’ ” (2016); een herziene versie van zijn ‘Opus Posthuum’ uit 2001 – eens goed te bestuderen, want daarin wordt weer eens tot op grote hoogte zeer goed aangegeven waar het in essentie aanvankelijk om is gegaan in onze geloofsrichting: leven en werken vanuit godservaring, ‘christusbewustzijn’, alsmede het levend houden (herbronnen) en verdiepen daarvan. Te weinig zie ik bij partijen (ook hier) serieus aandacht voor die fundamentele, existentiële geloofservaring (zie de heilige woestijnvaders/kluizenaars), en dan kom je uiteindelijk steeds terecht bij fantasterij en intellectualisme zonder verworteling in de Geest en het leven zelf.
Praten alleen, discussie (het uitdelen van verbale, intellectualistische slagen) heeft dus geen zin. Daar kwets je alleen maar mee, en bewerk je slechts emotionele kortsluiting en afsluiting. Gekwetste mensen zijn bepaald nooit genegen om iets tot zich door te laten dringen.
We moeten terug naar de stilte, ontvankelijkheid, raakbaarheid voor het Woord, de liefdevolle zelfgave / overgave aan de Heer zelf (het innerlijk gebed), en de biddende reflectie op de Bron(nen). Pas wie stil wordt en alle wapens, vooringenomenheden en gehechtheden durft af te leggen, die heeft kans om tot de ultieme waarheid – het Rijk Gods – te naderen. Ik wens dat eenieder van harte toe: volg Jezus in Mat. 6:6 en het voorbeeld van de woestijnvaders; zwijg en geef U met huid en haar aan de Heer; begeef U ‘in uw binnenkamer, sluit de deur achter U en bid tot uw Vader die in het verborgene is’, zo vaak als gij kunt, want daarmee begint alle christelijk geloven! Wat daar dan voor ‘kerk’ uitkomt, zal God, de Heer en ons verder worst wezen. De omgekeerde weg bewandelen voert daarentegen zichtbaar tot niets!
Beste Coos,
De katholieke weigering baseert zich niet in het verschil in het denken over de werkelijke aanwezigheid van Christus in de eucharistie! Lees bijvoorbeeld “From Conflict to Communion” (n° 149-156): http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/chrstuni/lutheran-fed-docs/rc_pc_chrstuni_doc_2013_dal-conflitto-alla-comunione_en.html
De echte reden zit hem in de ambtsleer. Maar misschien heeft paus Franciscus op 31 oktober een verrassing in petto? (Er gaan op dit moment geruchten…..)
Je zag de bui al in het begin van deze briefwisseling hangen en het gaat nu compleet de mist in met gekibbel op schoolkrantjesniveau. Totaal zinloos.
Nou, niet lezen dan. En bespaar ons je cynische commentaar: daar wordt de wereld niet beter van.
Iemand moet het doen!
Een filosofisch begrip van de transsubstantiatie.. Vind ik best mooi – kan ik volgen. Maar nu de praktijk die geworden is tot een letterlijke inhoud met alle gevolgen van dien. – den eendimensionale formulering.. en de tweede taal, zoals die van Oosterhuis, mag niet meer. Zie het KN – met het bericht dat Rome anders is gaan denken over cremeren – as uitstrooien e.d. Anders denken betekent een stap terug in de tijd. Mijn as zal t.z.t worden uitgestrooid – vrijheid, ruimte, diepte, aan de horizon voorbij. verbinding met het mij overstijgende. Mag van mij het liefst boven de zee…
Een concreet punt: als begraven verre de voorkeur heeft boven cremeren ivm geloven in de opstanding, de verrijzenis, dan zul je geen graven meer mogen ruimen…. Joodse graven mogen ook niet geruimd worden Hoe los je dat op? Of niet? Eindeloos stapelen? Wat is er over van een lichaam na zoveel jaren? Wat botjes…… eventueel resten van wat kleding. Is de grond voor begraafplaatsen beschikbaar? Mogen we in geval van nood kerkelijke grond gebruiken? vast niet… Waar gaat dit op uitdraaien?
Over begraven en cremeren: In Uitvaartinternetdiensten, die ik net als uitvaartondernemers wekelijks krijg staat de Romeinse instructie:
CONGREGATION FOR THE DOCTRINE OF THE FAITH
Instruction Ad resurgendum cum Christo regarding the burial of the deceased
and the conservation of the ashes in the case of cremation
We zijn weer terug bij begin zestiger jaren – in geval van een crematie kan een kerkelijke uitvaart geweigerd worden…..